Hun paradijs werd een hel

Recensie

Strips

Galapagos-affaire Alles achter je laten en opnieuw beginnen, op een onbewoond eiland. Friedrich Ritter en Dore Strauch deden het in 1929. Michaël Olbrechts maakte daar een fascinerende strip over.

De avontuurlijke setting van een onbewoond eiland, de ongerepte natuur, de spanning van de ontdekking; het zijn bij uitstek zaken die in een strip tot volle wasdom komen. De Vlaamse stripmaker Michaël Olbrechts (1987) stofte de Galapagos-affaire af en verwerkte die in de graphic novel Galapagos.

Olbrechts baseerde zich op het waargebeurde verhaal van de Duitse arts Friedrich Ritter die in 1929 besluit om samen met zijn vriendin Dore Strauch een nieuw begin te maken op het onbewoonde eiland Floreana. Hij gaat er op zoek naar een ascetisch leven en hangt dat op aan Nietzsches theorie van de übermenschen. Het kenmerkt Ritters standvastigheid, doorzettingsvermogen én drammerige inborst. Zijn vriendin Dore Strauch is meer dan eens verweten zich niets aan te trekken van Nietzsches idealen.

In Olbrechts’ stripbewerking is Ritter een bozige, rechtlijnige figuur. Dat wordt snel duidelijk als blijkt dat Strauch haar familie brieven schrijft over het leven op het eiland. De familie zoekt de media op en vanaf dan is het gedaan met de betrekkelijke rust. Als er zelfs een boot met toeristen aanmeert om eens te kijken hoe het er allemaal aan toegaat in de wildernis, ontploft Ritter.

Het gaat snel bergafwaarts: er vestigt zich nog een gezin, de Wittmers. Prachtig is de scène waarin Heinz Wittmer zich plompverloren op het strand komt voorstellen als de nieuwe buurman: „Het zit zo. Wij lazen jullie verhaal in de krant, ‘De Adam en Eva van Floreana’. Wij zijn enorme bewonderaars van uw… euh visie, Herr Ritter.”

Als op een dag ook nog de waanzinnige, megalomane barones Eloise von Wagner Bosquet met haar twee minnaars opduikt, zien we de idylle voor onze ogen afbrokkelen. Het escaleert totaal.

Olbrechts werkt in zijn graphic novel een paar mooie vondsten uit. Zo noemt hij de hoofdstukken naar de plaats waar die zich afspelen en vermeldt hij steeds het inwonertal. Halverwege heet het dan ‘Floreana, populatie: 5’ Vaak kondigt het een onheilstijding aan, in het grotere geheel laat Olbrechts zien dat egoïsme niet gedijt. Ritter zal het goed bedoelen, maar een idealistische manier van leven slaagt pas als het medestanders motiveert hetzelfde te doen, mét genoeg ruimte voor ieders eigen invulling.

Olbrechts heeft met Galapagos een krachttoer afgeleverd. De opbouw van het verhaal is schitterend uitgewerkt, met hallucinante intermezzo’s die het Europa van de jaren dertig laten zien; de wereld die Ritter en Strauch hebben achtergelaten, van oorlogsdreiging en machtswellust. Het zet Ritters idealen in een ander perspectief.

Olbrechts neemt alle tijd om zijn verhaal te vertellen. Hij wisselt vurige dialogen af met paginagrote illustraties en bijna tekstloze passages, waarin de lezer niet alleen de trage gang van het eilandleven ziet, maar ook de opmaat naar het onafwendbare. Ritters frons, het ongemak van de anderen, het ongeleide van de barones en steeds weer de berichten van buiten die het eiland bereiken: het onvermogen van alles en iedereen is perfect gevangen in een toch vrij karikaturale, klassieke tekenstijl.

Pas op de schutbladen achterin zien we de echte gezichten bij het verhaal: daar staan de foto’s van alle betrokkenen. Het maakt de leeservaring nog een stukje intenser. Het is het perfecte slotakkoord van een razendknappe vertelling.