Hof VS: onderwijs mag niet langer ‘positief’ discrimineren op basis van etniciteit of ras

Uitspraak ‘affirmative action’ Opnieuw schrapt het Hooggerechtshof een decennia-oud progressief stokpaardje: positieve discriminatie op Amerikaanse universiteiten.

Tegenstanders van de afschaffing van de praktijk van ‘affirmative action’ protesteerden vorig jaar voor het Hooggerechtshof.
Tegenstanders van de afschaffing van de praktijk van ‘affirmative action’ protesteerden vorig jaar voor het Hooggerechtshof. Foto J. Scott Applewhite

Ook ‘positieve discriminatie’ is discriminatoir en daarom mogen Amerikaanse universiteiten en hogescholen studenten niet langer op basis van etniciteit voorrang geven in hun toelatingsbeleid. Dat heeft het Hooggerechtshof donderdag bepaald in een zaak die grote gevolgen zal hebben voor het streven van veel hoger-onderwijsinstellingen om via ‘affirmative action’ meer studenten aan te trekken uit historisch achtergestelde minderheidsgroepen.

Na de afschaffing van het federale recht op abortuszorg, juni vorig jaar, maakt het door zes conservatieve leden gedomineerde Hof daarmee opnieuw na decennia een progressieve verworvenheid ongedaan. De drie linkse (door Democratische presidenten voorgedragen) rechters onderschreven het vonnis niet en noemden het een ‘historische stap terug’.

Het Hof sprak zich donderdag uit in twee zaken tegen de universiteiten van Harvard en van North Carolina, aangespannen door Students for Fair Admissions, een actiegroep die al jaren procedeert tegen affirmative action en ‘voor eerlijke toelatingen’. De uitspraak zal gelden voor het hele hoger onderwijs in de VS. Naar schatting 40 procent van de instellingen weegt ras of etniciteit mee als factor in hun toelatingsbeleid.

Historisch onrecht teniet doen

Sinds eind jaren zeventig boog het Hof zich al meermaals over de praktijk van affirmative action. Daarbij wezen de critici er op dat een raciaal voorkeursbeleid in strijd zou zijn met het gelijkheidsbeginsel in de Amerikaanse grondwet (de Equal Protection Clause).

De vrijheid van universiteiten om via toelatingsbeleid een diverse studentenpopulatie te krijgen en zo historisch gegroeid onrecht teniet te doen, prevaleerde echter in eerdere vonnissen. „De smet van generaties aan raciale onderdrukking is nog steeds zichtbaar in onze samenleving, en de vastbeslotenheid om haar verwijdering te bespoedigen blijft van levensbelang”, schreef wijlen hoge rechter Ruth Bader Ginsburg bijvoorbeeld in 2003.

Instellingen mogen straks nog selecteren op bijvoorbeeld sociaal-economische achtergrond, maar ras of etniciteit moeten ze buiten beschouwing laten. Dit zal hen juist een grotere verscheidenheid zal opleveren, stelde Edward Blum, de voorman van de actiegroep die de zaken aanspande. „Een universiteit is niet werkelijk divers, wanneer ze simpelweg studenten samenbrengt die er dan wel verschillend uitzien, maar die verder van dezelfde achtergrond zijn en hetzelfde handelen, praten en denken.”

Sommige staten, waaronder Californië en Florida, hebben affirmative action op basis van ras al verboden. Statistisch onderzoek van The Washington Post wijst uit dat vooral witte studenten en die van Aziatisch-Amerikaanse komaf van die afschaffing profiteerden, terwijl die van Latijns-Amerikaanse, Afro-Amerikaanse of inheemse afkomst juist relatief ondervertegenwoordigd raakten. In een peiling die de krant vorig jaar liet houden zei 60 procent van de ondervraagden voor afschaffing te zijn, een even grote meerderheid sprak zich tegelijkertijd uit voor een diverse studentenpopulatie.