Het heeft gesneeuwd, er was kwarktaart bij het ontbijt, ik ben vandaag 44 geworden – precies op de helft van 88, mijn voorlopige streefleeftijd. En nu ben ik dit stukje aan het schrijven.
Ik hoor niet bij de mensen die ervan dromen hun leven over een andere boeg te gooien. Alsnog leren kitesurfen, tuinarchitect worden of welja, politicus – het kan hoor, maar ik koester de sleur te veel om het leven een zwiep te geven. Bestaat er een groter geschenk dan je groef te hebben gevonden?
Zo dacht ik er tot voor kort tenminste over. Tot ik laatst een flyer onder ogen kreeg van de Kijkuniversiteit. Het was een kleurloze en daarom opvallende folder. Alleen deze twee citaten: „Zien, zien op aarde, hoe kan iemand die les vergeten?” – Albert Camus. En: „Er is zoveel te zien aan onverpakte cadeautjes en gratis verrassingen” – Annie Dillard. Toevallig horen die twee tot mijn lievelingsschrijvers. Dus ik naar de website.
De Kijkuniversiteit bleek jaren geleden al in stilte te zijn opgericht met als doel de algehele bevordering van de onbevangen blik. Het is een driejarige opleiding waarin je opnieuw leert kijken. En dat leer je van mensen die dat goed kunnen: kunstschilders, fotografen, maar ook piloten, privé-detectives, dichters, gedragsbiologen, scheidsrechters en cultureel antropologen. Soms door hun werken te bestuderen, soms spreek je ze in persoon. Zelfs mystici en kinderen zijn er soms gastdocent.
Collegegeld was naar draagkracht. Je krijgt er geen studiepunten voor, de opleiding is niet officieel erkend. Je kunt er in feite dus helemaal niets mee. Maar ik knipperde met de ogen: waarom had ik hier niet eerder van gehoord?
Je ogen ontgiften
Als ik toch iets aan mijzelf zou willen veranderen, dan zijn het mijn ogen. Vanaf eind veertig begint het menselijk lichaam te krimpen, elke tien jaar een centimeter ofzo. Maar ik heb het gevoel dat ogen veel harder krimpen dan de rest. Als je twintig bent zijn het al lang niet meer die sponzen die je had als kind, die de wereld onbekommerd opslurpten. Voor je het weet heb je alles al een keer gezien. Je weet al wat er komt. Kwarktaart. Van Dr. Oetker.
Er zaten dit keer van die zilveren balletjes op, zoals in kogellagers, waardoor je denkt dat je tand barst. En hagelslag, misschien roze en groen, ik weet het niet eens meer. Je gaat op een dag kijken zoals je snoept: gedachteloos. Daarom was ik zo verrukt door die Kijkuniversiteit. Daar leer je de wereld op te schudden als een sneeuwbol.
Speciale toelatingseisen bleken er niet te zijn, behalve dat je een beetje uit je doppen kunt kijken – maar dat laatste hoefde je niet letterlijk te nemen. Wie wel eens droomt weet dat je geen ogen nodig hebt om te zien. Juist blinden bleken welkom aan de Kijkuniversiteit, die draaide juist om het geestesoog. Wat je echt ziet zit vaak in de weg.
Op de site stond wel de waarschuwing dat de opleiding niet makkelijk was: de meeste mensen haken in het eerste jaar af. Dat introductiejaar heeft als doel je ogen te ontgiften. Dat jaar begint nog ‘leuk’: met de opdracht een rondje door je eigen buurt te lopen met iemand die je niet kent. Verder zaken als aquarelleren, het uit je hoofd natekenen van sterrenstelsels en je eigen moedervlekken, allerlei bekende mindfulnesstechnieken. Maar het eindigt pittig.
Als een bordwisser veeg je alles uit wat je tot dan toe van de wereld dacht te hebben gezien. Valse herinneringen. Zelfbeelden. Vooroordelen. Alle hokjes en labels die het zuivere zien beletten. Links, rechts, goed, kwaad, kwarktaart: alles gaat eraan. Dat schijnt zo confronterend te zijn als een blik in de onopgesmukte ochtendspiegel.
Bovendien is dat eerste jaar streng. Mobieltjes zijn verboden op locatie. Dat is nog tot daar aan toe. Maar je mag ook een jaar lang helemaal niets lezen, zelfs geen krant. (Hoe dat gecontroleerd wordt, is mij een raadsel.) Hier speelt mee, zo las ik, dat je ogen zo rust krijgen.
Rust loopt als een rode draad door de opleiding. Slaaptraining behoort tot de belangrijkste leerdoelen van het eerste jaar. Niet gek, mensen zijn tegenwoordig uren langer wakker dan honderd jaar geleden, door kunstlicht en schermpjes. Wie wil zien moet wakker zijn. Maar juist wie wakker is, kan het gaan duizelen.
Eén module is volledig gewijd aan de verloren kunst van uit het raam staren. Hier leer je de focus af die de moderne mens zulke gespannen oogspieren bezorgt. Dat begint eenvoudig: staren in kampvuren of naar de zee. En zo steeds verder, tot je als het ware teruggaat naar je fabrieksinstellingen: de onbevangen-baby-blik. Die heel wazig en vlekkerig is, niet voor niets proberen baby’s alles op de tast uit, ze grijpen en tasten naar de wonderen omdat hun ogen het nog niet doen.
Je ziet juist minder. Dan wordt het moeilijk.
„Je denkt: wat doe ik hier”, las ik bij de reviews. „Je wordt gek van je eigen gedachten als in een witgeverfde, geluidsdichte kamer. De ruis, waarvan je dacht dat-ie in je mobieltje etc zat, blijkt in je hoofd te schuilen.”
Dat is precies de bedoeling, begreep ik. Dat eerste jaar kom je letterlijk bij zinnen, bij je zintuigen dus. En gaandeweg besef je dat je gek zou worden van je eigen zuivere blik. Dat kijken niet kan zonder denken, zonder denkraam. Alleen moet je dat denkraam opnieuw timmeren. Dat gebeurt in het tweede jaar.
Mobieltjes zijn dan weer toegestaan. Sterker, ze zijn onderwerp van de studie. Eén van de pittigste delen van het curriculum bestaat uit een grondige studie van de wiskunde en de economie achter de algoritmen die bepalen waar onze oogbollen naar toe draaien. En er is één – weliswaar facultatieve – praktijkmodule die wel heel merkwaardig lijkt: studenten moeten de tien dierbaarste foto’s op hun telefoon uitkiezen. Vervolgens krijgen ze de opdracht die na te tekenen. Daarna moeten ze de foto’s definitief verwijderen.
Dat tweede jaar mag je ook weer lezen. Wel wordt aangemoedigd om boeken voor te lezen aan mede-cursisten. Of lezen in bad met een audioboek op de bluetooth-speaker. En liefst geen klassiekers. De schrijvers op de flyer staan bewust níét op de lijst. Ook een klassieker als Ways of seeing van John Berger zul je er niet vinden. „De Kijkuniversiteit wil ogen wakker kussen, platgetreden paden passen niet in ons programma.” Meer waardering oogst je met een curiosum als The Art of Seeing: An Adventure in Re-education van Aldous Huxley, over alternatieve oog-geneeskunde. Sowieso oscilleert de hele opleiding tussen enerzijds heilig respect voor en anderzijds gezond wantrouwen tegen bestaande expertise.
Je kunt dat tweede jaar kiezen uit allerlei praktijklessen: bacteriën bestuderen met de microscoop, sterren kijken met de telescoop of juist het blote oog. Ook is er een keuzemodule dronebesturen, die je zowaar kunt koppelen aan biologielessen over het blikveld van haviken. Supergaaf.
Een van de naar het schijnt leukste opdrachten is geïnspireerd op het werk van antropoloog Daniel Miller. Die ging als veldwerk praten met mensen die in de supermarkt boodschappen deden. Zijn studie naar consumeren schijnt hallucinant en verrassend te zijn, je loopt nooit meer op dezelfde manier door een winkelstraat (hij zegt niet dat mensen shoppen omdat ze materialistisch en oppervlakkig zijn, maar dat ze spullen kopen om liefde te geven aan naasten – maar de finesses zal ik nog leren).
Opmerkelijk vond ik de modules ‘lichaamstaal lezen, met naar keuze een paard of een hond als docent’ en de module ‘schaamte is de grootste oogklep van al’ (zonder toelichting). Maar verder is dat tweede jaar nog behoorlijk empirisch van insteek. Het heeft als belangrijkste leerdoel blikveldverruiming, van ultraviolet tot infrarood. Van quatsch tot harde wetenschap. Het derde en afsluitende leerjaar is veel…
Mystieker! Dat draait om dingen zien die er niet zijn. Poëtische of wetenschappelijke verbeelding. Maar ook aan visioenen opwekken, leren lucide te dromen.
Over dit jaar staat weinig informatie op de site, behalve dat het wordt afgerond met dezelfde opdracht als waar het eerste jaar mee begon: een wandeling door de eigen straat. Als ik de reviews mag geloven, ervaar je die wandeling dan als een soort paddotrip.
Iedereen slaagt in principe. Er is geen certificaat, behalve dat je na het derde jaar weer in mag stromen naar het eerste – dat dan waarschijnlijke nog moeilijker is, omdat je zoveel geleerd hebt dat je nog meer moet afleren om de wereld zuiver te zien.
Verliefd op de wereld
Je hebt zo’n populair-wetenschappelijke theorie dat je als je iemand goede vragen stelt en daarna lang in de ogen kijkt, je dan vanzelf verliefd wordt. Het programma van de Kijkuniversiteit deed me daar aan denken: vragen stellen, kijken, verliefd worden op de wereld. De wereld in een zandkorrel te zien, zoals de dichter William Blake het noemde. De extase van het alledaagse, lente in winter, vonken in je koffiekopje, spektakel in je taart.
Volgens mij hebben we dat nodig. We beleven een crisis van het kijken. Onze blik is door en door geformatteerd. Onze wetenschappers moeten van tevoren weten wat ze door de microscoop gaan zien. Onze kunstacademies sturen de ogen op ideologische wijze. Onze kinderen moeten stomme toetsen doen. We zijn bevangen door het mogelijke in plaats van het gedroomde. Niemand voelt zich nog gezien.
Maar nu ben ik aan het preken, terwijl je juist moet kijken. Steeds opnieuw leren kijken, opnieuw en opnieuw. Daarom lijkt die Kijkuniversiteit mij zo’n geweldig idee. Er kleeft maar één verwaarloosbaar klein nadeel aan: dat-ie niet bestaat. Maar ik zie haar zo voor me. En ik kijk uit naar de komende 44 jaar. Tegen die tijd zien we verder.