Eén van de eerste foto’s in een nieuwe tentoonstelling in het Deutsches Historisches Museum (DHM) toont een lange rij mensen voor een evenement dat in circuslettertype is aangekondigd als The Horror Camps.
The Horror Camps was een tentoonstelling die op 1 mei 1945 opende in Londen in de leeszaal van de krant Daily Express. In die zaal werd een aantal tot enorme proporties opgeblazen foto’s getoond die de fotografen van het Britse en Amerikaanse leger maakten bij de bevrijding van concentratiekampen: een massagraf, gevangenen die levend zijn verbrand, uitgemergelde overlevenden.
In Berlijn anno 2025 wijdt het DHM een tentoonstelling aan de allereerste exposities over het nationaal-socialisme in Europa, waaronder dus die in Londen in 1945. Volgens curator Agata Pietrasik werden er in Europa kort na de oorlog honderden, misschien wel duizenden georganiseerd. „Volgens een collega-onderzoeker waren er alleen in Boedapest in de jaren na de oorlog zo’n veertig tentoonstellingen”, aldus Pietrasik.
In het DHM worden er zes belicht: naast Londen tentoonstellingen uit Parijs, Warschau (twee), Liberec (Tsjechië) en Bergen-Belsen. De verschillende plaatsen en perspectieven laten goed zien hoe de nationale ervaringen de perceptie van de oorlog kleurden, en ook hoe weinig kennis er zo kort na de oorlog was.
De Daily Express in Londen trok het publiek naar The Horror Camps door daags tevoren een foto in de krant te publiceren van Britse politici die concentratiekamp Buchenwald bezoeken, waarin een stuk van de foto is weggelaten omdat die „te expliciet” zou zijn om te publiceren, en met de aankondiging dat die zeer expliciete beelden binnenkort te zien zouden zijn in hun leeszaal. Zo’n 700.000 bezoekers telde de Daily Express na acht maanden.
Leger nodigde fotografen uit
De situatie was geheel nieuw, zegt curator Pietrasik: zowel de schaal van gruweldaden als de mogelijkheid foto’s ervan binnen enkele uren op de krantenredacties te krijgen. In het voorjaar en in de zomer van 1945 waren de beelden uit de concentratiekampen plotseling overal; met name het Amerikaanse leger nodigde op grote schaal fotografen uit, om vast te leggen wat ze aantroffen. In de jaren daarvoor bereikten zo nu en dan ook beelden uit concentratiekampen het VK en de VS, maar de respectievelijke regeringen wilden die foto’s nadrukkelijk niet verspreiden. Eén van de argumenten daarvoor was dat het niet moest lijken alsof de geallieerden de oorlog voor het lot van de Joden voerden.
In het Deutsches Historisches Museum in Berlijn zijn concentratiekampfoto’s terug te zien die meteen na de oorlog waren tentoongesteld in onder andere Londen, Parijs, Warschau, het Tsjechische Liberec en Bergen-Belsen.
Foto David von Becker
Ook uit The Horror Camps bleek niet dat de slachtoffers veelal Joods waren. De tentoonstelling gaf sowieso heel weinig informatie bij de beelden, die uit verschillende concentratiekampen kwamen, en die vooral zorgden voor een schok bij de bezoekers. Die titel van de expositie, zegt Pietrasik, was ontleend aan officiële berichten van het Britse leger.
Hakenkruis met crucifix
In Parijs, in het Grand Palais, opende in juni 1945 een tentoonstelling over de ‘crimes hitlériens’. Een opvallend beeld uit Parijs is een hakenkruis dat met een crucifix versmelt, dat het lijden onder het nationaal-socialisme moet uitdrukken. Joodse overlevenden uitten destijds al kritiek op de marginale rol die de Joden in het Parijse verhaal speelden. In het DHM zijn filmbeelden te zien van de bezoekers van het Grand Palais en hun confrontatie met de ongekend gewelddadige foto’s. Sommigen schudden met hun hoofd, anderen kijken met open mond of lachen nerveus.
In Warschau, in mei 1945, werd een tentoonstelling gewijd aan de vernietiging van de Poolse hoofdstad, in het zwaar beschadigde nationale museum. Onder meer het hoofd van het kapotte standbeeld van nationaal dichter Adam Mickiewicz werd getoond, de resten van verbrande boeken en andere vernielde kunstwerken.
In Bergen-Belsen, dat na de oorlog dienst deed als kamp voor ‘displaced persons’, organiseerden Joodse overlevenden in 1947 een grote tentoonstelling. In het DHM is onder meer een collage te zien, die ook in Bergen-Belsen werd getoond, die het verhaal vertelt van de synagoge en de Joodse gemeenschap in Lübeck. De overlevenden vertrokken in 1947 naar Palestina, ook omdat het antisemitisme in 1947 in Duitsland niet plotseling was overgewaaid. De Bergen-Belsen-expositie heette, in het Jiddisch ‘Undzer veg in der frayhayt’, ‘onze weg in de vrijheid’.
‘Ongedierte’
Een paar jaar na de oorlog neemt het aantal tentoonstellingen erover ook snel weer af, vooral vanwege de nieuwe, Koude Oorlog. Een bezoeker van The Horror Camps zei in een reactie op het zien van de beelden dat Duitsers „ongedierte” zijn dat moet worden „uitgerot”. Het westelijke blok kon dergelijke vijandige gevoelens tegenover de Duitsers niet gebruiken, stelt fotograaf en schrijver Janina Struk in een lezing bij de tentoonstelling. „Nazisme was niet langer het kwaad, dat was nu het communisme”, aldus Struk, waardoor in elk geval in het VK beelden van de Holocaust een stuk schaarser werden. Struk: „Beelden van de nazi-misdaden werden bijna een halve eeuw onttrokken aan het publieke oog.”
Deutsches Historisches Museum Berlin, Gewalt ausstellen: Erste Ausstellungen zur NS-Besatzung in Europa, 1945-1948. T/m 23 november 2025
De uitreiking van de Gouden Palm aan It Was Just An Accident, de nieuwste film van de Iraanse filmmaker Jafar Panahi afgelopen weekeinde op het filmfestival in Cannes, heeft de nodige reacties losgemaakt in Iran en de Iraanse diaspora in het buitenland. De prijs is niet alleen een belangrijke mijlpaal voor Panahi zelf, een dissidente regisseur die ondanks jaren van gevangenschap en reisverboden prachtige films blijft maken, maar ook een erkenning van de creatieve veerkracht van Iraanse cinema in weerwil van alle overheidsrestricties.
In een gezamenlijke verklaring vierden ruim 150 Iraanse kunstenaars, schrijvers en activisten, binnen en buiten Iran Panahi’s onderscheiding. Ze prezen zijn „creativiteit en doorzettingsvermogen” en schreven dat de Gouden Palm bewijst dat „de stem van waarheid en kunst nooit het zwijgen zal worden opgelegd in het licht van onderdrukking”. De Iraanse staatsmedia waren niet onder de indruk en deden de prijs af als een politieke manoeuvre uit de koker van het filmfestival en de buitenlandse vijanden van Iran.
Het was bijzonder dat Panahi in Cannes was om de prijs in ontvangst te nemen, want het was zijn eerste bezoek aan een internationaal festival in vijftien jaar na een lang reisverbod. Na een staande ovatie van het publiek hield hij een emotionele toespraak. Hij vertelde dat hij zich schuldig voelde toen hij uit de gevangenis werd vrijgelaten, terwijl zo veel andere Iraanse filmmakers nog gevangen zitten. „Ik vroeg me af hoe ik gelukkig kon zijn, hoe ik me vrij kon voelen, als zij daar nog steeds zijn.”
Overheidscensuur
It Was Just an Accident werd in het geheim opgenomen en is deels gebaseerd op Panahi’s laatste verblijf in de gevangenis in 2022-2023. De film vertelt het verhaal van vijf voormalige gevangenen die een man ontmoeten van wie ze vermoeden dat hij hen martelde in de gevangenis. Maar is hij wel wie ze denken dat hij is? Wat volgt is een thriller die ethische vragen niet schuwt. Zoals: is het gerechtvaardigd om dezelfde methodes te gebruiken als je beul?
Het is pas de tweede keer dat een Iraanse film de Gouden Palm krijgt, de belangrijkste prijs in Cannes (al kregen Panahi’s eerdere films wel andere prijzen in Cannes). De eerste was Taste of Cherry van regisseur Abbas Kiarostami in 1997, een film over een mysterieuze man die door de buitenwijken van Teheran rijdt, op zoek naar iemand die bereid is om hem te begraven nadat hij zelfmoord heeft gepleegd. Vertoning van de film werd verboden in Iran, en er kwam zelfs bijna een exportverbod, want zelfmoord is verboden volgens de islamitische wet.
De Gouden Palm voor Kiarostami betekende de internationale doorbraak van de bloeiende Iraanse filmcultuur. Vanwege de strenge overheidscensuur en een enorme hoeveelheid ongeschreven regels bleven Iraanse regisseurs originele en maatschappelijk relevante films maken zonder expliciet politiek te worden. Vaak gaan die films over de problemen van de (seculiere) middenklasse in de grote steden, die zich staande probeert te houden in een star religieus systeem.
Iraanse New Wave
Kiarostami en Panahi zijn allebei exponenten van de Iraanse New Wave (Panahi begon zijn carrière als Kiarostami’s assistent). Deze filmbeweging ontstond in de jaren zestig van de vorige eeuw, en combineerde maatschappelijk realisme met poëtische elementen, metaforen en allegorieën. De strikte overheidscensuur na de Islamitische Revolutie in 1979 stond de bloei van de Iraanse cinema niet in de weg. Integendeel zelfs. Omdat er zo veel beperkingen zijn, worden filmmakers gedwongen om creatief en origineel te zijn. De autoriteiten hebben Panahi’s non-conformisme lang gedoogd, zolang zijn films maar niet openlijk politiek getint waren. It Was Just An Accident is wat dat betreft zijn meest uitgesproken film.
Panahi is na afloop van het filmfestival teruggekeerd naar Iran, al is dat niet zonder risico. Hij vertelde dat hij en zijn cast onder druk staan sinds It Was Just an Accident werd geselecteerd voor Cannes. Verschillende leden van de crew zijn ondervraagd door de autoriteiten. Desondanks klonk Panahi strijdbaar. Hij riep zijn landgenoten op om hun meningsverschillen opzij te zetten. „Het belangrijkste is nu ons land en de vrijheid van ons land”, zei hij. „Laten we onze krachten bundelen. Niemand mag ons durven te vertellen wat voor kleding we moeten dragen, wat we wel of niet moeten doen.”
Kun je kunst maken als je niet over de rand van je eigen hoofd kunt kijken. Aldus Hanneke van der Paardt. Ze is opgeleid als actrice, maar nu al zes jaar „duf”. Na een feest met te veel MDMA ontwikkelt ze een angststoornis. En die gaat niet weg. Het is geen kater. Volgens haar therapeut is het geen trauma, maar ze gelooft hem niet. De jezelf-terugvinden-boeken die ze leest, helpen ook niet.
In Bang confronteert Van der Paardt het publiek genadeloos met de pijn van een stoornis: cirkelgedachten, onmacht, schrikmomenten. Het is een verhaal vol wanhoop en boosheid, maar haar toon is kordaat en beslist. Die keuze kleurt de voorstelling: meer gevoel of een onderstroom van sarcasme zouden haar woorden toegankelijker maken, maar ook meer distantie opleveren. Nu klinkt alles rauw en ongefilterd.
De momenten dat ze de controle even loslaat, in een flauwe glimlach of een schreeuw, zijn daardoor extra krachtig. Maar zelfs als ze uitschreeuwt dat ze haar lichaam geen ramp wil vinden, klinkt daar geen vraag om medelijden in door. Het maakt kijken naar Bang tot een schurende ervaring, van een 25-jarige die geen toneel lijkt te spelen, maar dringend haar verhaal kwijt moet. Zo voelt het als je geen grip hebt op je leven.
Frederico Araujo in ‘Shark’ Foto Joachim Dette
Seksmachine
Het Bossche festival Cement biedt ruimte aan een veelvoud van zulke opmerkelijke, nieuwe stemmen in het theater, die eigenzinnigheid paren aan bijzondere vormen. Een treffend voorbeeld is de volleybalhooghoudproef van de in België werkzame, Braziliaanse acteur en regisseur Frederico Araujo in Shark. Hij houdt eindeloos een bal in de lucht, die opveert van zijn gespreide vingers of gekruiste polsen. Wat je je meteen afvraagt: krijg je geen pijn in je nek van dat almaar omhoog kijken?
Araujo blijkt niet alleen: hij wordt op zijn huid gezeten door een vrouwelijke, Engelstalige voice-over die hem gebiedt dieper door de knieën te gaan en hem provoceert met vragen over zijn bereidheid en geschiktheid, voor het team, voor zijn nieuwe land.
Als ze overgaat op een beoordeling van zijn lichaam, en hem vergelijkt met een seksmachine, sluipen er in het commentaar ook racistische clichés over de fysieke prestaties van mensen van kleur en een nieuwe apartheid. Hoort hij hier wel als hij niet van hutspot houdt, vraagt ze.
Als deze ‘coach’ plots op de vloer verschijnt, en ze niet de oude, witte mevrouw blijkt die ze leek te zijn, is de verwarring compleet. Wat wil ze, en waarom?
Niettemin motiveert het de onvermoeibaar de bal hoog houdende Araujo om tot in detail te vertellen hoe goed het met hem gaat, en hoezeer hij op zijn plek is hier: de plek van zijn keuze. Het is een dapper en optimistisch antwoord op de ondermijning die een migrant ten deel kan vallen. De spanning over de vraag of hij bal alsnog laat vallen, blijft ondertussen onverminderd groot in deze even curieuze als meeslepende demonstratie van lichamelijk en psychologisch uithoudingsvermogen.
Gerben Vaillant in de voorstelling ‘on smoke and airconditioning’. Foto Lonneke van der Palen
Arthousefilm
Onvergelijkbaar losser is on smoke and airconditioning van Gerben Vaillant en Fleur van den Berg. Hun parade van typetjes en scènes, waarvoor ze zich steeds verkleden, is vrolijk, ironisch, onthecht, bewust onsamenhangend, met snel wisselende muziekjes en geluidsflarden van de derde op de vloer, Timon Persoon. Het geheel heeft de aangename vibe van een trage, lege arthousefilm, waar de diepte in de getoonde oppervlakte zit: het veinzen, het proberen er iets van te maken.
Het publiek wordt direct aangesproken, in ruttiaans Engels, door Van den Berg. Ze zegt dat ze deel is van een plot, maar dat we geen verwachtingen moeten hebben. In een andere scène gooit ze boos een porseleinen beeld kapot en daarna is ze een kauwgom kauwende branie. Vaillant danst verleidelijk of beweegt juist koddig als een kromgetrokken cowboy met pistolen. Terwijl Persoon een holle beat drumt, zingt hij een volmaakte eighties-new-wave-pastiche (denk aan Joy Division). De tekst sluit aan bij wat de personages willen uitstralen: „He takes care of business”.
Zoals de titel belooft, is er veel toneelrook en blaast de windmachine hard. Zo lichtvoetig en vrij kan theater zijn, denk je na een uur. Er is genoeg om op te kauwen, toch kun je met een glimlach naar buiten lopen. Maar dan plakken ze er nog een kwartier aan vast waarin ze praten over twee personages, twee mannen, die grotendeels doen en zijn wat er is gepasseerd, met radiofragmenten over de opkomende aidsepidemie begin jaren tachtig, die alsnog wordt uitgewerkt, in de persoonlijke, tragische ervaring van deze geliefden.
Deze ommezwaai is enerzijds knap geconstrueerd, anderzijds voelt het ook als een wat schoolse uitleg achteraf. Gelukkig heeft de grommende, alles omver blazende windmachine het laatste woord.
Niet over alle tentoonstellingen praat je na tien jaar nog wel eens met een onbekende op een feestje na. If We Ever Get to Heaven, de tentoonstelling met werk van William Kentridge (1955) in het Eye in Amsterdam in 2015, is er wel zo een. De eindeloze, voor Eye gemaakte optocht More Sweetly Play the Dance, met geweldige muziek van Johannes Serekeho, was voor velen de (her)ontdekking van de Zuid-Afrikaanse kunstenaar en zijn herkenbare houtskooltekeningen en stop-motion animaties met terugkerende motieven, zoals maskers, luidsprekers, vlaggen, grote handen en percolators. Operagangers herinneren zich hem misschien nog als regisseur van Lulu in het Holland Festival bij de Nationale Opera, ook in 2015. Kentridge is wit, maar als afstammeling van Joodse ouders ziet hij zichzelf als etnisch Joods en daarom in zekere zin als tussenpersoon die Zuid-Afrikaanse sociale problemen kan aankaarten; kolonialisme, onderdrukking en identiteit staan bij hem hoog op de agenda.
Zo ook bij twee recente producties van Kentridge: zijn film Oh To Believe in Another World (2022), en zijn eigen opera The Great Yes, The Great No (2024). Het Internationaal Festival van Bergen in Noorwegen, het grootste muziek- en theaterfestival van Scandinavië, bood vorige week kans beide producties achter elkaar te zien. Kentridge is er dit jaar artist in residence.
De overeenkomsten tussen de twee recente producties zijn legio. Allebei bestaan ze uit los-vaste associatieve collages die als een droom voorbijvliegen, vol met dezelfde typische Kentridge-motieven: uitgeknipte zwart-withoofden die zangers en dansers in extravagante kartonnen kostuums voor hun hoofd houden, terwijl ze houterig maar actief dansen. We zien grote handen, luidsprekers en percolators (koffiemakers). Maar niet alleen de stijl is hetzelfde: in de opera The Great Yes, The Great No kopieert Kentridge ook letterlijk personages en hun hoofden en kostuums uit de film Oh To Believe in Another World.
Kentridge legt het Noorse publiek in een interview voorafgaand aan de voorstelling uit waarom: die kostuums waren „ongelooflijk duur om te maken, en ze zijn steviger dan katoenen kleding”. Hij vond het zo zonde dat die kostuums alleen in een film gebruikt waren, dat de kostuums niet een middel werden om een opera te maken, maar het doel. Andere overeenkomst: beide volgen geen rechtlijnig verhaal, maar zitten vol losse teksten, vaak in de vorm van oneliners.
Wijsheden van de lopende band
Het festival in Bergen opent met de jongste productie: The Great Yes, The Great No, de opera die vorig jaar in première ging tijdens het festival van Aix-en-Provence. Centrale gebeurtenis: de historische vlucht van de SS Capitaine Paul-Lemerle van Marseille naar de Franse kolonie Martinique in 1941. Aan boord waren intellectuelen en kunstenaars als André Breton, Claude Lévi-Strauss, Wifredo Lam, Victor Serge, Aimé Césaire, Suzanne Césaire, die Kentridge geheel in eigen stijl allemaal in zijn voorstelling stopt: heftig dansende grote kartonnen hoofden dus.
https://www.youtube.com/watch?v=tYPjZGIFy-I
Tot zover de historische gebeurtenis. Want op Kentridges vluchtelingenschip gaan nog veel meer mensen mee: Joséphine Bonaparte, vrouw van Napoleon, werd geboren op Martinique. Ze stierf weliswaar in 1814, maar kwam uit een slavenhoudersfamilie, en Napoleon herstelde de slavernij in de Franse koloniën, dus Kentridge biedt haar een plaatsje op de boot. En omdat ook de Amerikaans-Franse artiest, spion en vliegenier Joséphine Baker op de boot zat, zou het raar zijn niet „de andere grote Joséphine B” mee te laten varen, vertelt Kentridge in het interview. Net als, onder anderen, de Sovjets Lenin, Trotski en Stalin. Surrealist André Breton werd tijdens het repetitieproces per ongeluk door twee mensen gemaakt, dus Breton treedt in de voorstelling op als komisch duo. Verteller kapitein Charon introduceert alle personages, die een voor een hun zegje doen, vaak in de vorm van hun eigen teksten.
Die teksten verschijnen allemaal in groot geprojecteerde animaties op de achterwand. Omdat de acteurs de timing van die animaties volgen, vervult de achterwand de rol van dirigent.
Een mooie, kleurrijke chaos van wonderlijke figuren met wonderlijke hoofden (waaronder dus een heleboel percolators) in wonderlijke kleding met wonderlijke dansjes, met veel positieve energie gespeeld en gezongen bij enerverende, krachtige muziek op piano, cello, accordeon en slagwerk – dat blijft hangen na anderhalf uur The Great Yes, The Great No. De zeven zangers, met ieder een heel eigen klank, hebben zelf de melodieën bij de teksten verzonnen. Componist Nhlanhla Mahlangu zette die melodieën om tot volwaardige muziek. Ze zingen in het Engels, Frans, isiSwati, isiZulu, isiXhosa, Setswana en Xitsonga; zowel individueel als samen klinken ze geweldig. Vooral zanger en acteur Hamilton Dhlamini is als Charon uiterst meeslepend.
Scène uit de opera ‘The Great Yes, The Great No’ van William Kentridge.
Foto Thor Brodreskift
Een coherent verhaal heeft de opera niet, een echte ontwikkeling evenmin: associatie is het cement van de voorstelling. Volg je een (van de vele) hersenspinsels van Kentridge niet, zit je je toch behoorlijk op je hoofd te krabben. De teksten maken het je ook al niet makkelijk: Kentridge citeert losse regels van zijn bootvluchtelingen (en Bertolt Brecht). Kentridge heeft een voorkeur voor hun diepe en poëtische, maar in contextloze overdaad ook een beetje clichématige oneliners. Tijd om erop te kauwen krijg je niet. Kentridge serveert ze uit met de efficiëntie van een lopende band: „Het enige wat het waard is om aan te beginnen, is aan het einde van de wereld.” „Waar je vandaan komt, word je niet gemist, waar je heen gaat ben je niet welkom.” „Er is mijn verhaal, er is de waarheid, én er is wat er daadwerkelijk gebeurd is.” „Ik heb een baksteen bij me om te laten zien hoe mooi mijn huis ooit was.” „Hou niet van een land, want landen verdwijnen.” Zo gaat het maar door.
De som: een mooie, plezierige en soms ook echt grappige voorstelling op zicht en gehoor, maar zo overvol dat een derde van de wijsheden, verwijzingen en absurditeiten ter plekke over je hoofd vliegt, en nog eens een kwart na afloop te veel blijkt voor het kortetermijngeheugen.
Sjostakovitsj ondergeschikt
Kentridge blijkt consistent: zijn film Oh To Believe in Another World (2022), die het Bergen Festival daarna laat zien, lijdt aan vergelijkbare problemen. De film, bedoeld om te vertonen boven een orkest dat live de Tiende symfonie van Sjostakovitsj speelt, is boeiend gefilmd in een kartonnen opstelling, als een soort poppenhuis, waarin met een beetje handige trucage echte mensen met kartonnen hoofden en kostuums bewegen.
https://www.youtube.com/watch?v=3JXFb7ZHB1g
Wederom op droomassociatieve wijze wil Kentridge je de Sovjetcontext waarin Sjostakovitsj werkte laten zien. De hoofden van Lenin, Trotski en Stalin dansen voorbij, net als van zijn student Elmira Nazirova en dichter Vladimir Mayakovsky en diens geliefde, kunstenaar Lili Brik. Tussendoor toont Kentridge zwart-witbeelden van de Sovjet-Unie, onder andere uit films waarin de industriële revolutie een hoofdrol speelt.
Weer is er geen duidelijk verhaal, weer overlaadt Kentridge je met wonderlijke figuren die je brein hard aan het werk zetten. Drie dansende knijptangen in groene rokjes, denkstap 1: gewoon absurdisme, of bedoelt hij dat Sjostakovitsj in een tang wordt gehouden? Denkstap 2: dat laatste zou weleens kunnen, maar is dit dan niet een beetje uitgekauwd?
<figure aria-labelledby="figcaption-0" class="figure" data-captionposition="below" data-description="Het orkest speelt Sjostakovitsj voor de film ‘To Believe In Another World’.
Foto Thor Brodreskift
” data-figure-id=”0″ data-variant=”row”><img alt data-description="Het orkest speelt Sjostakovitsj voor de film ‘To Believe In Another World’.
Foto Thor Brodreskift
” data-open-in-lightbox=”true” data-src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/05/twee-overweldigende-werelden-vol-kleurrijke-wonderlijke-figuren-schiep-kunstenaar-william-kentridge-maar-zijn-ze-ook-te-volgen-1.jpg” data-src-medium=”https://s3.eu-west-1.amazonaws.com/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2025/05/28131509/data132897015-cfc489.jpg” decoding=”async” src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/05/twee-overweldigende-werelden-vol-kleurrijke-wonderlijke-figuren-schiep-kunstenaar-william-kentridge-maar-zijn-ze-ook-te-volgen-9.jpg” srcset=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/05/twee-overweldigende-werelden-vol-kleurrijke-wonderlijke-figuren-schiep-kunstenaar-william-kentridge-maar-zijn-ze-ook-te-volgen-7.jpg 160w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/05/twee-overweldigende-werelden-vol-kleurrijke-wonderlijke-figuren-schiep-kunstenaar-william-kentridge-maar-zijn-ze-ook-te-volgen-8.jpg 320w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/05/twee-overweldigende-werelden-vol-kleurrijke-wonderlijke-figuren-schiep-kunstenaar-william-kentridge-maar-zijn-ze-ook-te-volgen-9.jpg 640w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/05/twee-overweldigende-werelden-vol-kleurrijke-wonderlijke-figuren-schiep-kunstenaar-william-kentridge-maar-zijn-ze-ook-te-volgen-10.jpg 1280w, https://images.nrc.nl/P0H3aaCxlVyilag1TjMkOAtkWOo=/1920x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2025/05/28131509/data132897015-cfc489.jpg 1920w”>Het orkest speelt Sjostakovitsj voor de film ‘To Believe In Another World’.
Foto Thor Brodreskift
<figure aria-labelledby="figcaption-1" class="figure" data-captionposition="below" data-description="Het orkest speelt Sjostakovitsj voor de film ‘To Believe In Another World’.
Foto Thor Brodreskift
” data-figure-id=”1″ data-variant=”row”><img alt data-description="Het orkest speelt Sjostakovitsj voor de film ‘To Believe In Another World’.
Foto Thor Brodreskift
” data-open-in-lightbox=”true” data-src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/05/twee-overweldigende-werelden-vol-kleurrijke-wonderlijke-figuren-schiep-kunstenaar-william-kentridge-maar-zijn-ze-ook-te-volgen-2.jpg” data-src-medium=”https://s3.eu-west-1.amazonaws.com/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2025/05/28131506/data132896991-d97de3.jpg” decoding=”async” src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/05/twee-overweldigende-werelden-vol-kleurrijke-wonderlijke-figuren-schiep-kunstenaar-william-kentridge-maar-zijn-ze-ook-te-volgen-13.jpg” srcset=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/05/twee-overweldigende-werelden-vol-kleurrijke-wonderlijke-figuren-schiep-kunstenaar-william-kentridge-maar-zijn-ze-ook-te-volgen-11.jpg 160w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/05/twee-overweldigende-werelden-vol-kleurrijke-wonderlijke-figuren-schiep-kunstenaar-william-kentridge-maar-zijn-ze-ook-te-volgen-12.jpg 320w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/05/twee-overweldigende-werelden-vol-kleurrijke-wonderlijke-figuren-schiep-kunstenaar-william-kentridge-maar-zijn-ze-ook-te-volgen-13.jpg 640w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/05/twee-overweldigende-werelden-vol-kleurrijke-wonderlijke-figuren-schiep-kunstenaar-william-kentridge-maar-zijn-ze-ook-te-volgen-14.jpg 1280w, https://images.nrc.nl/vOeKJYjZKOOIaC7V17ECl-G7eFo=/1920x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2025/05/28131506/data132896991-d97de3.jpg 1920w”>Het orkest speelt Sjostakovitsj voor de film ‘To Believe In Another World’.
Foto Thor Brodreskift
Ook in deze (stomme) film zit veel tekst in oneliners die over het beeld schieten. Denkstap 3 tot en met 7: lezen, proberen te vatten, relateren aan het voorafgaande, of juist aan het volgende? Ondertussen zijn er alweer dertig maten Tiende symfonie aan je voorbijgegaan. Denkstap 8: waar zijn we ook alweer in de muziek?
Het is een uitputtende exercitie, en na ongeveer veertig minuten schakelen je hersenen automatisch in stand-by om oververhitting te voorkomen.
Er is natuurlijk niets mis met een oververhit brein op z’n tijd. Waar het wel mis gaat, is bij Kentridges eigen belangrijkste voorwaarde bij de film. In het voor-interview doet hij die uit de doeken: Sjostakovtisj’ Tiende mocht géén filmmuziek worden in dienst van het beeld. Hij vertelde ook hoe hij dat doel wilde bereiken: op belangrijke momenten in de muziek wil hij dat het beeld niet afleidt. „Eerst dacht ik nog dat ik dit bereikte door even niets in beeld te laten gebeuren, maar het effect daarvan was natuurlijk dat mensen juist verwachtingsvol naar het doek zaten te kijken. Op momenten dat de muziek belangrijk is, moet er in beeld dus juist iets heel voorspelbaars gebeuren.”
Inderdaad, als je dat trucje kent, herken je het voortdurend. Dansende figuren, zoals die dansende knijptangen, dansen meer voorspelbare dansjes op solootjes in de houtblazers, of gevoelige momenten in de strijkers.
Daarmee is Kentridge zijn doel volledig voorbijgeschoten, want het effect is dat de film schrijft voor welke stukken muziek meer of minder ‘belangrijk’ zijn. Andersom beslist de muziek niet wanneer je even op de film moet letten, want Sjostakovitsj schreef in zijn symfonie natuurlijk geen maten met de boodschap ‘let u nu maar even op wat anders’. Juist die ongelijkheid maakt de muziek per definitie ondergeschikt aan het beeld. Alleen speciaal geschreven filmmuziek kan symbiotisch gelijkwaardig zijn aan beeld.
Aan het Bergen Philharmonisch Orkest, traditioneel het tweede orkest van Noorwegen na het Oslo Philharmonisch, ligt het over het algemeen niet. Dat zet een adequate Sjostakovitsj neer, zeker nu het gelijkvloers moet zitten om het filmdoek de ruimte te geven. Vooral de natuurlijke muzikaliteit van zijn celli en bassen valt op: eensgezind flexibel, met veel snelle dynamische kleurvariaties. De violen steken daar wat plat bij af. De blazers schuiven heen en weer op dat spectrum.
Maar naar gelang het uur vordert, sluipt langzaam de energie uit het orkest – alsof de musici voelen dat het publiek met zijn stand-by-brein vooral met de film mee aan het dromen is. Musici hebben de energie van een aandachtig publiek nodig om te kunnen excelleren. Kentridges goede bedoelingen ten spijt: de musici zijn toch een begeleidingsorkest geworden.