De telefoon van de Londense hoogleraar Arthur Petersen stopte de afgelopen week niet met rinkelen, maar hij nam niet op.
Afgelopen vrijdag pochte minister Femke Wiersma (Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur, BBB) over een ongepubliceerd rapport van Petersens hand, dat volgens haar „de wetenschappelijke onderbouwing voor een nieuwe rekenkundige ondergrens” bevatte. Die rekengrens bepaalt welke hoeveelheden stikstof meetellen bij een vergunningsaanvraag. Als die rekengrens omhooggaat, kunnen boerenbedrijven veel meer projecten of uitbreidingen uitvoeren zonder dat die een stikstofvergunning vereisen.
„Alle seinen staan op groen”, zei Wiersma in een filmpje dat de BoerBurgerBeweging (BBB) verspreidde. „Hoop gloort voor duizenden boeren en bouwprojecten”, las een persbericht van de partij.
Maar wat Petersen precies had opgeschreven, wilde de minister nog niet delen met de Tweede Kamer. Al sinds 2019 werd vergeefs gezocht naar een mogelijkheid om weer makkelijker vergunningen af te geven. Nu was daar plots een wetenschappelijk gedragen uitweg – hoe kan dat?
Petersen, hoogleraar Wetenschap, techniek en beleid aan de University College London, zelf hield zijn mond tegenover journalisten. Zijn zogenoemde ‘expertoordeel’ zou wat Wiersma betrof pas ná een toets van de Raad van State worden gepubliceerd, waarschijnlijk ergens in mei. Het leidde tot frustratie in de Tweede Kamer, die eiste dat de stukken nu al openbaar zouden worden gemaakt.
Nu Petersens advies alsnog is gepubliceerd door het ministerie, geeft hij een interview aan NRC. Om uit te leggen hoe simpel het eigenlijk is om de rekengrens op te hogen. Het had bovendien al veel eerder moeten gebeuren én het geniet „brede wetenschappelijke steun”.
Nog voor publicatie oogstte Petersens advies al kritiek. Het RIVM, de beheerder van het stikstofrekenmodel, liet aan de NOS weten, zonder het definitieve document te hebben gezien, dat er „geen sluitende onderbouwing voor een rekenkundige ondergrens” bestaat.
Lees ook
Een snelle uitweg uit de stikstofcrisis is er niet
Al jaren wordt geprobeerd een drempelwaarde of rekengrens in te voeren. Waarom kan dat nu wel?
„Ik zie het als mijn verantwoordelijkheid om alle aspecten te wegen in een onafhankelijk oordeel. We gebruiken dit rekenmodel al vijf jaar, sinds de beruchte stikstofuitspraak van de Raad van State uit 2019, op een manier waarop het niet gebruikt mag worden. Het RIVM gebruikt het model voor heel goede en nuttige doeleinden, zoals landelijke deposities berekenen en de natuur monitoren. Wie een stikstofvergunning wil, moet een berekening maken met een model, maar daar is het niet geschikt voor. Ik ben alleen bezig met het verkeerde gebruik van dat deel van het stikstofmodel. Maar als wetenschappers getrouwd zijn met zo’n model, voelt dat alsof het hele model niet goed zou zijn.”
U stelt voor de rekengrens tweehonderd keer zo hoog te maken als de huidige grens. Waarom?
„Het model rekent nu tot op heel kleine eenheden – 0,005 mol – uit hoeveel stikstof op een hectare natuur valt. Die kleine getallen zijn aan een heel grote onzekerheid onderhevig. Dat weten we al jaren. De vraag is dan: kan een ondernemer wel verantwoordelijk worden gehouden voor zulke kleine hoeveelheden stikstofbelasting?
„Ik baseer de rekengrens op de hoeveelheid stikstof die we kunnen meten: 10 mol. Een grens van 1 mol is dan een veilige marge. Als wetenschapper moet ik voldoende zeker weten dat ik depositie kan toeschrijven aan een bedrijf. Dan moet je eerlijk zeggen: dat kan dit model niet onder de 1 mol, sorry. Rekenen met schijnzekerheid mag niet. Daarom moet de rekengrens omhoog.”
Dan wordt ineens heel veel meer mogelijk. Volgens het Interprovinciaal Overleg wordt 92 procent van de vergunningsaanvragen direct goedgekeurd bij een rekengrens van 1 mol.
„De hogere grens zal inderdaad leiden tot meer stikstofemissie. De opdracht voor dit kabinet om de uitstoot te reduceren, zal daardoor groter worden. Ik denk niet vreselijk veel, maar dat zou je preciezer uit moeten rekenen.
„Die kleine beetjes zijn een probleem. Maar dat is geen reden om een model te blijven gebruiken dat je niet mág gebruiken. Ga die kleine beetjes in hemelsnaam op een andere manier voorkomen.”
Het ministerie van Landbouw liet vijftien wetenschappers en andere experts naar uw oordeel kijken. Ze kunnen uw redenatie volgen, maar er is ook kritiek. Het Planbureau voor de Leefomgeving vindt dat u de ‘veiligheidsmarge’ van een factor tien beter moet onderbouwen…
„Ze reageerden op een vorige versie, dat heb ik aangepast. Er staan nu hele lappen tekst in over die factor tien.”
Een hoogleraar omgevingsrecht acht het „niet zonder meer waarschijnlijk” dat een grens van 1 mol bij de rechter standhoudt. Een wetenschapsfilosoof stelt dat uw redenatie te verdedigen is, maar niet op grond van uitsluitend de wetenschap tot stand komt…
„Je moet in een expertoordeel allerlei waarden wegen: de natuur mag niet achteruitgaan, je moet causaliteit tussen een bedrijf en stikstof in de natuur kunnen aantonen, de kwaliteit van het model… Dan moet je ook de maatschappelijke waarden meenemen, zoals het beschermen van natuur.
„Maar ga maar door, ik heb op alles een antwoord.”
Emeritus hoogleraar Milieusysteemanalyse Leen Hordijk vindt dat een rekengrens van 1 mol óók schijnzekerheid oplevert, net als de huidige grens van 0,005 mol. Het is aan de overheid om te bepalen in welke mate ze met schijnzekerheid wil rekenen, zegt hij. Is er wel echt wetenschappelijke consensus, zoals u claimt?
„Ja.”
Deze experts zeggen: het is toch lastig om een precieze grens vast te stellen.
„Zij zeggen dat er lastige elementen in het oordeel zitten. Als je ze met het mes op de keel zou vragen waar de grens ligt, dan zullen een heleboel experts zeggen: het is 1. Maar er is discussie over. Als je een rondje maakt langs wetenschappers, zal niet 100 procent zeggen dat de rekengrens op 1 mol ligt.”
U claimt dat er wetenschappelijke consensus is, hoe hoog denkt u dan dat het percentage is dat wel achter 1 mol staat?
„Nee, ik zeg niet dat er wetenschappelijke consensus is over een rekengrens van 1 mol. Ik zeg wel dat er steun vanuit de wetenschap is voor de redenering. In de wetenschap draait het om hoe je je punt opbouwt: hoe sterk is het fundament daaronder? Ik denk dat er een wetenschappelijke consensus is dat er met mijn expertoordeel een stevig bouwwerk staat. Maar als je anderen vraagt om een expertoordeel te schrijven, zal niet iedereen op 1 uitkomen. Anderen komen misschien wel uit op 10 mol, of een ander getal.”
Is die 1 mol dan ook niet gewoon een keuze en niet een wetenschappelijk feit?
„Ik vind echt dat je kunt zeggen dat dit gedragen is door de wetenschap. Ik heb alle rapporten, van RIVM, van TNO, van de UvA, op een rij gezet en daar één consistent en coherent verhaal van gemaakt. Er hebben vijftien experts naar gekeken, ze hadden heel goede kritiek die ik heb verwerkt. Ik heb het opgeschreven, maar het oordeel is niet alleen van mij.”
Sommige wetenschappers zeggen: het ministerie heeft het expertoordeel laten schrijven door die ene wetenschapper die het dichtst bij hun politieke wens in de buurt komt. Heeft u zich niet voor het karretje van het ministerie laten spannen?
„Ik heb een hele plank in mijn boekenkast over de verantwoordelijkheid van natuurkundigen in het ontwikkelen van de atoombom. Dus begin niet over de maatschappelijke verantwoordelijkheid van wetenschappers. Ik ga niet mee in het idee dat ik me heb laten lenen voor een politieke interventie. Als je op een verkeerde manier een model gebruikt, kom je als wetenschap bedrogen uit.”
U krijgt veel kritiek, waarom doet u dit?
„Ik ben chief scientist geweest bij het Planbureau voor de Leefomgeving. Het was mijn taak ervoor te zorgen dat wetenschap verstandig werd gebruikt door de politiek. Mijn leerstoel in Londen gaat daar ook over, dat zit er heel diep in. Ik vind dat ik een verantwoordelijkheid heb om naar eer en geweten te vertellen hoe je een wetenschappelijk model kunt gebruiken.
En nu zit u plotseling in het oog van een politieke storm.
„Eigenlijk zou de Tweede Kamer helemaal niet over de rekengrens moeten debatteren. Het is een wetenschappelijke discussie, het is helemaal niet aan de politiek om daarover te beslissen. Het debat zou moeten gaan over hoe je zo snel mogelijk de stikstofuitstoot gaat reduceren.
„Er is beleid nodig om tot hele drastische emissiereducties te komen én tegelijkertijd niet met schijnzekerheid te rekenen. Als je het ene, de rekengrens, benadrukt, benadruk je het andere, stikstofemissies reduceren, minder. En dat is de grootste opgave.”
Lees ook
Stikstofonderzoek: uiteindelijk wilden de provincies maar naar één wetenschapper luisteren
