Hoe werd de Holocaust na 1945 tentoongesteld? In ‘The Horror Camps’ werd het lot van de Joden niet expliciet genoemd

Eén van de eerste foto’s in een nieuwe tentoonstelling in het Deutsches Historisches Museum (DHM) toont een lange rij mensen voor een evenement dat in circuslettertype is aangekondigd als The Horror Camps.

The Horror Camps was een tentoonstelling die op 1 mei 1945 opende in Londen in de leeszaal van de krant Daily Express. In die zaal werd een aantal tot enorme proporties opgeblazen foto’s getoond die de fotografen van het Britse en Amerikaanse leger maakten bij de bevrijding van concentratiekampen: een massagraf, gevangenen die levend zijn verbrand, uitgemergelde overlevenden.

In Berlijn anno 2025 wijdt het DHM een tentoonstelling aan de allereerste exposities over het nationaal-socialisme in Europa, waaronder dus die in Londen in 1945. Volgens curator Agata Pietrasik werden er in Europa kort na de oorlog honderden, misschien wel duizenden georganiseerd. „Volgens een collega-onderzoeker waren er alleen in Boedapest in de jaren na de oorlog zo’n veertig tentoonstellingen”, aldus Pietrasik.

In het DHM worden er zes belicht: naast Londen tentoonstellingen uit Parijs, Warschau (twee), Liberec (Tsjechië) en Bergen-Belsen. De verschillende plaatsen en perspectieven laten goed zien hoe de nationale ervaringen de perceptie van de oorlog kleurden, en ook hoe weinig kennis er zo kort na de oorlog was.

De Daily Express in Londen trok het publiek naar The Horror Camps door daags tevoren een foto in de krant te publiceren van Britse politici die concentratiekamp Buchenwald bezoeken, waarin een stuk van de foto is weggelaten omdat die „te expliciet” zou zijn om te publiceren, en met de aankondiging dat die zeer expliciete beelden binnenkort te zien zouden zijn in hun leeszaal. Zo’n 700.000 bezoekers telde de Daily Express na acht maanden.

Leger nodigde fotografen uit

De situatie was geheel nieuw, zegt curator Pietrasik: zowel de schaal van gruweldaden als de mogelijkheid foto’s ervan binnen enkele uren op de krantenredacties te krijgen. In het voorjaar en in de zomer van 1945 waren de beelden uit de concentratiekampen plotseling overal; met name het Amerikaanse leger nodigde op grote schaal fotografen uit, om vast te leggen wat ze aantroffen. In de jaren daarvoor bereikten zo nu en dan ook beelden uit concentratiekampen het VK en de VS, maar de respectievelijke regeringen wilden die foto’s nadrukkelijk niet verspreiden. Eén van de argumenten daarvoor was dat het niet moest lijken alsof de geallieerden de oorlog voor het lot van de Joden voerden.

In het Deutsches Historisches Museum in Berlijn zijn concentratiekampfoto’s terug te zien die meteen na de oorlog waren tentoongesteld in onder andere Londen, Parijs, Warschau, het Tsjechische Liberec en Bergen-Belsen.

Foto David von Becker

Ook uit The Horror Camps bleek niet dat de slachtoffers veelal Joods waren. De tentoonstelling gaf sowieso heel weinig informatie bij de beelden, die uit verschillende concentratiekampen kwamen, en die vooral zorgden voor een schok bij de bezoekers. Die titel van de expositie, zegt Pietrasik, was ontleend aan officiële berichten van het Britse leger.

Hakenkruis met crucifix

In Parijs, in het Grand Palais, opende in juni 1945 een tentoonstelling over de ‘crimes hitlériens’. Een opvallend beeld uit Parijs is een hakenkruis dat met een crucifix versmelt, dat het lijden onder het nationaal-socialisme moet uitdrukken. Joodse overlevenden uitten destijds al kritiek op de marginale rol die de Joden in het Parijse verhaal speelden. In het DHM zijn filmbeelden te zien van de bezoekers van het Grand Palais en hun confrontatie met de ongekend gewelddadige foto’s. Sommigen schudden met hun hoofd, anderen kijken met open mond of lachen nerveus.

In Warschau, in mei 1945, werd een tentoonstelling gewijd aan de vernietiging van de Poolse hoofdstad, in het zwaar beschadigde nationale museum. Onder meer het hoofd van het kapotte standbeeld van nationaal dichter Adam Mickiewicz werd getoond, de resten van verbrande boeken en andere vernielde kunstwerken.

In Bergen-Belsen, dat na de oorlog dienst deed als kamp voor ‘displaced persons’, organiseerden Joodse overlevenden in 1947 een grote tentoonstelling. In het DHM is onder meer een collage te zien, die ook in Bergen-Belsen werd getoond, die het verhaal vertelt van de synagoge en de Joodse gemeenschap in Lübeck. De overlevenden vertrokken in 1947 naar Palestina, ook omdat het antisemitisme in 1947 in Duitsland niet plotseling was overgewaaid. De Bergen-Belsen-expositie heette, in het Jiddisch ‘Undzer veg in der frayhayt’, ‘onze weg in de vrijheid’.

‘Ongedierte’

Een paar jaar na de oorlog neemt het aantal tentoonstellingen erover ook snel weer af, vooral vanwege de nieuwe, Koude Oorlog. Een bezoeker van The Horror Camps zei in een reactie op het zien van de beelden dat Duitsers „ongedierte” zijn dat moet worden „uitgerot”. Het westelijke blok kon dergelijke vijandige gevoelens tegenover de Duitsers niet gebruiken, stelt fotograaf en schrijver Janina Struk in een lezing bij de tentoonstelling. „Nazisme was niet langer het kwaad, dat was nu het communisme”, aldus Struk, waardoor in elk geval in het VK beelden van de Holocaust een stuk schaarser werden. Struk: „Beelden van de nazi-misdaden werden bijna een halve eeuw onttrokken aan het publieke oog.”

Deutsches Historisches Museum Berlin, Gewalt ausstellen: Erste Ausstellungen zur NS-Besatzung in Europa, 1945-1948. T/m 23 november 2025