N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Iconische schrijversportretten Hoe presenteer je je in de Boekenweek als succesvol schrijver? Dat imago belangrijk was voor je boek wisten Vondel en Bilderdijk al. Om een sterauteur te worden, was je portret allesbepalend.
Marketing, gerichte verkoopstrategie, een literaire sensatie creëren: het zijn begrippen die we toeschrijven aan vooral naoorlogse auteurs. Jan Cremer die op zijn Harley-Davidson de literatuur kwam binnenscheuren en voordat hij nog maar één exemplaar had verkocht op de cover van Ik Jan Cremer (1964) liet zetten: ’n onverbiddelijke bestseller. Of Harry Mulisch die doelbewust aan zijn imago als goddelijk genie werkte.
Hoe zit dat met respectabele auteurs uit het verleden als Bredero, Vondel, Geertruida Bosboom-Toussaint, Mina Kruseman en de dames Elizabeth Wolff en Aagje Deken? Zij deden niet onder voor hun latere collega’s. Zelfs zeventiende-eeuwers als Bredero en Vondel deden aan persoonlijkheidscultus door portretten van zichzelf te laten vervaardigen en die royaal te verspreiden. We lezen erover in het geanimeerd geschreven Iconische schrijvers. Geschiedenis van het Nederlandse auteursportret door historische en moderne letterkundigen en neerlandici. Veel van de portretten bevinden zich in de collectie van het Literatuurmuseum in Den Haag.
De Nederlandse literatuur begint in anonimiteit: niemand weet wie de middeleeuwse auteurs waren achter Beatrijs, Karel ende Elegast of Mariken van Nieumeghen. Evenmin zijn er portretten bekend. Dat verandert razendsnel in wat de vroegmoderne tijd heet. In een samenspel tussen auteur en publiek werd het schrijversportret een handelsmerk. Lezers wilden weten hoe hun favoriete auteur eruitzag en diezelfde auteurs werkten daaraan graag mee. Na de vroege dood van Bredero waren zijn portretten niet aan te slepen. En dan de eerbiedwaardige Vondel: van zijn portretgravures werden duizendtallen in omloop gebracht. Hij schreef zelfs lofliederen op zijn eigen portretten. Dankzij die talloze afbeeldingen van de dichtervorst zet zijn beeltenis zich vast in het collectieve geheugen. „Het auteursportret is een marketingsinstrument geworden”, schrijven de auteurs in de inleiding. „Portretten van gevierde schrijvers kregen een prominente rol in bibliotheken en studeerkamers, waar ze moesten dienen als inspiratie voor een nieuwe generatie auteurs.”
Romantische beeldvorming
Iconisch is het beeld van de lijdende Multatuli die, verkleumd van de kou op een zolderkamertje in een Brussels hotel, zijn Max Havelaar schrijft. Dit is pure romantische beeldvorming: het portret werd drie jaar na zijn dood (in 1887) gemaakt. Tijdens zijn leven was Multatuli wel degelijk op zoek naar ego-marketing via fotografische portretten die de verkoop van zijn boeken zou bevorderen. Tot zes keer toe liet hij zich vastleggen door fotografen, een hoog aantal. Maar alle marketing ten spijt, Multatuli raakte de foto’s niet kwijt en kwam in financiële problemen.
Dit boek biedt een onbekende literatuurgeschiedenis. We zijn niet snel geneigd een nadrukkelijk verband te leggen tussen schrijver en portret als publiek imago. De romanticus Lord Byron was de eerste sterauteur die erin slaagde zichzelf als merk in de markt te zetten, en op die wijze beïnvloedde hij Willem Bilderdijk. Ook hij werkte aan zijn imago als bijzonder mens door onder meer zich te laten afbeelden met een Turkse tulband. Bilderdijk streefde een visuele cultus na die resulteerde in meer dan vijftig portretten. Na zijn dood werden die zelfs op kermissen tentoongesteld.
De cruciale vraag die schuilgaat achter al deze literaire marketing door de eeuwen heen is: Hoe word je als auteur een succes? Jan Cremer gaf daarop het eenvoudigste en briljante antwoord: „Door dat al te zijn”, zoals Bertram Mourits, hoofd Collecties van het Literatuurmuseum, noteert. „En hij begon te werken aan een imago waarmee hij zijn debuut de wereld in kon werpen alsof het nooit iets anders dan een succes had kunnen zijn.”
Marketingstrategie
Schrijvers als W. F. Hermans, Gerard Reve, Jan Wolkers en Jan Cremer waren zich volop bewust van de noodzaak aan een marketingstrategie te doen. Ook daarin waren zij niet de eersten. Schrijfster, zangeres, actrice en feministe Mina Kruseman (1839-1922) zette zichzelf als celebrity in de markt. „Zij creëerde een beeld van zichzelf”, betoogt universitair docent Petra Boudewijn, „als verleidelijke theatervedette en vormde met haar feministische optreden als snel het middelpunt van allerlei roddels en rellen.” Zij nam deel aan het politieke debat, een beslissende factor in zelfpromotie. Volgens Boudewijn liet ze zich herhaaldelijk portretteren als een zelfbewuste vrouw „in een modieuze gedecolleteerde japon afgezet met witte kant”.
Een auteur aan wie helaas geen eigen hoofdstuk is gewijd is Gerard Reve. Dat is een gemis. Hij was degene die telkens benadrukte dat een schrijver een ‘eigen winkel’ heeft en hij mengde zich overtuigend in het politieke debat met vaak onwelgevallige en geruchtmakende uitspraken; bovendien maakte hij gebruik van inmiddels iconische beeldtaal, zoals op de covers van Op weg naar het einde (1963) en Nader tot U. (1966). Jan Wolkers koos voor een heel ander zelfbeeld, en wel de naaktfoto met behulp van de zelfontspanner op het omslag van Groeten van Rottumerplaat (1971) met zijn „zuurstokpiemel” (aldus Reve) en het bovenlichaam als de torso van Griekse en Romeinse goden en keizers.
Dat was nog uit de provocerende, antiburgerlijke tijd van Nederlandse literatuur. Schrijvers als Charlotte Mutsaers en Arnon Grunberg zijn, evenals Lucebert en Hans Verhagen, dubbeltalenten. Zelfpromotie kun je Mutsaers niet toedichten: in haar zelfportrettenreeks La Belle et la Bête (1983) kiest zij altijd voor het dier, haar lievelingshond. Die krijgt alle aandacht, zichzelf schildert ze zelfs zonder gelaat.
Een van de mooiste zelfportretten is dat van Arnon Grunberg uit 1998, in bezit van het Literatuurmuseum. Het is beslist niet gelijkend, zoals dat heet. We zien de contouren van een gezicht met in grijze letters erdoorheen de tekst: „Mijn schilderijen hebben wat mijn literatuur zo mist: mijn moeder.” Waarbij de ‘m’ felgroen is gekleurd. Hier doet een literair auteur een bekentenis: in beeld kan hij uitdrukken wat hij kennelijk in zijn boeken niet kan. De kracht van beeldtaal, dat is het heerlijke onderwerp van dit boek vol schrijversportretkunst.