N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Dit ben ik Iedereen heeft verschillende identiteiten. Hoe worden we wie we zijn? Marc Rietveld (60) is geestelijk verzorger. Hij verloor in de coronatijd zijn broer en dat zette hem aan het denken.
„Deze maand is mijn sabbatical begonnen. Ik ben in principe tot augustus vrij. Vrij om na te denken over wat het verlies van mijn broer voor mij betekent. Tijd om na te denken over rouw, verlies en loslaten. En er zijn ook dingen in mijn werk waar ik graag wat langer op wil reflecteren. Ik heb nog een jaar of zeven te gaan. Wat wil ik daarmee? Ik heb een bijzondere baan waarin ik mij aan mensen verbind. En dat is tegelijkertijd mijn grootste valkuil, want ik vind het moeilijk om mensen los te laten. Zaken af te ronden. Hoe ga ik dat vormgeven?
„Mijn broer is in de coronatijd uit het leven gestapt. Het was een ingewikkelde man, maar wel heel succesvol en trouw aan zijn klanten. Hij verdiende veel geld. Was intelligent. Had huizen. Meerdere vrouwen. Vloog van hot naar her. Tijdens corona raakte hij in paniek. Zijn bedrijf begon in te storten en hij kon niet meer vluchten om op adem te komen; door corona was hij letterlijk aan één huis gebonden. Toen ging het niet meer.
„Ik had niet zoveel contact met mijn broer. Ons contact gaf altijd gedoe. Van jongs af aan al. Ik ben zelfs eens van huis weggelopen vanwege zijn gepest. Maar ik herken zijn gedrag. Ik heb vroeger ook zo’n soort leven geleid. Je houdt jezelf staande en bent succesvol, maar je kunt niet écht excelleren, want je ben niet écht. Je speelt een rol, en staat niet in contact met jezelf. Eigenlijk heel eenzaam. Ik werkte in die tijd in de IT, was politiek actief en overspelig. Vriendinnen zorgden voor een eiland om even te kunnen ontsnappen. Een zelfgecreëerd paradijs om die eenzaamheid niet te voelen.
„Mijn broer en ik zijn opgegroeid in een klassiek gereformeerd middenklassegezin dat later is overgestapt naar de Gereformeerde Bond. We waren met vier kinderen, mijn broer was nummer twee en de oogappel van mijn vader. Ik ben de derde en, zoals veel nummer-drie’s, de verbinder. Mijn vader was loyaal aan het klassiek gereformeerde denken en maakte veel ruzie over het geloof. Mijn moeder was politiek actief voor de toenmalige protestants-christelijke Reformatorische Politieke Federatie. Een selfmade woman die vanaf haar elfde voor haar broertjes en zusjes moest zorgen. Mijn ouders hadden een ingewikkeld huwelijk. Mijn vader keek naar haar op en zij keek op hem neer.
„Ons gezin was een beetje kapot”
„Mijn moeder was een rationele vrouw. Hard werken en ervoor gaan. Want zo had zij het zelf ook gered. Gevoelens werden niet besproken. Daar was geen ruimte voor. En dat kon ze ook helemaal niet. Ze heeft als kind volwassen moeten worden. En nooit de puberteit doorleefd. Ons gezin was daarom een beetje kapot, zo ontdekte ik toen ik mij na mijn scheiding ging verdiepen in mijn achtergrond en opvoeding. Ieder kind in ons gezin was eenzaam. Ik ook. Die eenzaamheid was vanzelfsprekend. Ons gezin is daardoor uit elkaar gevallen. Mijn broer, en ook mijn zus, zijn bijvoorbeeld niet eens naar de begrafenis van onze vader gegaan. Alleen mijn jongste broer en ik hebben altijd met iedereen contact gehouden.
„Mijn scheiding voelde als falen, maar maakte ook duidelijk dat er echt iets niet aan mij klopte. Ik was een hufter. En moest leren accepteren dat ik een hufter kon zijn. Mijn overlevingsstrategie was heel effectief geweest. Ik was maatschappelijk succesvol en had veel kennissen en vrienden, maar die strategie had niets aan mijn eenzaamheid gedaan. Daarom ben ik allerlei therapieën en opleidingen gaan doen om in verbinding te komen met mijzelf en de mensen om mij heen. En niet langer eenzaam te zijn.
„Al die trainingen brachten mij ook terug bij mijn oude studie, theologie. Ik deed een opleiding tot counselor, maar dat werk wordt door de verzekering niet vergoed. Licht opportunistisch ben ik dankzij mijn bul een opleiding gaan doen tot voorganger. Daar werden dingen wakker geroepen uit het christelijke gedachtegoed die mij vroeger ook al aanspraken. En zo ben ik het vak ingerold. Via mijn netwerken vond ik een baan als geestelijk verzorger in een revalidatiecentrum. In het begin combineerde ik dat met mijn IT-bedrijf, maar op een gegeven moment heb ik de knoop doorgehakt en ben ik op het nieuwe pad verdergegaan. Ik werk nu als geestelijk verzorger in het Universitair Medisch Centrum Utrecht, voor particulieren en ook in het Stadshospice in dezelfde stad. De mooie gesprekken die ik met mensen heb, raken mij. Aandacht hebben voor de absurditeit van het bestaan dat volstrekt onrechtvaardig kan zijn en dan toch verbonden kunnen zijn, is heel bijzonder.
„Met mijn broer heb ik dat soort gesprekken niet kunnen voeren. Daar voel ik mij schuldig over. Ik heb hem in de steek gelaten. En ik ben ook boos. Want hij wist dondersgoed dat, als hij mij zou bellen, ik acuut in de auto was gesprongen. Tegelijkertijd verwarren die gevoelens mij. Ik mis hem bijvoorbeeld niet, want wij maakten al lang geen deel meer uit van elkaars actieve leven. Al was hij wel op mijn tweede bruiloft, en kwam hij ook op kraamvisite na de geboorte van mijn derde dochter. Ik wil niet dat hij uit mijn leven verdwijnt. Ook al heeft hij die keuze zelf wel gemaakt. Een kennis van mij die ook een broer had die een einde aan zijn leven heeft gemaakt, heeft een liber amicorum gemaakt met een dag uit het leven van zijn familie. Dat vond ik heel mooi. Misschien ga ik zoiets de komende maanden ook doen.”