Huisarts Julia van de Pol: ‘Redden? Nee, je kunt mensen niet redden’

Julia van de Pol (36) is huisarts in Amsterdam-Zuidoost, waar de meerderheid van de mensen een migratieachtergrond heeft. Lang niet al die mensen hebben papieren. Ze zijn illegaal in Nederland. Ongedocumenteerd, zegt Julia van de Pol. In de praktijk waar ze werkt, Reigersbos Medical Center, staan zevenhonderd ongedocumenteerde, dus onverzekerde patiënten ingeschreven. Maar ze hoeft hen niet gratis te behandelen. Daar is in Nederland een regeling voor, de regeling onverzekerbare vreemdelingen.

Zelf heeft Julia van de Pol ook een migratieachtergrond. De moeder van haar moeder vluchtte als klein meisje in de Spaanse Burgeroorlog met haar ouders mee van Spanje naar Parijs. Op een dag moest ze op de akkers buiten Parijs achterbleven aardappels gaan zoeken. Toen ze terugkwam kon ze haar ouders nergens vinden. Ze waren niet op de plek waar ze haar zouden ophalen. „Het verhaal is”, zegt Julia van de Pol, „dat ze door de politie naar de nonnen is gebracht. En daar is ze tot haar zestiende gebleven.”

Ze weet niet hoe, maar de moeder van haar moeder is toen weer terechtgekomen bij haar ouders. Ze leerde de man kennen met wie ze zou trouwen. Maar eerst moest hij nog voor de Fransen vechten in Indochina. „Een oorlog zonder regels”, zegt Julia van de Pol. „Hij kwam zwaar getraumatiseerd terug.” En dat met acht kinderen in een klein appartement ergens op de twaalfde verdieping in Parijs. Een van die kinderen was de moeder van Julia van de Pol. Ze ontsnapte door te trouwen met een gereformeerde jongeman uit Bennekom, die ze op vakantie in Griekenland had leren kennen.

Julia van de Pol werd geboren in Wageningen en nee, ze werd niet gereformeerd opgevoed. „Mijn vader zei altijd dat hij allang niet meer geloofde. Hij vond religie een vorm van kindermishandeling, zeker voor gevoelige kinderen.” In dezelfde adem vertelt ze wat zij weleens tegen haar patiënten zegt als die over het geloof beginnen. „Hoe zie je dat voor je als je naar boven gaat? Hier staat Allah en verderop Jezus Christus?” Daarna vertelt ze over kinderen van veertien die op hun vlucht naar Europa „letterlijk en figuurlijk” misbruikt zijn, „zeker als ze de Libiëroute hebben genomen”, en dan zegt ze: „Hoe kwam ik hierop?” Ze wacht het antwoord niet af. „Ik heb ADHD”, zegt ze. „Ik ga heel snel van het een naar het ander. Ik ben een huisarts met ADHD.” Ze associeert nog even door en zo komt ze bij de existentiële vragen over het menselijk bestaan. „Niemand kent de waarheid. Niemand weet waarom we leven. Wat ik probeer is elke dag een goed mens te zijn, lief en aardig voor andere mensen. Waarom zou je niet proberen om een goed mens te zijn? Waarom zou je slecht willen zijn?”

Wat voor jou slecht is…

„Kan voor het ander het goede zijn? Nee, sorry, daar ga ik niet in mee. Andere mensen misbruiken of martelen of voor je overtuigingen vermoorden, dat is objectief slecht.” Ze vist ondertussen een haar uit haar eten – we zitten in een restaurant bij station Amstel – en kijkt er met een vies gezicht naar. Ze haalt haar schouders op en wappert met haar hand langs lichaam. „We hebben drie kilo bacteriën bij ons, dus wat zou het.”

Foto Jagoda Lasota

Ze wilde al dokter worden, zegt ze, toen ze tien was. „Ik was geïnteresseerd in verhalen van mensen en ik las veel, Carry Slee, Jan Terlouw, Thea Beckman, Sjoerd Kuyper, echt heel veel, drie, vier boeken per week. Verhalen van mensen, ook in boeken, vooral in boeken, zijn vaak verdrietig. Er gebeuren altijd verdrietige dingen in boeken, ook in kinderboeken. Je ontwikkelt een enorm voorstellingsvermogen en ik dacht: als ik iets wil doen, dan is het mensen helpen. En dan ook echt helpen. Niet half.”

Helpen? Of redden?

„Niet redden. Je kunt mensen niet redden. In groep zeven van de basisschool had ik mijn eerste existentiële periode. Gingen we naar mijn opa en oma in Bennekom en dacht ik: nu rijden we erheen, straks rijden we terug, en dan? Eten. En dan? Slapen. En morgen? Ik wilde nooit iets in mijn leven gaan doen waarvan je kon denken: wat doet het ertoe? Bij een dokter gaat het over leven en dood. Het doet er altijd toe wat je doet.”

Wist je toen al van je ADHD?

„Nee, ik ben pas op mijn 27ste gediagnosticeerd, toen ik in Amsterdam in opleiding was tot huisarts. Vroeger hadden alleen jongens ADHD en dat was dan een opvoedprobleem. Meisjes hadden geen ADHD. Maar het is gewoon een neurobiologische aandoening met een sterke genetische component, waardoor je hoofd de hele dag aanstaat en je kortsluiting krijgt als er te veel prikkels zijn. Je schakelt jezelf uit. Je let niet op. Je luistert slecht. Op school vonden ze me laks en lui. Slim, maar ook laks en lui. En een beetje raar. Nu slik ik medicijnen.”

Je kon wel geneeskunde studeren.

„De eerste keer werd ik uitgeloot en toen wilde ik vrijwilligerswerk gaan doen in Afrika. Las ik dat je 3.000 euro moest betalen om in een weeshuis te gaan werken. Ik wilde geen elitair wit meisje zijn dat voor 3.000 euro een tussenjaar doet in Afrika en op de foto gaat met van die leuke donkere kindjes. Mijn intentie was, en is, om de zwakste en onzichtbaarste mensen te helpen en vanuit mijn privileges iets te doen tegen de ongelijkheid in de wereld. Ik schreef me in bij de European Law School in Maastricht, dan kon ik daarna bij de VN gaan werken of zo.” Ze lacht. „Mijn studieboeken zitten allemaal nog in het plastic. Bijna allemaal. Het jaar daarop werd ik weer uitgeloot voor geneeskunde en toen ben ik naar Parijs gegaan om daar geneeskunde te studeren. Ik wilde echt alleen maar dokter worden.”

Je sprak Frans?

„Mijn moeder heeft altijd Frans met ons gesproken. Ik heb een broer en een zus. Na haar huwelijk met mijn vader is ze lerares Frans geworden.”

Foto Jagoda Lasota

In Parijs werkte ze bij de voedselbank en ze wordt nog boos als ze terugdenkt aan de manier waarop de mensen die daar voor hun boodschappen kwamen werden behandeld. Ze zelf laten kiezen wat ze nodig hadden was er niet bij. Ze moesten dankbaar zijn voor wat ze kregen.

„Alsof ze een ander soort mensen waren. Mijn idee is altijd: als je je vijf seconden voorstelt hoe het zou zijn om in hun schoenen te staan, dan denk je dat toch niet meer? Hoe ingewikkeld is het? Schakel je vooroordelen uit, je automatische gedachten, die niet eens je eigen gedachten zijn. Ze zijn je door de maatschappij ingeprent. ‘Assumption is the mother of all fuckups’. Ik was in Zuid-Afrika voor mijn coschap chirurgie en daar hoorde ik dat voor het eerst. Ga nergens blind van uit. Alles is altijd anders dan je denkt als je je erin verdiept.”

Je bent wel weer terug naar Nederland gekomen.

„Ja, maar ik heb mijn verpleegstage op Aruba gedaan en mijn wetenschappelijke stage kindergeneeskunde in Australië. Je leeft maar één keer en waarom zou je het zomaar aan je voorbij laten gaan? En dat bedoel ik niet in de zin van: pluk de dag en geniet zoveel als je kan. Ik bedoel: maak het zo zinvol mogelijk. Ik zeg dat ook tegen mijn patiënten. We hebben het zo gedraaid in deze wereld dat we de hele tijd maar gelukkig menen te moeten zijn, met af en toe een dipje. Dat is niet vol te houden. Het leven is zwaar en het is wat het is. Ik zeg tegen mijn patiënten dat je een paar keer per dag een piekmoment hebt waarop je blij bent, en soms zelfs dat niet eens. Meer moet je niet verwachten.”

Ben je na je opleiding meteen naar Reigersbos gegaan?

„Eerst in de Houthavens in Amsterdam-West, een praktijk met veel hoogopgeleide patiënten. Dat vind ik ook leuk. Ik werk daar nog steeds één dag per week. Ik begon in maart 2020, op de eerste dag van de eerste lockdown. Ik dacht altijd dat ik niet zo’n last had van nare dingen in mijn werk – in Zuid-Afrika had ik de vieste en ellendigste dingen gezien – maar die hele covidtoestand is me wel bijgebleven. Ik deed veel nachtdiensten en dan stond je daar bij een vrouw van tachtig die dertig, veertig keer per minuut ademhaalde, zo ontzettend benauwd was ze. En ze durfde niet naar het ziekenhuis, want tante Mien was niet meer teruggekomen en tante Henny ook niet. Rond die tijd ben ik ook in Reigersbos gaan werken, drie dagen per week.”

Is het werk daar heel anders?

„Patiënten zijn patiënten, maar de ongedocumenteerde patiënten – wat we voor ze doen, moeten doen, willen doen ook, dat is vaak wel aanpoten. Ik had laatst een man die psychotisch was en ik wilde hem snel bij de crisisdienst hebben. Je weet: die man gaat daar helemaal nooit komen als ik hem er zelf naartoe laat gaan. ‘Tomorrow morning’, zei ik tegen hem. Ik breng je naar een andere dokter. Hij vertrouwde me, want de volgende ochtend was hij er weer en toen heb ik hem bij mij in de auto gezet. Tien minuten heen, tien minuten terug, wat voor moeite is het? En ik heb de psychiater ook meteen even gezien.”

Tienduizend mensen zonder papieren zijn er in Zuidoost.

„Volgens schatting, ja. En de meesten werken, hè. Ze zijn de onderste laag van de economie. Als ze wegvallen, komt er bij jou geen Uber voorrijden en op Schiphol zit je op een vieze wc voor je naar Ibiza vliegt. ‘Winners and losers, don’t get caught at the wrong side of that line.’ Bruce Springsteen. ‘De truc is dansen op de gulden middenweg en dat red ik nog maar net.’ Acda en de Munnik. Als je aan de verkeerde kant terechtkomt, heb je pech.”

Niet bij jou en je collega’s.

„Als dokter ben je maar een kleine schakel in het systeem. Ik kan niet geloven dat in een land dat zo rijk is, zo slecht voor deze mensen wordt gezorgd. Ik heb het niet over alle grenzen opengooien en ik heb het ook niet over Frontex. Ga vooral lekker door met je pushbacks en je drones. Ik ben daar nu even niet mee bezig. Ik heb het over gezondheidszorg, een mensenrecht. Iemand zei laatst over mijn collega in Reigersbos: o ja, zij is ook al zo’n wereldverbeteraar. Daar zit voor mij de crux. Dat dedain. Alsof het vies is wat we doen.”

Voorheen, zegt ze, las ze elke dag twee of drie kranten, Het Parool, de Volkskrant, The Guardian. Daar is ze mee gestopt. Ze werd er ongelukkig van. „De ergste dingen die er gebeuren met mensen, met kinderen, die hoor ik in mijn spreekkamer. In Libië zijn ze verkracht, in Hongarije zijn hun tenen eraf gevroren. Ik kan je duizenden verhalen vertellen, ik hoef ze meer niet te lezen. Oekraïne, Gaza, Trump, het is me te veel. Het klimaat laat ik ook even zitten. Ik kan er toch niets aan veranderen. Nu is mijn vader ook nog ziek geworden. Ik hou het voorlopig even klein.”