
1962
Je kunt horloge de chair als ‘biologische klok’ vertalen, maar ‘horloge van vlees’ klinkt zeker zo mooi. De wetenschap dat er zoiets bestaat danken we onder meer aan Michel Siffre, een Franse geoloog en pionier van de chronobiologie. Voor zijn eerste geruchtmakende experiment kampeerde hij in 1962 als 23-jarige twee maanden lang alleen in een grot, zonder daglicht of klok. Zijn verbinding met de buitenwereld was een telefoon waarmee hij doorgaf wanneer hij at, naar bed ging en weer was opgestaan.
In de grot ging Siffres besef van tijd vrijwel meteen uit de pas lopen met de kloktijd. Elke tijdspanne voelde veel korter; alsof hij trager leefde. Toen hem na twee maanden werd verteld dat zijn verblijf in de grot erop zat, dacht hij dat hij nog bijna een maand te gaan had.
In de grot was het koud en vochtig, Siffre hallucineerde, zijn kortetermijngeheugen begon te haperen en een paar keer werd hij ziek. Maar dat grottijd zich niet aan kloktijd hield, merkte hij niet. Integendeel. „Ik sliep perfect”, vertelde hij later. „Mijn lichaam koos zelf wanneer het moest slapen en eten.”
In alle levende wezens tikt een biologische klok, aangestuurd door genen. Die van sommige vissen en andere zeebewoners is direct of indirect met de maancyclus verbonden; ze ‘weten’ wanneer het eb en vloed wordt. De zeeduizendpoot weet zelfs wanneer het springtij is, die legt zijn eitjes alleen bij springtij. Het slaap-waakritme van de mens wordt bestuurd door de circadiane cyclus, die ‘om de dag heen draait’ en 24 uur duurt.
Ongeveer 24 uur, want bij de een is het een half uur korter en bij de ander tot een uur langer. Daarom moet de bioklok elke dag bijgesteld worden; bij de mens heeft daglicht die functie. Zonder zo’n externe synchronisatie luistert die klok alleen naar zichzelf, gaat ‘vrij lopen’, en hoe langer dat duurt, hoe meer de afwijkingen zich opstapelen. Dat gebeurde bij Siffre. Toen hij weer buiten was – vermagerd, wankel en met een donkere bril tegen het daglicht – kostte het hem geen twee maar vijf minuten om tot 120 te tellen.
2014
De Actiwatch is een polshorloge dat wordt gebruikt bij bioritme-onderzoek. Het registreert het niveau van natuurlijk licht en kunstlicht, en de mate waarin je actief bent. De Britse kunstenares Susan Morris droeg er drie jaar lang een en gebruikte de data als input voor een jacquardweefgetouw, dat machinaal complexe patronen kan weven. Rood garen liet ze staan voor veel activiteit, zwart voor weinig of geen activiteit en blauw voor „wakker maar niet erg actief”.
Van dat blauwe garen is behoorlijk wat te zien op de tapijten uit de serie SunDial:NightWatch, die ze tussen 2010 en 2014 maakte. „Waarschijnlijk zat ik toen achter mijn computer”, heeft ze er zelf over gezegd.
Morris’ kunst gaat over het tegenovergestelde van wat er in Siffres grot gebeurde. Haar interne klok wordt voortdurend gesynchroniseerd, strak in de pas gehouden, zonder kans om vrij te lopen. Haar tapijten tonen volgens haar „iemand die in een Noord-Europese stad woont in een periode van hoogkapitalisme, […] een lichaam gevangen in kunstmatige structuren zoals klok- en kalendertijd, dienstregelingen van het openbaar vervoer en 24/7-werkpraktijken, met lichtvervuiling en bijbehorende slapeloosheid.”
2025
Het laatste tapijt uit Morris’ serie is vanaf 5 april te zien in het Design Museum in Den Bosch. De tentoonstelling Alle tijd van de wereld begint met een Egyptische zonnewijzer, twee stokjes met een touwtje. SunDial:NightWatch 2014 is het laatste van honderden objecten die samen laten zien hoe wij de tijd proberen te begrijpen, te volgen, te beheersen en vorm te geven – want tijd is ook design. En: hoe de tijd zich van óns meester maakt, ons leven binnendringt en ons vormgeeft.
2021
Wij bewegen door de tijd. Of de tijd beweegt zich door ons, kun je ook zeggen. „Hoe kun je verdragen dat het heden minuut na minuut wegsijpelt en verleden tijd wordt”, vraagt Katharina in Jenny Erpenbecks internationale bestseller Kairos (2021).
De oude Grieken zagen twee soorten tijd. ‘Chronos’ is de lineaire, chronologische, voorbij tikkende, wegsijpelende tijd. Chronos is een bejaarde met een zandloper. ‘Kairos’, die andere tijd, is een jongeman. Kairos verstrijkt niet, maar is er altijd, als mogelijkheid, het moment of de kans die je moet zien en grijpen. Het enige waaraan je hem kunt vastpakken is een haarlok op zijn voorhoofd. Ben je te laat, dan zie je alleen de kale achterkant van zijn schedel.
Kairos laat zich zelden zien, soms alleen aan de rand van je blikveld – en als je je hoofd draait is hij verdwenen. Chronos is altijd en overal. Tijd die langs tikt in de telefoons en magnetrons en auto’s en laptops waarmee we ons omringen, de wereldstandaardtijd waarop beurzen draaien en de satellieten van het Global Positioning System (gps). Maar Siffres avontuur laat zien dat Chronos ook zo zijn grillen heeft.
1991
Operatie Desert Storm, die in 1991 een einde maakte aan de Iraakse bezetting van Koeweit, betekende ook de doorbraak van gps. Daarbij verzenden satellieten precieze tijdsignalen vanaf 20.000 kilometer hoogte. Door die met elkaar te vergelijken kan een ontvanger op aarde nauwkeurig zijn positie berekenen. De ontwerpers voorzagen vooral toepassingen voor navigatie op zee en in de luchtvaart. Maar voor Amerikaanse grondtroepen die hun weg moesten vinden in woestijngebied met zandstormen en zonder betrouwbare landkaarten bleek gps eveneens een geschenk uit de hemel.
De Amerikaanse viersterrengeneraal Norman Schwarzkopf, die de operatie leidde, vergeleek ook tijdsignalen. Hij droeg twee polshorloges. Het ene gaf de tijd in Saoedi-Arabië aan, waar zijn hoofdkwartier stond. Het andere stond op Eastern Standard Time (EST), zodat hij in één oogopslag kon zien hoe laat het in Washington DC was.
Weten hoe laat het is in een andere tijdzone is nu net zo onspectaculair als het alomtegenwoordige gps. Maar in de achttiende eeuw was ook dat een revolutie. De uitvinding van een klok die ook op een slingerend schip synchroon bleef met de tijd in Greenwich, waar de nulmeridiaan loopt, maakte het mogelijk te zien hoe laat het hier ‘nu’ is, en – even rekenen – waar ‘hier’ is.
Daarom is het passend dat in Den Bosch een foto te zien is van ‘Stormin’ Norman’ met zijn twee Seiko’s, én een scheepschronometer met zijn messing ingewanden in een mahoniehouten kistje, in 1860 gebouwd door McGregor & Co, klokkenmakers voor de Admiraliteit.
1923
Tot ver in de negentiende eeuw had elke stad in Nederland zo’n beetje zijn eigen tijd. De stationsklok, nodig voor een betrouwbare dienstregeling, trok de tijd strak over het land, net zoals de telegraaf dat met de wereld deed. Maar de beperkingen van mechanische uurwerken botsten met de behoefte aan steeds accuratere en stabiele ‘universele’ tijdwaarneming voor navigatie, communicatie en wetenschap.
In 1923 werd ontdekt dat een stukje kwartskristal ook als hart van een klok kon dienen door het in trilling te brengen. Die trilling bleek zo constant dat er per maand maar een afwijking van een paar seconden was, tegen seconden per dag voor de beste mechanische klokken. Voor sommige wetenschappelijke toepassingen was de kwartsklok nog niet nauwkeurig genoeg. Enter, vanaf halverwege de twintigste eeuw, de atoomklok, met een afwijking van een seconde per 300 jaar, waar de nieuwste atoomklokken intussen alweer smakelijk om lachen.
1968
De universele tijd (UT) had aanvankelijk de draaiing van de aarde als fundament. Maar die beweging is niet regelmatig en vertraagt bovendien. Atoomklokken gaan zo uit de pas lopen met de astronomische tijd. Het gaat om fracties van fracties van een seconde, maar, schreef Simon Garfield in Timekeepers (2016), een boek over onze obsessie met tijd, „als er niets gedaan werd, zouden we na honderdduizenden jaren de zon tijdens de lunch zien ondergaan”. Daarom moeten atoomklokken periodiek gelijkgezet worden met een schrikkelseconde. Het leidde ook tot een nieuwe definitie van de seconde door Bureau international des poids et mesures. Sinds 1968 is het de tijdsduur van 9.192.631.770 trillingen van een cesium-133-atoom in rust. En niet langer een precieze fractie van een gemiddelde dag in het jaar 1900.
2025
De deadline van dit artikel valt vóór de opening van de tentoonstelling Alle tijd van de wereld. Daarom is dit artikel ook een blik in de toekomst. Als ik in Den Bosch ben om met curator Tomas van den Heuvel te praten, is er zelfs nog niets te zien, behalve een wand post-its met verschillende thema’s (‘Observatie’, ‘Standaard’, ‘Kapitaal’, ‘Betekenis’) en foto’s van alle voorwerpen die er tentoongesteld zullen worden.
Dat zal gebeuren op ‘eilanden’, elk met zo’n eigen thema, met op de vloer een patroon van lijnen waarin elk eiland een put lijkt te drukken, een verwijzing naar de gekromde ruimtetijd uit Einsteins algemene relativiteitstheorie, die onder meer zegt dat je ‘hier’ en ‘nu’ niet kunt scheiden.
Graag had ik bijvoorbeeld de wadokei al kunnen zien, een Japanse slingerklok die dagdelen met een verschillende lengte in winter en zomer kan aangeven. En de Bundyklok uit 1890, een vroege prikklok die laat zien hoezeer tijd geld is. En natuurlijk, tussen alles wat er tikt en trilt en draait en slingert en pulst, Calender of Your Life, een video over een tableau met 5.200 vakjes: het aantal weken dat een honderdjarige ‘heeft’. Die kalender is gemaakt door Kurzgesagt, een Duits platform dat met animaties complexe wetenschap inzichtelijk wil maken. Het is tegelijkertijd een ontnuchterend memento mori, de klassieke waarschuwing dat alles verlept en ten slotte buiten de tijd stapt.
