Hof VS bezorgt Facebook en Google overwinning

Aansprakelijkheid sociale media Het Amerikaanse Hooggerechtshof wil techbedrijven niet aansprakelijk stellen voor wat gebruikers op hun websites plaatsen, ook niet als het om berichten van een terreurbeweging gaat.

In hoeverre zijn techbedrijven als Facebook verantwoordelijk voor de content, zoals foto’s, die op hun platforms verspreid wordt? Daarover boog het Amerikaanse Hooggerechtshof zich.
In hoeverre zijn techbedrijven als Facebook verantwoordelijk voor de content, zoals foto’s, die op hun platforms verspreid wordt? Daarover boog het Amerikaanse Hooggerechtshof zich. Foto Wael Hamzeh/EPA

Grote en kleine internetplatforms kunnen opgelucht ademhalen. In de Verenigde Staten wordt voorlopig niet getornd aan een omstreden wetsartikel, dat sociale media vrijwaart van aansprakelijkheid voor wat gebruikers plaatsen op hun sites.

Grote platforms als Facebook en YouTube, maar ook organisaties voor burgerrechten, vreesden dat die immuniteit mogelijk zou worden opgeheven toen het Amerikaanse Hooggerechtshof vorig jaar twee zaken in behandeling nam, die draaiden om de aansprakelijkheid van sociale media.

De brede bescherming tegen juridische procedures en schadeclaims die het wetsartikel internetplatforms biedt, geldt als een van de fundamenten van het internet. De centrale paragraaf 230 van een wet uit 1996 wordt wel aangeduid als „de 26 woorden die het internet mogelijk hebben gemaakt”.

Amerikaanse media speculeerden dat het Hooggerechtshof „het internet zou kunnen breken” als het de immuniteit van de platforms zou inperken. Dat zou namelijk kunnen leiden tot een stortvloed aan rechtszaken tegen de grote en ook minder grote mediabedrijven, waarschuwden ze. Maar tegenstanders van paragraaf 230 stellen dat de platforms door het wetsartikel ongestraft desinformatie en gewelddadige content kunnen verspreiden.

De hoge rechters willen er hun vingers voorlopig niet aan branden, bleek donderdag. De twee zaken waarover het Hof zich boog, waren in beide gevallen aangebracht door nabestaanden van slachtoffers van terrorisme. In één geval ging het om de familie van een Amerikaanse student, die omkwam bij de aanslagen die IS in november 2015 pleegde in Parijs. YouTube (onderdeel van Google) zou medeschuldig zijn aan de dood van de student, aldus de familie, omdat het algoritme propagandafilmpjes van IS korte tijd aan sommige gebruikers had aanbevolen.

De advocaat van Google had zich op paragraaf 230 beroepen, terwijl de familie betoogde dat Google medeschuldig verklaard moet kunnen worden op basis van een anti-terreurwet. Maar het Hof verwees de kwestie terug naar een lagere rechtbank. De immuniteit van de platforms blijft daarmee tot tevredenheid van de grote techbedrijven voorlopig onaangetast, ook al is de politieke discussie rond het wetsartikel niet beslecht.

Nachtclub

In de andere zaak deden de hoge rechters wél zelf een uitspraak en de overwinning van Facebook, Twitter en Google op de klagers was in dit geval volledig. De nabestaanden van een Jordaniër die in 2017 omkwam bij een aanslag van IS op een nachtclub in Istanbul hadden de drie platforms met een beroep op de anti-terreurwet aansprakelijk willen stellen voor de dood van de man.

Lees ook: Kunnen sociale media echt niet aansprakelijk worden gesteld voor gevaarlijke content?

Maar in een zeldzaam moment van unanimiteit bepaalde het Hof met negen tegen nul stemmen dat daarvan geen sprake kon zijn. De rechters baseerden zich niet op paragraaf 230. Ze oordeelden dat de klagers niet aangetoond hadden dat de algoritmes van de platforms die belangstellende gebruikers IS-content hadden voorgeschoteld, hadden geleid tot medeplichtig aan de aanslag.

Het Hooggerechtshof mag een oordeel in de lastige kwestie rond de immuniteit van de platforms onder paragraaf 230 nu uit de weg zijn gegaan, het is niet uitgesloten dat het Hof in nieuwe zaken alsnog gevraagd zal worden zich erover uit te spreken.