Hoge Raad: geen fouten gemaakt in moordzaak Van Dillenburg, bewijs via undercoveragent rechtmatig verkregen

Undercover Verdachte Ad K. beweerde dat bewijs tegen hem in een moordzaak onrechtmatig werd verkregen. Het OM houdt hem samen en medeverdachte Fred T verantwoordelijk voor de dood Van Dillenburg.
Politie-autoriteiten houden Ad K. en medeverdachte Fred T verantwoordelijk voor de verdwijning en uiteindelijke moord op Van Dillenburg,
Politie-autoriteiten houden Ad K. en medeverdachte Fred T verantwoordelijk voor de verdwijning en uiteindelijke moord op Van Dillenburg, Foto Nicole van den Hout/ANP

De cassatiezaak van de verdachte van de moord op drugshandelaar Patrick van Dillenburg in 2002 moet worden verworpen. Dat staat in een dinsdag gepubliceerd advies van de Hoge Raad — die bepaalt of het recht juist is toegepast en of de rechtsprocedure op de juiste wijze is gevolgd. Ad K. spande die zaak aan bij het gerechtsorgaan nadat hij vorig jaar tot zestien jaar cel veroordeeld werd. Hij beweerde dat de bekentenis die via een undercoveragent tot stand kwam niet gebruikt kan worden als bewijs. De Raad volgt hem daar niet in en oordeelt dat het verkregen bewijs rechtmatig is verkregen.

Het OM houdt Ad K. en medeverdachte Fred T. verantwoordelijk voor de verdwijning en uiteindelijke moord op Van Dillenburg, van wie het lichaam nooit is teruggevonden. De 38-jarige Van Dillenburg zou in 2002 neergeschoten zijn in een bouwcontainer op een afgelegen Amsterdams bedrijventerrein. Nadat Ad K. het lichaam zou hebben gedumpt in een gemaakte kuil en met een laag beton overgoot, bedacht hij zich en haalde hij het lichaam door een shredder. Vervolgens strooide hij de menselijke resten uit in een bloembollenveld.

Grootspraak

Het zijn feiten die Ad K. allemaal rond 2018 opbiechtte tegenover een undercoveragent die zich als crimineel voordeed. Die bekentenis vormde het belangrijkste bewijs, in wat later de ‘shredderzaak’ is gaan heten. Na zijn arrestatie deed K. die schulderkenning af als „broodjeaapverhalen” omdat hij naar eigen zeggen vooral indruk wilde maken door de moord op Van Dillenburg te claimen.

Rechtspsychologen – onder wie Peter van Koppen in zijn pas verschenen boek Mr. Big en de verdwijning van Patrick – zijn kritisch op de manier waarop de undercoveragent het bewijs via de zogeheten mr. Big-methode hadden verkregen. Die zou de kans op een valse bekentenis aanzienlijk verhogen. Door een fictieve misdaadorganisatie op te tuigen en de baas daarvan — mr. Big — een relatie te laten opbouwen met de verdachte, proberen rechercheurs een bekentenis over een eerder gepleegd feit te verkrijgen. Vooral het vooruitzicht op lucratieve klussen en toetreding tot die fictieve criminele organisatie kunnen tot grootspraak leiden bij de verdachte.

Lees ook: Is rechtspsycholoog Van Koppen een rammelend strafrechtelijk onderzoek op het spoor?