Howard Amos duikt in het hoofd van de gewone Rus op het platteland

Dat in Rusland een overgrote meerderheid van de bevolking vierkant achter president Poetin en zijn oorlog in Oekraïne staat, kunnen westerlingen zich nauwelijks voorstellen. Toch valt er weinig op af te dingen. Dissidente geluiden klinken hoogstens in grote steden zoals Sint-Petersburg en Moskou, al zijn die sinds het begin van de Russische invasie in Oekraïne in 2023 gesmoord.

Het gewone Rusland is nationalistisch, anti-westers en conservatief. De oorzaak daarvan valt deels te zoeken in het uiteenvallen van de Sovjet-Unie in 1992, een gebeurtenis die alle sociale verhoudingen verstoorde en velen tot werkloosheid en armoede veroordeelde. Alleen daarom al is Rusland begint hier van de Britse journalist Howard Amos een welkome aanvulling op de vele boeken die de politieke drijfveren van Vladimir Poetin en consorten analyseren.

Amos, die Rusland in 2007 voor het eerst bezocht om er de taal te leren, doet in zijn boek verslag van het leven op het Russische platteland rondom de stad Pskov, even over de grens met Estland en Letland. Het is een verarmd en grotendeels ontvolkt gebied, waar voor 1917 de hofadel uit Sint-Petersburg zijn buitenverblijven had.

Ook de Tweede Wereldoorlog heeft er zijn sporen achtergelaten. Zo werd de Pskov-regio bezet door het Duitse leger en onderworpen aan de nazi-terreur tegen de lokale, al dan niet Joodse bevolking. Massa-executies waren aan de orde van de dag.

Zulke elementen komen Amos goed van pas voor zijn verhaal, dat hij vertelt in zeventien hoofdstukken waarin telkens een ander personage centraal staat. Op die manier voert hij je het gewone Rusland binnen, waar de meeste mensen in de eerste plaats bezig zijn met overleven in een straatarme omgeving. Voor hun informatievoorziening zijn ze volledig afhankelijk van de staatstelevisie, die het gelijk van het Kremlin verkondigt.

In 2010 vestigde Amos zich een poos in het gehucht Baranovo. Hij sloot er vriendschap met het bejaarde echtpaar Nina en Nikolaj, wier levensgeschiedenis hij gebruikt om uit te leggen waarom zoveel gewone Russen Poetin bewonderen. Zo blijkt iemand als Nikolaj de Russische invasie van Oekraïne vooral te steunen omdat hij die als voortzetting van de Tweede Wereldoorlog beschouwt. Zelf was hij toen nog een kind dat niet mee kon vechten, iets wat hij met zijn huidige oorlogsenthousiasme goed lijkt te willen maken. De toenmalige vijand, nazi-Duitsland, is in zijn bewustzijn vervangen door het Westen als geheel. Precies dat verhaal hoort hij tenslotte sinds 2014 dagelijks van Poetin op de staatstelevisie.

Aan de hand van Nina en Nikolaj maakt Amos ook duidelijk hoe alomvattend de chaos in het Rusland van de jaren negentig was en waarom veel gewone Russen Jeltsin en Gorbatsjov haten. Dankzij hun onvermijdelijke hervormingen stortte de centraal geleide economie in, verloren miljoenen mensen hun baan, was de roebel niets meer waard en belandde Rusland weer in de steentijd. Hoe kun je dan nog begrip hebben voor hun beste bedoelingen?

Absurde tegenstellingen

Tegelijkertijd beseft Amos dat Rusland een land van absurde tegenstellingen is, deze zouden vermakelijk zijn als ze niet zo dramatisch hadden uitgepakt voor de bevolking. Zo voert hij Sergej op, een veteraan uit de Afghanistanoorlog van de jaren tachtig, die in de regio Pskov de botten van Wehrmachtsoldaten en SS’ers opspoort om ze een waardig graf te bezorgen. Dat een Rus zich op zo’n manier over de nagedachtenis van de voormalige vijand ontfermt, is op zich iets bijzonders in een land waar speelfilms over gemene nazi’s de hele dag over het tv-scherm rollen. Des te merkwaardiger is het als Sergej, die de kritiek van zijn landgenoten op zijn activiteiten trotseert, een fanatieke nationalist en een radicale tegenstander van de lhbti+-beweging blijkt te zijn. In 2014 meldt hij zich zelfs aan voor het leger om tegen Oekraïne met zijn Duitse tanks te vechten.

Het interessantste hoofdstuk uit Rusland begint hier gaat echter over de rol van de machtige Russisch-orthodoxe kerk in de Oekraïne-oorlog. Pskov, dat veel historische kerken en kloosters telt, blijkt de bakermat te zijn van bisschop Tichon Sjevkoenov. Behalve de spirituele leider van Poetin is deze hoge priester een fanatieke imperialist, die Rusland als een groot rijk beschouwt dat zich uitstrekt tot over de grenzen met Polen en Finland en zelfs de Bosporus zou moeten omvatten. Sjevkoenov, die in 2023 tot bisschop van de Krim werd benoemd en sindsdien in de frontlinie mag bidden, is ook degene die het geschiedsvervalsende schoolcurriculum bepaalt en zijn invloed op allerlei andere maatschappelijke gebieden laat gelden. Niet voor niets wordt zijn tomeloze macht met die van Raspoetin vergeleken.

Toch zijn het niet de conservatieven die Amos’ boek zo lezenswaard maken. Dat doet eerder iemand als de moedige oppositiepoliticus Lev Sjlosberg, die in 2014 Poetins geheime oorlog in Oekraïne in het openbaar bekritiseerde en daarvoor werd afgetuigd. Hoewel hij in politiek opzicht vervolgens werd uitgeschakeld, is hij nog altijd een morele factor van betekenis, die voor Rusland een toekomst van „vele reactionaire jaren” voorspelt.

Vervalsingen

Ook het portret van Semjon Gejtsjenko, de in 1993 overleden directeur en oprichter van het door hem in een fraai museum omgetoverd landgoed van Poesjkin, is de moeite waard. Alleen al omdat het een vermakelijk beeld geeft van een schelm en durfal die het hele Sovjet-systeem op de hak neemt door de boel voortdurend op te lichten en geld voor zijn vervalsingen bij de staat te bietsen. Mensen zoals Gejtsjenko, die de communistische machthebbers niet serieus namen en zich als een lokale vorst gedroegen, zijn de enige winnaars in dit boek. Ze trotseerden de macht, speelden als het erop aankwam het spelletje mee om uiteindelijk altijd hun zin door te drijven.

Gejtsjenko’s leven staat in fel contrast tot dat van Michaïl Minin, die in een ander hoofdstuk als soldaat van het Rode Leger in 1945 als eerste de Sovjet-vlag op de Rijksdag in Berlijn plantte. Nooit zou hij daar echter de beloning voor krijgen die hij verdiende, omdat de legerleiding besloot die aan twee andere soldaten te gunnen.

Of neem die andere Michaïl, een 31-jarige arbeider in een cementfabriek. In 2022 meldt hij zich uit een combinatie van verveling en macho-gedrag voor het leger om daags na de voltooiing van zijn opleiding, begin 2023, tijdens zijn slaap in een bunker in Oekraïne door een granaat te worden gedood. Omdat vechten in het Russische leger een hoge status geniet, koppelt Amos dat tragische lot aan de wreedheden die de 76ste Divisie uit Pskov in Boetsja tegen de burgerbevolking heeft begaan. Alsof hij daarmee de banaliteit van die oorlog extra wil benadrukken. Enerzijds door te laten zien dat de moordenaars van Boetsja sukkels zijn, die uit verveling oorlogsmisdaden plegen. Anderzijds door tegelijkertijd zijn verbazing uit te spreken over het feit dat die moordenaars uit het meest westelijke deel van Rusland komen, waarover een van zijn personages opmerkt dat het bij Europa, oftewel de beschaafde wereld, hoort.

Als Amos vervolgens Michaïls weduwe Svetlana laat opmerken dat de NAVO geen enkele bedreiging voor Rusland vormt, dat Russische soldaten in Oekraïne niet weten waarvoor ze vechten, en zij ondanks de zinloze dood van haar man de Russische staat niets verwijt, dan weet je dat het voorlopig niet goed komt met Rusland. Niet voor niets concludeert Amos dat alles wat Svetlana zei doordrenkt was van fatalisme: „Tragische gebeurtenissen hoorden er nu eenmaal bij, je levenslot was voorbestemd.”