Bij de aanbieding van het Verantwoordingsonderzoek 2024 aan de Tweede Kamer heeft Pieter Duisenberg meerdere ongemakkelijke boodschappen.
Met „enig gemak”, zegt de Rekenkamer-president, kon zijn organisatie binnendringen bij commandocentra, fregatten en munitiedepots van Defensie.
Bij minimaal 867 strafzaken waren namen verwisseld, blijkt na controle van de boeken van Justitie en Veiligheid. Daardoor kunnen daders van zeden- en geweldsdelicten vrij blijven rondlopen.
En het ministerie dat over diplomatie gaat, Buitenlandse Zaken, heeft geen goed zicht op de eigen financiële verplichtingen, door een krakkemikkig ict-systeem.
Rusland en Oekraïne zijn in oorlog aan de oostgrens van Europa, en militaire steun vanuit de Verenigde Staten in NAVO-verband is onzeker.
En de Rekenkamer signaleert problemen bij de drie ministeries die over veiligheid van Nederland gaan.
400 miljard
Iedere derde woensdag in mei presenteert de Algemene Rekenkamer een onderzoek naar de boeken van de overheid. Waar op Prinsjesdag de plannen van het kabinet worden gepresenteerd, is op Verantwoordingsdag (ook wel bekend als gehaktdag) de centrale vraag: wat komt er terecht van de beloften die politici en kabinetten doen, als je kijkt naar de jaarrekeningen? En wordt de ruim 400 miljard euro aan uitgaven effectief en doelmatig besteed?
De conclusies deze woensdag, gepresenteerd door Duisenberg in de Tweede Kamer, zijn hard. Het blijkt voor de Rekenkamer allereerst lastig te achterhalen hoe het met resultaten van de eerder afgesproken plannen staat. Bij de doelen die wel duidelijk zijn, blijkt dat ze vaak niet behaald worden.
De Rekenkamer ziet daarnaast een „kwetsbare” overheid in de bedrijfsvoering, omdat de overheid de burger veel meer belooft dan ze in de praktijk kan uitvoeren. Die problemen zijn het ernstigst bij de ministeries van Justitie en Veiligheid, Defensie en Buitenlandse Zaken.
Binnendringen
Bij Defensie schiet de beveiliging van locaties en het veiligheidsbewustzijn van medewerkers behoorlijk tekort. Twee jaar eerder rapporteerde de Rekenkamer hier ook al over, maar ook afgelopen jaar bleek de veiligheid nog niet op orde.
„Wij konden, met hulp van geïnformeerde mensen bij Defensie, met enig gemak binnendringen. In deze tijd hoeven we niet uit te leggen hoe belangrijk dit is”, zegt Duisenberg. Precieze locaties maakt de Rekenkamer omwille van de veiligheid niet bekend.
Bij Buitenlandse Zaken gaat het vooral om administratie die niet op orde is. Het ministerie heeft slecht zicht op de financiële verplichtingen van 11,6 miljard euro. Geld dat onder meer bedoeld is ter bevordering van de internationale stabiliteit en veiligheid.
Onder andere de hulporganisaties die geld krijgen van Buitenlandse Zaken kunnen te maken krijgen met vertraagde betalingen. Ook is niet altijd duidelijk waarvóór Buitenlandse Zaken het geld overmaakt naar deze organisaties.
Coronacrisis
Bij Defensie en Buitenlandse Zaken zijn de problemen zo ernstig dat bezwaar is aangetekend door de Rekenkamer.
Het aantekenen van het bezwaar is het zwaarste instrument van de Rekenkamer om aan te geven dat dringend maatregelen nodig zijn om bepaalde problemen te verhelpen. De laatste keer dat de Rekenkamer een enkel bezwaar uitgaf, was tijdens de coronacrisis op het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Hun bonnetjes voor uitgaven waren in die hectische tijd lastig navolgbaar. De laatste keer dat de Rekenkamer op twee ministeries tegelijkertijd bezwaar aantekende, kan de president zich niet heugen.
De problemen die de Rekenkamer signaleert bij de drie ministeries, ziet Duisenberg niet als individuele problemen. De veiligheidsproblemen bij Defensie, de naamsverwisseling bij de strafzaken en de ict-chaos bij Buitenlandse Zaken zijn „symptomen” van een veel bredere kwetsbare basis in de bedrijfsvoering van ministeries.
De controleur van het kabinet ziet dat de politiek veel wetgeving, wensen en complexe regels uitstort op de uitvoering, terwijl die de wensen nauwelijks kan absorberen. Een overheid bovendien, die werkt met gammele ict-systemen.
NAVO-norm
Afgelopen jaar bleef opnieuw veel geld op de plank liggen – een ander symptoom van te veel wensen versus wat in de praktijk kan. In 2024 ging dat om 6 miljard euro. Ook besluit het kabinet om steeds meer geld op een later moment uit te geven, omdat het voorziet dat het niet lukt om het geld te besteden. In 2024 gaat het om 15,2 miljard euro. In 2018 schoof het toenmalige kabinet nog 2 miljard euro naar de toekomst.
Ook lastig uit te geven geld levert zorgen op voor de veiligheid van Nederland. Twee procent van het bruto binnenlands product moet worden besteed aan defensie, is de afspraak. Dat is in 2024 niet gelukt, berekende de Rekenkamer. De defensieuitgaven bleven steken op 1,79 procent.
Terwijl de níéuwe NAVO-doelstelling, die komende zomer op een top in Den Haag wordt vastgesteld, naar verwachting op 3,5 procent ligt. Jaarlijks betekent dat een extra uitgave van 16 tot 19 miljard euro aan defensie, schreef minister Ruben Brekelmans (Defensie, VVD) dinsdag in een Kamerbrief.
Vereenvoudigen
Hoe worden deze problemen opgelost? De ministers van Defensie, Justitie en Veiligheid en Buitenlandse Zaken beloven beterschap. De militaire locaties zullen beter worden beveiligd, de strafzaken beter geregistreerd en Buitenlandse Zaken maakt werk van het ict-systeem.
Breder is de boodschap aan de politiek: zorg dat die basis van regels, processen en ict-systemen op orde komt. De Rekenkamer adviseert om extra gewicht toe te kennen aan uitvoeringstoetsen, zodat vooraf al duidelijk wordt of plannen van het kabinet uitvoerbaar zijn. Duisenberg: „Er kwamen vooral regels bij.” Om te kunnen doen wat het kabinet belooft, moet het „systemen, processen en regels sterk vereenvoudigen en integreren”.
Anders, is de conclusie uit de rapporten op Verantwoordingsdag, blijft de basis voor de Nederlandse veiligheid in een geopolitiek roerige tijd niet op orde.
Hoe verpulver je een pannenkoek? Dat was de vraag die Dion Engels bezighield, onderzoeker van het Amsterdamse Advanced Research Center for Nanolithography (ARCNL).
De pannenkoek in kwestie is de geplette tindruppel die in ASML’s lithografiemachines vijftigduizend keer per seconde tot ontploffing wordt gebracht. Zo ontstaat een plasma dat EUV-licht uitstraalt: extreem-ultraviolette straling die zeer gedetailleerde chippatronen projecteert op een silicium schijf of wafer.
Hoe meer transistors op elkaar gepropt kunnen worden, hoe krachtiger de chip. Dankzij EUV-machines liggen op de meest geavanceerde processors voor telefoons of AI-datacenters de lijntjes van het chipontwerp nog maar enkele tientallen nanometers uit elkaar – een miljoenste van een millimeter.
ASML werkte samen met het Amerikaanse lab van Cymer twintig jaar aan de EUV-techniek en ontdekte dat je meer EUV-licht genereert door een tindruppel te verpulveren. Het resultaat: de machines die geavanceerde chips van Nvidia, Apple, Samsung of Intel produceren, werken straks een stukje efficiënter.
Veel fundamenteel denkwerk voor de ASML-systemen vindt plaats op het Science Park in Amsterdam-Oost. ARCNL werd tien jaar geleden opgericht als een samenwerkingsverband met de Universiteit van Amsterdam. De aanjager was ASML’s technisch directeur en co-president Martin van den Brink, die vorig jaar met pensioen ging. Het bedrijf betaalt een derde van het ARCNL-budget (zo’n 4 miljoen euro per jaar), zodat tachtig wetenschappers de bouwstenen van lithografie kunnen onderzoeken.
De nadruk ligt op EUV, de techniek die ASML als enige chipmachinebouwer beheerst. Inmiddels leveren die systemen miljarden euro’s omzet op, maar in 2015 worstelde ASML om de dure machines (de nieuwste versie kost bijna 400 miljoen) betrouwbaar en rendabel te laten draaien. De opdracht voor ARCNL was om de techniek te verbeteren én alternatieve methodes te onderzoeken, voor het geval EUV zou falen.
ARCNL-directeur Wim van der Zande bij een miniatuurversie van de EUV-lichtbron. De testopstelling schiet (slechts) 10 keer per seconde. Foto Olivier Middendorp
Wim van der Zande is sinds 2022 directeur van ARCNL en werkte daarvoor op ASML’s onderzoeksafdeling. De academici werken samen met ASML-onderzoekers in Veldhoven en San Diego, en met technische universiteiten in Nederland en daarbuiten. „Het is een heel ecosysteem”, vertelt Van der Zande.
ARCNL doet onderzoek op terreinen die voor ASML relevant zijn, en het bedrijf krijgt als eerste de mogelijkheid om nieuwe ideeën te beoordelen. De samenwerking doet denken aan NatLab. Dit voormalige laboratorium van Philips deed beroemde uitvindingen als de cd-speler en legde ook de basis voor ASML’s lithografietechniek. NatLab verrichtte baanbrekend onderzoek, ook als daarvoor geen directe commerciële toepassing was, en werd uiteindelijk door Philips wegbezuinigd.
De wetenschappers van ARCNL zijn doordrongen van ASML’s belangrijkste uitdaging: economische haalbaarheid. Machines die voor chipfabrikanten geen geld opleveren, worden immers niet verkocht. ASML steekt jaarlijks ruim 4 miljard euro in onderzoek, veel meer dan andere Nederlandse bedrijven, en zou ARCNL dus in eigen beheer kunnen nemen. Maar dat zou afbreuk doen aan de academische ambities.
Het bedrijfsleven kijkt naar de kortere termijn en kan een project opeens stopzetten
Van der Zande: „Als wetenschapper kun je jarenlang aan één onderzoek werken, maar het bedrijfsleven kijkt naar de kortere termijn en kan een project opeens stopzetten.” Toch gaat zo’n driekwart van de ARCNL-onderzoekers na hun promotie aan de slag bij ASML.
De Wet van Moore, genoemd naar Intel-oprichter Gordon Moore, voorspelt dat het aantal transistors op een chip elke twee jaar verdubbelt. Chipfabrikanten proppen inmiddels tientallen miljarden minuscule schakelaars op de oppervlakte van een duimnagel.
Het tempo waarin de chiponderdelen fysiek kleiner worden neemt af omdat ontwerpen de hoogte ingaan: fabrikanten plakken onderdelen van chips op elkaar en verzinnen manieren om transistors slimmer in te delen, bijvoorbeeld met stroomtoevoer vanaf de onderkant.
Dat is de nieuwe realiteit, zegt Jos Benschop, die ASML’s onderzoeksafdeling leidt. „Decennialang kromp elke nieuwe node [chipgeneratie] tot 70 procent in de lengte en de breedte. Dat is nu zo’n 20 procent.”
Lees ook
Lees ook: Duizend miljard transistoren: zo wordt de chip van de toekomst gemaakt
Maar de dichtheid blijft toenemen. De meest geavanceerde EUV-machine kan lijntjes afdrukken die op 8 nanometer van elkaar liggen, een afstand van 32 siliciumatomen. Als chiplijnen zo dicht op elkaar komen, liggen quantumeffecten op de loer – elektronen die onvoorspelbaar gedrag vertonen.
Zo’n vaart loopt het niet, zegt Benschop, die al sinds eind jaren negentig aan EUV werkt: „Op basis van het oorspronkelijke krimptempo zouden we rond 2065 op het niveau komen van een kwart nanometer – de afstand tussen twee siliciumatomen. Waarschijnlijk bereiken we dat punt midden in de volgende eeuw.” De komende decennia kan ASML dus door met schaalverkleinen, zo efficiënt mogelijk. Maar hoe?
1High en Hyper
Net als een kopieerapparaat heeft een lithografiemachine een lichtbron en lenzen of spiegels die een afbeelding projecteren. De kleinst mogelijke dimensie die je kunt afbeelden hangt af van de golflengte van het licht en de openingshoek van de lens (numerieke apertuur of NA).
Omdat een nieuwe lichtbron aanpassingen vergt in de hele chipindustrie, verandert ASML altijd eerst de optieken in de eigen machine. De huidige EUV-systemen hebben een openingshoek van 0,33 NA, de nieuwe High-NA-machine biedt 0,55 NA. Daarvoor moest ASML’s partner Zeiss veel grotere spiegels gebruiken, tot ruim een meter doorsnede. Zeiss moest ook complexe meetapparatuur ontwikkelen die afwijkingen tot op de atoom nauwkeurig registreert.
Lees ook
Lees ook: Bij Zeiss maken ze de toekomst
ASML en Zeiss onderzoeken nu de opvolger, Hyper-NA, met een apertuur van 0,75. De Hyper-NA spiegels hoeven niet per se nóg groter te worden. Jos Benschop schetst op zijn whiteboard: „Je zou de laatste spiegel ook dichter op de wafer kunnen plaatsen, dan heb je hetzelfde effect. Het nadeel is dat er dan meer licht terugkaatst – dat heb je met spiegels.”
Er is ook een voordeel: een ruimere openingshoek kan meer licht verwerken, zoals je een fles met een wijde hals sneller leeggiet dan een met een nauwe hals. Hyper-NA zou lijntjes dus niet alleen scherper, maar ook sneller kunnen afdrukken.
2Meer power, minder pizza
Door de zware laser is de EUV-machine een stroomvreter vergeleken met voorgangers. Rond 2015 wist ASML met veel vermogen (1,5 megawatt) amper 100 watt aan EUV-licht te creëren. De machines die nu draaien, leveren zo’n 500 watt, en er zijn plannen om naar 1.000 watt aan EUV-licht op te schalen.
Daardoor wordt het systeem stapsgewijs efficiënter: per belichte wafer verbruikt EUV in 2033 ongeveer 80 procent minder energie dan in 2018, verwacht ASML.
De lichtbron heeft iets weg van een supersnelle bokswedstrijd. De laser deelt eerst een klein tikje uit aan een vallende tindruppel, om er een platte vorm van te maken, en dan komt de knock-out die de explosie veroorzaakt en EUV-licht creëert. Dat proces speelt zich vijftigduizend keer per seconde af; binnenkort wordt dat opgevoerd naar zestigduizend.
ASML noemt de geplette tindruppel een ‘pannenkoek’ maar het is eerder een pizza, met een dikke rand aan de zijkant. Bij de ontploffing blijft veel tin onbenut. Verpulveren en verspreiden werkt beter. Door een extra lasertik ontstaat een wolk microdruppels, die daarna in een plasma wordt omgezet.
Om de laser, afkomstig van het Duitse bedrijf Trumpf, efficiënter te benutten wil ASML voor die eerste twee tikken een vastestoflaser gebruiken. Die verbruikt minder energie, zodat de laser meer vermogen overhoudt voor de genadeklap. ARCNL had voorgesteld om ook voor de grote klap een vastestoflaser te gebruiken – dat zou nog veel meer energie besparen.
3Strakke spekkoek
Veel van het EUV-licht wordt in het optische systeem geabsorbeerd. Elke spiegel weerkaatst zo’n 70 procent, waardoor er na tien spiegels weinig licht overblijft. Een High-NA-optiek heeft minder spiegels, dus een betere opbrengst. Maar met nog minder spiegels wordt het lastig lensfouten te corrigeren.
Bij de TU Twente sleutelen ze aan de spiegelende coating, die bestaat uit een stapel afwisselende laagjes molybdeen en silicium. Het ene materiaal reflecteert, het andere is doorzichtig. In totaal liggen er zo’n zeventig ‘multilagen’ op elkaar, die elk iets minder dan 3 procent weerkaatsen. „Zo halen we tegenwoordig tot 71 procent reflectie, dicht bij het theoretisch haalbare van 75 procent”, zegt hoogleraar Marcelo Ackermann. Hij leidt de XUV Optics groep die met Zeiss en ASML werkt aan de recepten voor de coating. Dit lab bouwt voort op het EUV-onderzoek dat professor Fred Bijkerk begin jaren negentig startte bij het FOM instituut in Nieuwegein.
Foto Olivier Middendorp
Het sommetje lijkt simpel: de weerkaatsende laag moet zo dik zijn als de helft van de golflengte. De kunst zit ’m in de exacte samenstelling en het netjes op elkaar leggen van laagjes van slechts 10 nanometer dik. Dat gebeurt met een methode die Ackermann ‘magnetronsputteren’ noemt. Vergeleken met de allereerste EUV-spiegels zijn de lagen van de spekkoek nu veel strakker van elkaar gescheiden en dat komt de lichtopbrengst ten goede.
Zijn lab vond, samen met ARCNL, ook een oplossing voor de blaasjes die op EUV-spiegels groeiden. Die ontstonden zodra ASML het EUV-vermogen opvoerde. De truc was om een extra materiaal toe te voegen. Welk materiaal? „Dat is ons geheime recept”, zegt Ackermann.
4Kortere golflengte
In 1984, toen ASML begon, gebruikten lithografiemachines kwiklampen met een golflengte van 365 of 436 nanometer. Daarna volgde laserlicht met 248 en 193 nanometer en rond 2019 maakte de chipwereld de sprong naar 13,5 nanometer. ASML rekent er niet op, maar je zou die golflengte kunnen verkorten, om nog kleinere details te projecteren. De wetenschap sleutelt aan golflengtes van 6,7 nanometer en 4,4 nanometer. Daar zijn elementen te vinden die de juiste combinatie van transparantie en reflectie bieden voor de EUV-spiegels – voor 6,7 nanometer zijn dat lantaan en boor. Nadeel: op kortere golflengtes is de reflectie minder goed.
Om licht van 6,7 nanometer te creëren bouwt ARCNL een onderzoeksopstelling die niet met tin maar met gadolinium werkt. Een kortere golflengte is echter geen wondermiddel. De energie wordt over minder fotonen verdeeld en daardoor groeit de kans op fouten als je lijntjes op nanometerniveau wilt afdrukken. In vaktermen: stochastische ruis. „Alles bij elkaar opgeteld acht ik de kans klein dat we naar een kleinere golflengte gaan”, zegt Benschop.
5Groter, sneller masker
High-NA-machines gebruiken spiegels die het masker – de blauwdruk met de chippatronen – in de lengte en de breedte verschillend vergroten. Daardoor duurt het langer om een schijf met chippatronen ‘vol’ te drukken. „Alsof je een muur schildert met een penseel in plaats van een kwast”, aldus Benschop. ASML compenseert dat door de snelheid te verhogen. De maskerhouder, die boven in de lithografiemachine heen en weer schiet zoals de scanner van je kopieerapparaat, versnelt nu met 32 G. Dat is 32 keer de zwaartekracht – dat mag van Benschop nog wel een paar keer sneller, zolang de machine het niet begeeft.
Lees ook
Lees ook: Met High-NA bouwt ASML het grootste kopieerapparaat ter wereld
De ontwerpen voor AI-chips, die honderden miljarden transistors en tientallen processorkernen bevatten, zijn zo groot dat ze bij High-NA niet meer op één masker passen. De losse delen van het ontwerp worden afzonderlijk geprojecteerd en moeten naadloos aan elkaar geplakt worden. Dat werkt, maar handig is het niet. ASML zou, als chipfabrikanten dat willen, kunnen overstappen naar een grotere maat masker en zo weer kunnen ‘schilderen met een kwast’. Dan moeten partijen als Intel en TSMC het voortouw nemen en toeleveranciers in de maskerindustrie over de streep trekken.
6Meer meten met EUV
EUV-licht kan nanostructuren schrijven, maar ze ook meten. Achter een gesloten gordijn, met een veiligheidsbril op, werkt hoogleraar Stefan Witte bij ARCNL aan deze toepassing van het Nobelprijswinnende onderzoek van de Franse natuurkundige Anne L’Hullier. Zij ontdekte dat ultrakorte lichtpulsen, net als een muziekinstrument, boventonen genereren als ze met andere materialen in aanraking komen. Dat verschijnsel kun je gebruiken om de kwaliteit van chippatronen te controleren, nog tijdens de productie.
Lees ook
Lees ook: Anne L’Hullier: Muziek is m’n geliefde metafoor
ARCNL-onderzoeker Peter Kraus toont de testopstelling die registreert hoe chipmaterialen EUV-licht verstrooien, onder verschillende hoeken. „We kunnen structuren waarnemen van 5 tot 10 nanometer”, zegt Kraus. Zulke kleine details zien de gangbare optische metrologiesystemen niet.
Een andere methode waaraan ARCNL werkt is foto-akoestiek: korte lichtpulsen genereren geluidsgolven, die door chiplagen heen ‘kijken’. Die informatie wordt belangrijker naarmate chipstructuren blijven krimpen, en tegelijk groeien in de derde dimensie.
7De alternatieve bron
Als back-up voor EUV met tindruppels deed ASML rond 2015 onderzoek naar de vrije-elektronenlaser, die elektronen met magneten beïnvloedt en licht van elke golflengte kan creëren. Zo’n free electron laser of FEL is krachtig genoeg voor wel tien of twintig lithografiemachines tegelijk. Je moet zoveel energie wel filteren, anders gaan de EUV-spiegels eraan.
De FEL lijkt efficiënt, de praktijk is weerbarstig. Een deeltjesversneller beslaat een heel gebouw en past dus niet in een chipfabriek. Als er onderhoud gepleegd moet worden aan de lichtbron, liggen meerdere productielijnen plat. Eén zo’n zware lichtbron is ook niet handig als een chipfabrikant maar één of twee extra machines nodig heeft.
ASML bestudeerde de FEL serieus, ook met Amerikaanse en Japanse onderzoekers, maar trok de stekker eruit. Toch meldt de Amerikaanse start-up Xlight dat het in 2028 een FEL-prototype aan een ASML-machine wil koppelen.
Jos Benschop is ervan overtuigd dat ‘laser produced plasma’ het meest kosteneffectief is om EUV-licht te genereren, zeker als de lichtbron nog efficiënter wordt. Maar in China zijn de kosten minder belangrijk. Dat land mag geen EUV-machines importeren en beschouwt de vrije-elektronenlaser als een mogelijke lichtbron voor een geavanceerde lithografiemachine van eigen bodem.
Het Chinese techbedrijf Huawei probeert ook EUV-licht met een plasmabron te creëren, melden Chinese techsites. De vorderingen zijn onduidelijk, maar China heeft één voordeel: het hoeft niet meer te bewijzen dat de techniek werkt – dat deed ASML al.
„Voorop lopen is ingewikkelder”, zei Martin van den Brink in 2015 in een gesprek met NRC. „We begonnen als volger op lithografiegebied. Je zag iemand voor je rijden en dacht: als ik die achterlichten volg, ga ik in ieder geval de goede kant op. Zodra je je concurrenten inhaalt, moet je zelf je richting bepalen.”
Een testopstelling van een laser voor EUV-metrologie. Met ‘boventonen’ van lichtgolven kun je nanostructuren op chips in kaart brengen.Foto Olivier Middendorp
Vorig jaar stapten 117 vrouwen tot dertig jaar uit het leven. Niet eerder was dat aantal zo hoog. Dat meldt het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) donderdag.
Onder tieners is zelfdoding inmiddels de vaakst voorkomende doodsoorzaak. In 2024 betrof 20 procent van de overlijdens onder tieners suïcide. Dat percentage ligt hoger dan kinderen die overlijden aan kanker of door een verkeersongeluk. Ook twintigers overleden vooral door zelfdoding, in 32 procent van de gevallen. Dat heeft zowel te maken met meer zelfdodingen als minder verkeersdoden.
In totaal maakten 1.849 mensen een einde aan hun leven in 2024. Omgerekend zijn dat gemiddeld vijf zelfdodingen per dag. Onder vijftigers komt suïcide het vaakst voor. In 2024 was een vijfde van de suïcideplegers een vijftiger.
Beweegredenen
Het CBS rekent met een zelfdodingscijfer, waarbij bevolkingsgroei en vergrijzing worden meegewogen. Op die manier kunnen de onderzoekers cijfers uit verschillende jaren naar eigen zeggen goed met elkaar vergelijken. Sinds 2018 veranderde het zelfdodingscijfer niet dusdanig: tussen de 10,3 en 10,9 per 100 duizend inwoners.
Over de beweegredenen van mensen die suïcide plegen, is weinig bekend. Het CBS houdt die informatie niet bij. Vorig maand sprak NRCmet gezondheidswetenschapper Elias Balt, die nabestaanden na een zelfdoding interviewde om te proberen te begrijpen waarom het slachtoffer tot de suïcide kwam.
Lees ook
‘We weten heel weinig over de mensen die sterven door suïcide’
In zijn onderzoek kwamen onder meer jonge vrouwen naar voren die al sinds puberteit met psychische problemen, suïcidale gedachten en suïcidaal gedrag kampen. Volgens Balt ging deze groep, die ondanks intensieve zorg niet opknapte, regelmatig via internet op zoek naar lotgenoten of kwam ze tegen in klinieken.
„Daardoor kwamen ze in een soort parallelle werkelijkheid terecht waarbij hun identiteit zich steeds meer ging vormen rondom suïcidaliteit. Het is heel moeilijk daar weer uit te komen, want je identiteit hangt ervan af.”
Volgens Balt spreken mannen doorgaans minder openlijk over suïcidale gedachten dan vrouwen. Daardoor kwam een zelfdoding voor nabestaanden vaak out of the blue. „Dat zijn vaak de aangrijpendste verhalen, waarbij nabestaanden zich afvragen: wat heb ik gemist? Maar misschien was er niets te zien.”
Praten over zelfdoding kan gratis, anoniem en 24/7 bij de landelijke hulplijn 113 Zelfmoordpreventie. Telefoon: 0800-0113. Of chat op www.113.nl
Ze zullen bij de afdeling klinische psychologie van de Erasmus Universiteit Rotterdam verrast opgekeken hebben toen econoom Henrico Stam (53) er zeven jaar geleden op eigen houtje aanklopte. Of hij promotieonderzoek mocht komen doen. Stam wilde uitpluizen wat de neurofysiologische component van een rookverslaving is. Niet omdat het zijn carrière ten goede zou komen, of omdat hij zichzelf nog iets te bewijzen had, maar ‘gewoon’ omdat het onderwerp hem al jaren bezighield. En zo stond de zakenman met een passie voor financiën, logistiek en productie een paar jaar later als buitenpromovendus hersenfilmpjes af te nemen bij zijn proefpersonen.
„Daar heb je weer van die dingen.” Stam trekt een vies gezicht als twee tieners, op het terras waar hij aan zijn jus d’orange nipt, een damppluim van een vape zijn kant op blazen. Hij verloor meerdere familieleden door roken, allemaal tussen de vijftig en zestig jaar. Tijdens het interview herhaalt hij meermaals dezelfde statistiek in andere woorden: jaarlijks wereldwijd acht miljoen doden door roken, 20 procent van de wereldbevolking rookt. „Er zijn veel studies gedaan naar de risico’s van roken op hart- en vaatziekten en kanker, maar de effecten van nicotine op de werking van het brein zijn onderbelicht gebleven.” Stam zag van dichtbij hoe moeilijk afkicken is. „Dat je al ziek bent en van alle kanten hoort dat je moet stoppen, en het je tóch niet lukt. Ik wilde begrijpen hoe dat kan.”
Leren van fouten
De econoom nam een spoedcursus neurofysiologie en dook het laboratorium in. Daar ontdekte hij dat rokers minder goed leren van fouten dan niet-rokers; hun zogenoemde foutrespons is verminderd. Dat onderzocht hij door proefpersonen te onderwerpen aan computertaakjes die ze goed of fout konden uitvoeren, terwijl hun hersenactiviteit gemeten werd met een EEG. Via elektroden die op de hoofdhuid worden geplakt, meet een EEG de elektrische activiteit van zenuwcellen in de cortex. Zo wordt in kaart gebracht welke hersengebieden reageren op een taak, en in welke mate.
Visualiseer je een foutrespons van de hersenen, dan ziet dat eruit als een soort sinusbeweging – een golfje boven de x-as, en daarna een omgekeerd golfje onder de x-as. „Als iemand een fout maakt, ontstaat eerst negatief geladen hersenactiviteit in de frontale kwab, de error related negativity (ERN)”, zegt Stam. „Als reactie op die ERN worden waarschuwingssignalen naar andere hersengebieden gestuurd, waardoor positief geladen hersenactiviteit ontstaat die voor het tweede, omgekeerde golfje zorgt, de error positivity.”
Bij rokers vond Stam een meer afgevlakte golfbeweging dan bij niet-rokers. „Dat geldt al bij minder dan tien sigaretten per dag.” Hij vermoedt dat de neurotransmitter dopamine een rol speelt. „We weten dat dopamine belangrijk is bij het maken van fouten: een goed uitgevoerde taak levert een dopaminepiek op, maar een fout juist een daling.” Die daling geeft een signaal af naar je hersenen om gedrag in de toekomst bij te sturen. „Van nicotine is, net als van andere verslavende middelen, bekend dat het gebruikers een dopaminepiek geeft. We vermoeden dat bij rokers al meer dopamine aanwezig is dan bij niet-rokers.” Fouten maken dan minder indruk.
Is die verminderde respons oorzaak of gevolg van een rookverslaving? Allebei, denkt Stam. „Er zijn aanwijzingen voor een genetische component, dat je geboren wordt met een verminderde foutrespons en je daardoor verslavingsgevoeliger bent. Maar mijn onderzoek toont ook aan dat roken de foutrespons verder vermindert. Als je door de nicotine steeds minder onder de indruk bent van je eigen schadelijke gedrag, wordt de kans een stuk kleiner dat je zomaar kunt stoppen.”
En Stam vond nóg iets interessants, gestoeld op hypotheses dat verslaving hand in hand gaat met impulsief gedrag. „We lieten impulsieve en niet-impulsieve mensen een langetermijnkeuze maken die tegen hun eigen voorkeur inging, en zagen in beide groepen een hevige foutrespons.” Niet-impulsieve mensen corrigeren zichzelf dus mogelijk automatisch na het eten van een tweede stuk taart, bijvoorbeeld, of het opsteken van een sigaret. „Maar andersom geven de hersenen van impulsieve mensen een foutrespons als ze voor een verstandige langetermijnkeuze gaan. Dat maakt afkicken erg ingewikkeld.”
Voorportaal voor andere middelen
Stam maakt zich zorgen om het grote aantal kinderen, „van soms nog maar 12 jaar”, die met één vape al de hoeveelheid nicotine van een pakje sigaretten binnenkrijgen terwijl hun hersenen nog in ontwikkeling zijn. „We weten uit studies dat sigaretten ‘gateway drugs’ kunnen zijn, een voorportaal voor het gebruik van andere verslavende middelen. „Zo’n tweederde van de vapers rookt ook gewone sigaretten.” Vapende jongeren hebben een grotere kans om op latere leeftijd bijvoorbeeld cannabis te gaan gebruiken of zwaar te gaan drinken
Een grote disclaimer bij de resultaten van zijn studie is volgens Stam op zijn plaats. „Dit is extreem fundamenteel onderzoek”, zegt hij. „De verminderde foutrespons die we vonden bij rokers zien we bijvoorbeeld niet terug in gedrag: de rokers uit onze testgroep maakten niet méér fouten dan niet-rokers.” Hoe dat kan is nog een groot vraagteken. Wél denkt Stam dat zijn resultaten een startpunt kunnen zijn voor verder onderzoek. „Nu we weten dat het leren van fouten verstoord is in rokers, kun je bijvoorbeeld denken aan nieuwe vormen van hersenstimulatie als ondersteuning van andere behandelingen om te stoppen met roken.”