‘Ieder huis heeft een verhaal’: herdenken en zwijgen in het zuiden van Israël

Met een witte zonnehoed op rijdt Ron Bahat (58) in een karretje over het terrein van kibboets Nir Oz, op anderhalve kilometer van Gaza. Het contrast is groot: tussen de verwoestingen in de kibboets geven een paar mensen bloeiende bomen en planten water. Over het dak van een vernield huis loopt een grote pauw. Op veel plekken lijkt het alsof de tijd het afgelopen jaar heeft stilgestaan: huizen zijn grotendeels verwoest of uitgebrand, de muren zwartgeblakerd. „Ieder huis heeft een verhaal”, zegt Bahat, die optreedt als woordvoerder van de kibboets.

Op zaterdag 7 oktober vorig jaar werden inwoners van Nir Oz, net als elders in Israël, vroeg wakker met het luchtalarm. Vanuit de bezette Gazastrook werden raketten afgeschoten op Israël. Niet veel later braken verschillende gewapende Palestijnse groepen, geleid door de Izz al-Din al-Qassam-brigades, de militante tak van Hamas, door het zwaar beveiligde grenshek rond de Gazastrook. Ook vlogen er paragliders het hek over. De uitbraak uit de ‘openluchtgevangenis’ van Gaza werd in de uren daarna gevolgd door een slachting in het zuiden van Israël.

De strijders vielen diverse kibboetsen binnen in Zuid-Israël, de plaatsen Ofakim en Sderot, en twee muziekfestivals. Bijna 1.200 mensen werden gedood, onder wie ruim achthonderd burgers, en de rest soldaten en veiligheidspersoneel. In totaal 251 burgers en soldaten werden meegenomen naar Gaza. In Nir Oz kwam het Israëlische leger pas in de middag te hulp, toen de kibboets al grotendeels was verlaten door de aanvallers, die van huis naar huis waren gegaan. Het is daarom een van de zwaarst getroffen gemeenschappen: van de circa vierhonderd inwoners werden er 41 gedood en 76 gegijzeld.

Ook de ouders van Nir Metzger (48), die jaren als secretaris van de kibboets werkte, werden meegenomen naar Gaza. Zelf bleef hij met vrouw en kinderen in de schuilkamer van hun huis. Zijn moeder Tamar (78) kwam in november tijdens de gevangenenruil met Hamas vrij, maar afgelopen juni werd bekend dat zijn vader Yoram (80) is doodgeschoten door zijn gijzelnemers. „Het is heel moeilijk om hier te staan”, zegt Metzger geëmotioneerd, in de keuken van het verlaten huis van zijn ouders in Nir Oz. Het huis is grotendeels intact, maar een rommel, omdat Israëlische soldaten er een tijd bivakkeerden na 7 oktober. Pas na enkele weken werd er pers toegelaten.

Nir Metzger bij het verlaten huis van zijn ouders in de kibboets Nir Oz. Zijn vader werd als gijzelaar gedood.
Foto Kobi Wolf/ NRC

Heropbouw

De bewoners van Nir Oz die ontsnapten aan de aanval werden na 7 oktober naar de kustplaats Eilat gebracht, in het uiterste zuiden van de Negevwoestijn. Na drie maanden vertrokken ze naar de zuidelijke plaats Kirjat Gat, waar ze sindsdien in een nieuwbouwwijk verblijven. „Sommigen zijn nooit terug geweest, het trauma is te groot”, zegt Metzger. Als het aan hem ligt, wordt de kibboets echter zo snel mogelijk herbouwd. Maar daarvoor is veel geld nodig; veel huizen moeten volledig worden herbouwd. Het bestuur is nog in gesprek met de regering over financiële steun. De kibboets leunde tot vorig jaar financieel op de eigen verffabriek, die deels werd verwoest, en het verbouwen van aardappels die onder meer naar Nederland worden geëxporteerd.

Volgens Metzger kwamen er al in april berichten dat de Israëlische premier Benjamin Netanyahu een bezoek zou brengen aan het zwaar getroffen Nir Oz, maar dat bezoek is tot nu toe uitgebleven. Niet alleen op 7 oktober, maar ook nu voelen inwoners zich in de steek gelaten door de regering. Voor Nir Metzgers vader werd het uitblijven van een akkoord met Hamas voor een gevangenenruil hem fataal. Nir verwijt de regering dat zij niet meer heeft gedaan voor de gijzelaars. Door de oorlog in Libanon is de aandacht nu bovendien van hen afgedreven.

Verdeeldheid

Maar niet alle families van de slachtoffers van 7 oktober delen die boosheid op de regering. Verder van de Gazastrook af ligt het stadje Ofakim, waar veel religieuze Israëliërs wonen. Ook hier zijn op 7 oktober vorig jaar doden gevallen, onder wie de twee zoons van Zehava (63) en Avinadav Guri (62).

Op de ochtend van 7 oktober was Avinadav in de synagoge aan het bidden, aan de overkant van de straat. Toen het gezin thuis hoorde dat gewapende mannen het stadje waren binnengevallen, trok zoon Ariel (30), die voor het gevangeniswezen werkte, een wapen en rende de straat op. Hun andere zoon, soldaat Roei (22), volgde hem, en probeerde hem tegen te houden. Uren later hoorden de ouders dat beiden waren doodgeschoten.


Lees ook

Israël deelt harde klappen uit aan zijn tegenstanders, maar wat de politieke strategie is blijft onduidelijk

Een Israëlische luchtaanval in het zuiden van Libanon, gezien vanuit Tyrus.

Een jaar later leggen ze in de woonkamer van hun hoekhuis, behalve een schaal koekjes, ook ingelijste foto’s van hun zoons op de salontafel. In een boodschappenkarretje in de tuin ligt een grote stapel gebedenboeken; een dag eerder was er een herdenkingsbijeenkomst. Hun zoons hebben het stadje verdedigd, zeggen ze, maar het verdriet overheerst. Verwijten aan het adres van premier Netanyahu, van de Likud-partij, en zijn extreemrechtse coalitie maken ze niet.

„Wat gebeurd is, is gebeurd”, zegt Zehava. „Dit had onder iedere regering, ook een linkse, kunnen gebeuren. Zelf omschrijft ze haar politieke kleur als „geen Likud, maar ook niet links”. Volgens haar heeft „de vijand gebruik gemaakt van de verdeeldheid in Israël”, waardoor de samenleving is verzwakt. Over de anti-regeringsdemonstraties elders in Israël zegt ze: „Wie wil demonstreren, moet dat doen.”

Avinadav meent dat iedere generatie in Israël zijn eigen oorlog heeft: „Mijn vader heeft gevochten in de jaren vijftig, mijn broer vocht in de Yom Kippoeroorlog, ik vocht tijdens Shalom HaGalil [‘De Vrede van Galilea’, de Israëlische naam voor de invasie van Libanon in 1982, red.], en nu voeren we opnieuw oorlog. Iedereen op zijn beurt, totdat de Messias komt. Wij geloven dat hij zal komen.” 

Zehava (rechts) en Avinadav Guri in hun huis in Ofakim.
Foto Kobi Wolf/ NRC
Een muurschildering ter herinnering aan de inwoners van Ofakim die op 7 oktober zijn gedood.
Foto Kobi Wolf/ NRC

Uitzicht op Gaza

Direct na de door Hamas geleide aanval begon Israël een vernietigende oorlog en massaslachting in Gaza en legde het gebied een volledige blokkade op, waarmee het de 2,3 miljoen inwoners volledig afsloot van essentiële voorzieningen. Deze situatie kwam nog bovenop de blokkade die Israël al sinds 2007 oplegt aan Gaza, waarmee het bezette gebied economisch werd afgeknepen, en diverse eerdere verwoestende oorlogen. Inmiddels is het dodental door de Israëlische aanvallen op Gaza opgelopen tot bijna 42.000. Volgens schattingen ligt het werkelijke dodental veel hoger.

Vanaf de rand van kibboets Nir Oz is de verwoesting die in Gaza is aangericht duidelijk te zien. Ron Bahat rijdt langs een open vlakte die tot aan het grenshek met Gaza loopt. In de verte is het platgebombardeerde Khirbat Ikhza’a, aan de rand van Khan Younis, te zien. Dan klinkt er een knal. „Een bom. Dat is een goed geluid”, zegt Bahat. „Daar zijn zelfs koelkastmagneten uit Nir Oz teruggevonden”, zegt hij later, wijzend in de verte, over de plundering van de kibboets, volgens hem door inwoners van Khirbat Ikhza’a.

„Iedereen die Hamas steunt, is mijn vijand. Wie hen veroordeelt en hen eruit wil werken, is oké”, zegt Ron Bahat, uitkijkend over Gaza. „Ik geloof dat het merendeel van de mensen in Gaza goed is. Maar in elk ziekenhuis in Gaza zit een Hamas-basis. In elke school is een Hamas-basis waar ze raketten en geweren bewaren.” Even later voegt hij toe dat Hamas in Gaza „kinderen hersenspoelt”.

Ron Bahat, woordvoerder van de kibboets Nir Oz.
Foto Kobi Wolf/ NRC


Overblijfselen van een huis dat is vernietigd tijdens gevechten met Hamas-strijders.
Foto Kobi Wolf/ NRC

Propaganda

De stilte of onverschilligheid onder veel Israëliërs over het leed in Gaza is deels verklaarbaar door het allesoverheersende trauma van 7 oktober. Bovendien is er propaganda en censuur: op televisie en in de meeste kranten overheerst het perspectief van het leger, en het idee dat dat een gelegitimeerde strijd voert in Gaza en ‘terroristen’ uitschakelt. „We vechten tegen menselijke dieren”, zei de Israëlische minister van Defensie Yoav Gallant over Gaza op 9 oktober. Onder politici en op de Israëlische televisie werden het afgelopen jaar genocidale teksten over Palestijnen salonfähig.

Die dehumanisering is ook een langdurig proces, en komt deels voort uit de verrechtsing die in Israël al decennia gaande is, en uit de langdurige bezetting en de hoge muren die Israël om Gaza en op de Westelijke Jordaanoever heeft gebouwd; die hebben de verwijdering vergroot. Ron Bahat herinnert zich hoe hij als kind op vrije dagen met zijn ouders naar zee ging in Gaza, bij Khan Younis, en vis at.

In de Israëlische media overheerst het perspectief van het leger, en het idee dat dat een gelegitimeerde strijd voert in Gaza en ‘terroristen’ uitschakelt

Zijn ouders waren in 1955 betrokken bij de oprichting van kibboets Nir Oz. „Ze kwamen om hier de woestijn te laten bloeien”, zegt Bahat, klassieke zionistische beeldvorming echoënd. „En om de grenzen te bewaken, om te voorkomen dat strijders uit Gaza naar Israël zouden komen.” Het is niet toevallig dat er zo dicht op de Gazastrook een reeks kibbutzim en moshavim, agrarische gemeenschappen, ligt. Dit gebied is wat in Israël de ‘Gaza-envelop’ (Otef Aza) wordt genoemd: een reeks gemeenschappen die oorspronkelijk in de jaren veertig zijn gesticht om gebied te koloniseren in de Negevwoestijn en, na de oprichting van Israël in 1948, met het militair-strategische doel om Gaza te omsluiten.

Gewapend verzet

„Langs alle grenzen van Israël zijn gemeenschappen gesticht, zo ook rond Gaza”, legt Nir Metzger uit. Op die manier wilde Israël de grenzen bewaken en invallen vanuit Gaza tegenhouden, nadat een groot deel van de circa 750.000 verdreven Palestijnen uit het gebied dat Israël werd, in 1948 in Gaza terecht kwam als vluchteling. Vanuit daar werd in opeenvolgende decennia gewapend verzet gepleegd.

Veel Israëliërs menen dat sinds 2005, toen de illegale Israëlische nederzettingen in Gaza werden ontmanteld en het leger geen boots on the ground meer had, de bezetting van Gaza vanaf de oorlog van 1967 daarmee ook is opgeheven. Het staat onder gezag van Hamas, en wij hebben daar niets meer mee te maken, is een veelgehoorde redenering.

Na 2005 groeide rondom Gaza en het zwaar beveiligde grenshek weer het belang van de verdedigingsring van beveiligde Israëlische gemeenschappen. Het idee dat deze ‘Gaza-envelop’ Israël veiligheid bood, klapte op 7 oktober in het gezicht van de bewoners van die regio. Tijdens eerdere Gaza-oorlogen waren zij ook al in de vuurlinie komen te liggen.

De veelgehoorde ontkenning in Israël dat 7 oktober iets met de decennialange bezetting en blokkade van Gaza en de annexatie van Palestijnse gebieden te maken heeft, maar enkel met haat en antisemitisme, vormt een andere verklaring voor het ontbreken van publieke verontwaardiging over wat Israël in Gaza aanricht. In Israël geldt 7 oktober voor velen als een point zero.

In Tel Aviv wordt nog altijd wekelijks gedemonstreerd tegen de oorlog. Het gaat daarbij om de gijzelaars, om anti-regeringssentiment, en om gevallen soldaten in Gaza. Tussen de gele lintjes voor de gijzelaars door, is het zoeken naar demonstranten die zich uitspreken over de humanitaire situatie en Palestijnse doden, en de bezetting van de Palestijnse gebieden in bredere zin.

Duizenden demonstranten bij een protest tegen minister-president Benjamin Netanyahu en zijn regering.
Foto Ameer Abed Rabbo/Anadolu/ Getty Images)


Politie tegenover een demonstrant, bij een protest van Israëlische Arabieren en linkse Israëliërs tegen de oorlog in Gaza.
Foto Ilia Yefimovich/dpa

‘Moge je dorp branden’

De meeste van de circa twee miljoen Palestijnen die in Israël wonen, zo’n 20 procent van de bevolking, hebben ondertussen simpelweg niet de vrijheid of luxe om zich uit te spreken over Gaza. Palestijnse vlaggen worden door de autoriteiten verwijderd uit publieke ruimten. In plaatsen als Haifa en het Palestijnse stadje Umm el-Fahm zijn sporadisch protesten, soms met geweld de kop in gedrukt door de politie.

Wie zich uitspreekt tegen de vernietiging – en mogelijke genocide – die Israël in Gaza aanricht, doet dat niet zonder risico’s. Een Joodse geschiedenisleraar ging ervoor de gevangenis in, net als verschillende refusniks, dienstweigeraars. Na 7 oktober werden in de eerste weken al ruim honderd mensen opgepakt  – het merendeel Palestijnen –  die zich hadden uitgesproken over Gaza, vooral op sociale media. Een Palestijnse professor aan de Hebreeuwse universiteit kreeg een open ontslagbrief van de directie nadat ze in een podcast over genocide in Gaza had gesproken.

Een kleine drie weken geleden zat een 12-jarig meisje uit een Palestijns gezin in de aardrijkskundeles op de Zilberman-school in Beer Sheva, een stad in het zuiden, niet ver van de plekken van de aanvallen op 7 oktober. Ruim duizend leerlingen zijn Joods, en enkele tientallen Palestijns, veelal uit bedoeïenenfamilies. De docent opende een discussie over de grens met Gaza en de humanitaire situatie daar.

Toen het meisje zei dat kinderen in Gaza honger hebben en doodgaan, verweten klasgenoten haar het voor Hamas op te nemen en slecht te praten over Israëlische soldaten. Ze vroegen haar of ze Palestina steunt. De docent greep niet in. Het ontaardde in een menigte scholieren die ‘Moge je dorp branden’ riepen (een extreemrechts lied in Israël), tot de docent haar meenam naar de directeur. De school besloot het meisje tijdelijk te schorsen. Later zei het ministerie van Onderwijs tegen de Israëlische krant Haaretz dat dit kwam door haar gedrag, en „om spanningen te voorkomen”.

Schuilen naast het trappenhuis

De vader van het meisje wil niet met zijn naam in de krant, want hij vreest dat „het verhaal nog groter wordt”. En hij is bezorgd om zijn kinderen – ook een andere dochter van 13 zit op de school. In de tuin van hun huis in Beer Sheva vertellen de ouders over de situatie voor Palestijnen in Israël het afgelopen jaar. Tussendoor moeten ze schuilen naast het trappenhuis, voor de Iraanse vergeldingsaanval op Israël. Een schuilkamer hebben ze niet.

„Er is geen Palestijnse familie in Israël die geen naasten heeft in Gaza, of op de Westelijke Jordaanoever. Iedereen is met elkaar verbonden”, zegt de vader. Maar ondertussen kunnen Palestijnen in Israël „geen woord zeggen”, vult de moeder aan. „Het woord Palestina voelt al als verboden.” De vader vertelt dat hij zijn kinderen altijd op het hart drukt om niet te uitgesproken te zijn, en is daarom ook verbaasd dat zijn dochter in de les toch iets over Gaza heeft gezegd. Hij verwijt de docent het onderwerp te hebben aangesneden.

Nadat het meisje van school was gestuurd, bleven ook de andere ruim dertig Palestijnse leerlingen angstvallig thuis. Of het meisje terug zou gaan naar school, stond echter niet ter discussie, vertelt haar vader. „Als ik mijn kind van school zou halen, dan winnen ze, en verhoogt het de druk op andere Arabieren. Ik wil mijn kinderen niet met angst opvoeden.” Maar toen het meisje na een afwezigheid van een week met de bus terugkeerde naar school, stond er op een schoolplein een grote groep scholieren. De moeder laat op haar telefoon een filmpje zien van de scène die ze aantrof: al handenklappend zingen tientallen kinderen in koor: „We willen geen Arabieren op school”.

Gedenkplaats

Op veel plaatsen in Israël is ‘7 oktober’ nog steeds alom vertegenwoordigd. Op de Hebreeuwse radio klinken boodschappen van families voor de gijzelaars: „We missen je en knuffelen je, en brengen je zo snel mogelijk thuis”. De foto’s van de gijzelaars hangen op de luchthaven, in bibliotheken, in bushokjes en restaurants. Boven deurkrukken hangen stickers met ‘bring them home now’. Naast de snelweg staan billboards met de nationalistische slogan „samen zullen we winnen”.

Een van de grootste moordpartijen op 7 oktober vond plaats op het Nova-muziekfestival bij Re’im, vlakbij Gaza. Hier werd een dansende menigte compleet overvallen: 364 mensen werden gedood. De plaats van het feest is nu een druk bezochte gedenkplaats. Op een grote, droge vlakte, begroeid met lage bomen, staan op enkele meters van elkaar honderden houten stokken in het zand met daarop de foto’s en namen van de slachtoffers: stuk voor stuk jonge mensen. Er wapperen Israëlische vlaggen, rondom de stokken staan plastic klaprozen.

Herdenkingsplek voor de slachtoffers op het Nova-muziekfestival bij de kibboets Re’im.
Foto Kobi Wolf/ NRC

Over het terrein wandelen tientallen mensen. Sommigen staan betraand voor een foto van een verloren dierbare. „Hij was een van mijn beste vrienden”, zegt Shir (18), in uniform, bij de foto van Idan Dor (25), die werd gedood. Ze kwam niet eerder naar deze plek: „Ik vond het te moeilijk.”

Op de parkeerplaats komen tourbussen aanrijden met veelal 18-jarige soldaten. Zoals dienstplichtige soldaten elkaar rondleiden in het Holocaust-museum Yad Vashem in Jeruzalem, gebeurt dat nu ook op deze plek. „Deze plek heeft veel betekenis en doet pijn voor heel Israël. Iedereen kent wel iemand die is gedood”, zegt  Linda (18),  die in een rij soldaten het terrein opwandelt. „We zijn hier om te weten waarom we vechten.”

Herdenkingsplek voor de slachtoffers op het Nova-muziekfestival bij de kibboets Re’im.

Foto’s Kobi Wolf/ NRC