Staand achter een afgehakt varkenshoofd valt Andri (31) opeens stil. Zou de slager, behorend tot de Hongaarse meerderheid in het Oekraïense dorp Velyka Dobron, vechten voor Oekraïne? Zijn gezicht wordt rood, zijn ogen richt hij naar beneden, waar enorme blokken spek in de vitrine liggen. „Ik weet het niet”, zucht hij na lang zwijgen.
Een ogenblik eerder vertelde Andri nog dat hij zich meer Oekraïner voelt dan Hongaar – ook al komt hij uit een Hongaarse familie en spreekt bijna niemand in zijn dorp Oekraïens als eerste taal. Hij woonde acht jaar in Hongarije, kocht vlak na de Russische invasie in Oekraïne een woning in Boedapest, maar hier, in Velyka Dobron, voelt hij zich thuis. „Ook al heb ik een Hongaars paspoort, de Hongaren accepteren ons – etnisch-Hongaren uit Oekraïne – niet”, zegt hij. „In Hongarije word ik gezien als buitenlander door mijn Transkarpatische accent.”
Andri, die zijn achternaam niet wil geven vanwege de gevoeligheid van het onderwerp, is een van de weinige mannen die is achtergebleven in het dorp. Zeker een derde van de zevenduizend dorpsbewoners is sinds de oorlog vertrokken. Op straat lopen vooral vrouwen en kinderen. „Mijn mannelijke vrienden blijven binnen”, zegt Andri. „Ze zijn bang voor mobilisatie.” Op de wegen rondom het dorp zijn checkpoints waar mannen tussen de achttien en zestig jaar worden gecontroleerd. Er is een meldplicht bij een oproep voor het leger. Komen mannen niet opdagen, dan volgt een straf en soms worden ze gedwongen het leger in te gaan, vaak naar het front.

In de zomer en het najaar ziet Velyka Dobron rood van de paprika’s. Dit vruchtbare land, waar drie keer per jaar geoogst kan worden, gaat schuil achter het Karpatengebergte en grenst aan Hongarije en Roemenië. Het aantal Russische raketaanvallen op Transkarpatië, zoals het gebied heet, is op één hand te tellen. Toch is een groot deel van de mannelijke bevolking vertrokken: bang voor de oorlog, voor mobilisatie of omdat ze over de grens werkten en na terugkomst in Oekraïne het land niet meer uit mogen. De Hongaarse minderheid in Transkarpatië daalde enorm: van zo’n 150.000 inwoners in 2001 naar ongeveer 75.000 nu.
De Hongaren in Oekraïne stonden bekend als Orbán-apologeten. Maar na drie jaar oorlog lijkt de Hongaarse minderheid gedraaid. De Hongaarse premier Viktor Orbán spendeert de afgelopen jaren veel aandacht aan de Hongaarse minderheid in Transkarpatië. Orbán gebruikte de behandeling van Hongaren in Oekraïne vaak als argument om hulp aan Oekraïne van de Europese Unie te blokkeren.
Het grootste geschil tussen Oekraïne en Hongarije gaat over een taalwet die Oekraïne in 2017 invoerde. Onderwijs in de Oekraïense taal werd gedeeltelijk verplicht op middelbare scholen om de nationale identiteit te versterken. Dat was een reactie op de Russische annexatie van de Krim in 2014 en vooral gericht op Russischtaligen. Ook de Hongaarse minderheid ondervond er de gevolgen van. Orbán beschuldigde Oekraïne van „Hongarofobie”, weigerde wapens en munitie naar buurland Oekraïne te sturen en dreigde de toetreding van Oekraïne tot de EU en de NAVO te blokkeren.
Die taalwet werd een paar maanden geleden aangepast. Niet vanwege druk vanuit Hongarije, maar omdat Oekraïne de rechten van minderheden moet beschermen voor toetreding tot de Europese Unie.
Geld uit Hongarije
In het lokale café van het paprikadorp is het „véél rustiger dan drie jaar geleden”, zegt eigenaresse Jolana, die ook niet met haar achternaam in de krant wil vanwege het onderwerp, terwijl Orbán op de televisie achter haar een toespraak houdt. De bewoners spreken niet alleen Hongaars, ze volgen de Hongaarse media en sommigen houden de tijdzone van Hongarije aan – een uur eerder dan die van Oekraïne.
Het is nog ochtend als de een na de andere klant een shotje sterke drank bestelt. „Het was altijd druk op de markt”, zegt Jolana wijzend naar het plein tegenover haar café, waar nu alleen een oudere vrouw op een plastic krukje zit voor stapels met tweedehands kleding. „Voor de oorlog was het hier zoveel beter”, zucht ze.



De Hongaarse minderheid is gesloten. Op straat in Velyka Dobron wil op de slager na bijna niemand praten. Een school met een Hongaarse meerderheid weigert een bezoek, evenals het Matthias Corvinius Collegium in de stad Berehove – een dependance van de Hongaarse universiteit die bekendstaat als de plek waar de ideologie van Orbán en zijn politieke partij Fidesz wordt gedoceerd. Ook het Hongaars-Oekraïense culturele centrum in Moekatsjeve weigert een afspraak. Ze hebben het allemaal te druk, zeggen ze als ze horen dat het interview gaat over bemoeienis van Orbán met de Hongaarse minderheid in Oekraïne.
De afgelopen vijftien jaar heeft Hongarije veel geld gepompt in de Hongaarse gemeenschap in Oekraïne. Scholen, culturele centra en kerken werden opgeknapt. „Het is een zeer krachtige financiële stroom vanuit Hongarije”, zegt László Zubánics in zijn kantoor van de Hongaarse Democratische Alliantie van Oekraïne, een Hongaarse belangengroep, in Berehove. Het zou gaan om ongeveer 115 miljoen euro tussen 2011 en 2020, blijkt uit een internationaal onderzoeksjournalisitiek project.
Ook burgemeester Zoltan Babiak van Berehove – waar de meeste Hongaren wonen – beaamt het belang van de Hongaarse financiering: „We hebben niet genoeg geld en zonder het Hongaarse geld zou de ontwikkeling van Berehove veel langzamer gaan”, zegt hij. Hoeveel Hongaars geld er precies omgaat in Berehove weet de burgemeester niet: „Het gaat buiten onze begroting om.”

Naast een indirecte geldstroom, gaat er ook geld direct naar de Hongaarse minderheid. „Elke leraar, arts, journalist en cultuurmedewerker ontvangt jaarlijks twee extra maandsalarissen van de Hongaarse staat”, zegt Zubánics van de belangengroep. „De officiële reden is om deze mensen in Transkarpatië te houden, de onofficiële om politieke loyaliteit te krijgen.”
Een groot deel van de Hongaarse minderheid kreeg de afgelopen jaren namelijk de mogelijkheid een Hongaars paspoort aan te vragen. Daardoor konden ze stemmen voor de Hongaarse verkiezingen en kregen ze toegang tot de EU. Velen verlieten Oekraïne – tot woede van Kyiv.
‘Niet onze oorlog’
Aan het begin van de oorlog zei Orbán herhaaldelijk dat „dit niet onze oorlog is”. Dat resoneerde in Transkarpatië onder de Hongaarse bevolking, blijkt uit de talloze reportages van internationale media en NRC in het gebied. Ook was de vooral oudere bevolking gevoelig voor desinformatie en Russische propaganda, blijkt uit onderzoek van het Institute for Central European Strategy, een denktank in Oezjhorod, de hoofdstad van Transkaraptië.
„Sinds 2018 zien we een toename van Russische desinformatie waarin de Hongaarse gemeenschap wordt geprovoceerd, gemarginaliseerd en gepolitiseerd – met als doel om in de hoofden van de mensen separatistische gevoelens op te wekken”, zegt Vitali Djatsjoek, gekleed in militair uniform omdat hij de helft van de week analist is en de andere helft reddingswerker voor het leger.
Een voorbeeld van die provocaties is de dubbele aanslag op een Hongaars cultureel centrum in Transkarpatië met molotovcocktails in 2018. In beide gevallen zou het gaan om aanvallen in opdracht van Rusland, aldus de Oekraïense autoriteiten.
Het opwekken van separatistische gevoelens heeft volgens Zubánics van de belangengroep weinig effect. „Ongeveer de helft van onze gemeenschap is vertrokken naar het buitenland”, zegt Zubánics. „Er zijn hier vooral nog vrouwen, kinderen en ouderen. Met zo’n bevolking is het heel uitdagend om aan separatisme te denken”, lacht hij.


Sterker nog, eind 2023 ondertekenden bijna alle organisaties die de Hongaarse gemeenschap in Oekraïne vertegenwoordigen een brief aan Orbán en zijn regering om de EU-toetredingsonderhandelingen van Oekraïne niet te blokkeren. Ze schreven dat de Oekraïense wetsveranderingen omtrent minderheden hun „volledige steun genieten”. Tot grote verrassing van Orbán.
Toch blijft zijn regering pogingen wagen om steun aan Oekraïne te blokkeren en toetredingsgesprekken dwars te zitten. Bovendien arresteerde de Oekraïense veiligheidsdienst (SBU) begin mei twee Hongaren op verdenking van spionage. Het was een unicum dat een NAVO- en EU-bondgenoot spioneert in Oekraïne. De twee opgepakte spionnen moesten volgens de SBU informatie vergaren over de Oekraïense luchtverdediging en andere defensielocaties in de regio Transkarpatië. Daarnaast hadden ze als opdracht meegekregen om te peilen wat de opvattingen zijn onder de lokale bewoners. In het bijzonder wat zij zouden doen als Hongaarse troepen de regio zouden binnenvallen.

„De discussie over de Hongaarse minderheid in Oekraïne laait altijd op als Orbán dreigt besluiten in de EU te blokkeren en in ruil daarvoor iets wil krijgen”, zegt analist Djatsjoek. In feite heeft Hongarije slechts één keer een sanctiepakket gevetood en twee keer een EU-steunverklaring aan Oekraïne niet ondertekend. „Het irriteert iedereen dat Orbán telkens deze discussie gebruikt”, zegt Djatsjoek. „Orbán misbruikt de Hongaarse minderheid voor politiek gewin.”
Ook Zubánics vindt de klaagzang van Orbán overdreven. Ja, Transkarpatië is een van de armste regio’s van Oekraïne en krijgt weinig steun uit Kyiv. Ja, de taalkwestie is gevoelig – maar daar worden nu gesprekken over gevoerd. En ja, onder de Hongaren is Hongaars hun moedertaal. Maar het onderwerp leeft onder de Hongaarse minderheid nauwelijks, zegt Zubánics. „De bewoners hier raken vooral opgewonden van de nieuwe McDonalds die met Pasen open is gegaan.”
Bovendien vecht de Hongaarse minderheid mee in de oorlog. Officiële cijfers zijn er niet maar Zubánics weet zeker dat vierhonderd soldaten uit de regio meevechten en 45 van hen zijn gesneuveld. „Dat wij deelnemen in de oorlog heeft er ook voor gezorgd dat het negatieve beeld van Oekraïners over de Hongaarse minderheid is gekanteld”, zegt Zubánics. „En vanuit de Hongaarse minderheid is duidelijk dat het óók onze oorlog is. Alleen hebben we na verloop van tijd doorgekregen dat we de Hongaarse regering niet kunnen veranderen.”

