Hoe vrouwen geruisloos de vioolmacht overnamen

Zo’n eeuw geleden was het enige vrouwelijke aan de viool het instrument zelf. Grote bespelers – allemaal mannen – spraken over een ‘haar’ in termen van een minnares. „De viool lijkt verontrustend veel op het vrouwenlichaam”, vond de sterviolist Yehudi Menuhin in zijn boek The Violin. „Alles heeft rondingen, zij is welgevormd en sierlijk: de wulpse taille, de slanke nek, of de welving van de rug. De woorden waarmee de Engelse taal dit sensuele instrument omschrijft, roepen beelden op van de menselijke anatomie, en vooral van vrouwelijke schoonheid.”

Maar dezer dagen luisteren topviolisten niet meer naar namen als Yehudi, Itzak, David, Fritz of Jascha, maar heten ze Janine, Vilde, Hilary, Patricia, Nicola, Liza en Isabelle. Die metamorfose komt bijvoorbeeld naar voren in het periodieke onderzoek van het Britse muziektijdschrift Bachtrack. Dat analyseerde vorig jaar wereldwijd ruim 27.000 concerten. In de toptien van meest geboekte violisten staan zes vrouwen, met bovenaan Patricia Kopatchinskaja. Bij pianisten en cellisten zijn dat er slechts twee.

Statistieken

De feminisering voltrekt zich dus niet over de hele muzikale linie. Viool werd een vrouwelijk domein, voor die andere solistische warhorse, de piano, geldt dat niet. In het Amsterdamse Concertgebouw speelt viool dit seizoen 42 hoofdrollen, met 26 keer een vrouw als solist. In de 64 optredens met de piano in het middelpunt zit in 49 gevallen een man achter de vleugel. Dat is ook in de rest van Nederland het beeld: de zeven grote symfonieorkesten programmeren 33 vioolconcerten (23 vrouwen) en 37 pianoconcerten (32 mannen).

In de samenstelling van de orkesten zelf vindt intussen eenzelfde opmars plaats. Onder de vaste musici tellen eerste en tweede violen tweemaal zoveel vrouwen (136) als mannen (66). Ook bij de altviolen zijn zij in de meerderheid (41-33). In de andere groepen (cello, contrabas, hout, koper, slagwerk) regeren de mannen nog, behalve bij de harp, die traditioneel volledig uit vrouwen bestaat. Het motto waarmee de Nederlandse harpist Remy van Kesteren ooit zijn harpfestival begon – ‘Real men play harp’ – heeft (nog) weinig weerklank gevonden in de klassieke muziek.

Is Nederland een uitzondering? Ja en nee, kun je vaststellen bij de vergelijking met grote orkesten in muzikale hoofdsteden als Wenen, Berlijn en New York. De Wiener Philharmoniker speelt traditioneel weinig solo-concerten: dit jaar maar één voor viool (man) en vijf voor piano (met de notoire afzegger Martha Argerich als enige vrouw). Dit orkest staat bekend als conservatief bolwerk. Pas halverwege de jaren negentig kreeg een eerste vrouw (een harpiste) een vaste aanstelling. Van de 140 musici zijn 23 vrouw. Van die 23 vrouwen bespelen 16 de viool (incluis de alten).

De Berliner Philharmoniker programmeren dit seizoen acht vioolconcerten met zeven vrouwelijke solisten en zes pianoconcerten waarin de verdeling gelijk is. Het orkest telt 99 mannen, tegen 24 vrouwen, van wie er achttien viool spelen.

Hoe anders staat het ervoor in de New York Philharmonic met 26 vrouwen en 3 mannen bij de eerste en tweede violen, bij de alten is het 7 tegen 6. In het totale orkest hebben de heren nog een nipte meerderheid (47 mannen, 44 vrouwen). De zeven vioolconcerten tellen dit seizoen zes vrouwelijke solisten en bij piano is het – zoals vrijwel overal – andersom: dertien concerten waarvan tien met een man achter de vleugel.

Girlpower

Een trend vaststellen, is iets anders dan hem duiden. En de viool vervrouwelijkte kennelijk zo geruisloos dat de omwenteling velen simpelweg ontging, laat staan dat ze hem kunnen verklaren. Grote Zaal-programmeur Marian van der Meer van het Concertgebouw heeft aanvankelijk moeite om te geloven dat het klopt, wat geldt voor meer vakgenoten. De feminisering in de muziek was haar wel opgevallen, maar niet de ‘machtsgreep’ bij de violen.

Ze bracht de trend ter sprake in een vergadering van ECHO, een samenwerking van grote Europese concertzalen. „Eerst riep iedereen: ‘Meer vrouwen? Onzin!’ Maar toen begonnen ze te tellen en moesten vaststellen dat ook bij hun orkesten violistes in de meerderheid zijn. Wat betreft beroemde solisten stonden er bij hen eveneens meer vrouwen dan mannen op het podium. Niettemin konden we geen verklaring bedenken.”

Ook de platenlabels viel deze stille revolutie niet op. Er werd zeker niet bewust aangestuurd op een vrouwelijker en sexyer imago van de viool, zoals dat in de popmuziek indertijd gebeurde met samengestelde meidengroepen als de Spice Girls. Die band muntte in de jaren negentig het begrip ‘girlpower’, strijdkreet van een nieuw tijdperk waarin meiden zich vaak al vroeg ambitieuzer en zelfbewuster ontwikkelden dan jongens. Eind jaren tachtig betoogde columnist Nico Scheepmaker – vader van twee dochters – nog dat je meisje in de puberteit beter een jaar vrijaf kon geven, omdat hun hoofd toch niet naar school stond. Inmiddels scoren ze op alle vlakken in het onderwijs beter dan jongens.

„Tegenwoordig hebben meiden het in de puberteit en adolescentie beter voor elkaar als het gaat om gestructureerd en zelfstandig studeren”, merkt violist en pedagoog Peter Brunt, hoofdvakdocent aan de conservatoria in Amsterdam en Den Haag. „Veel jongens koesteren grote dromen. Ze zien zichzelf als solist, maar consequent toonladders oefenen kost hun vaak veel moeite.”

En de viool blijkt – meer dan enig ander instrument – genadeloos voor wie de teugels even laat vieren. Daar komt bij dat de instroom van meisjes veel groter is. De aanmeldingen voor de jaarlijkse Viooldag – aanstaande zondag weer in het Utrechts Conservatorium – spreken duidelijke taal. De afgelopen drie jaar bedroeg het aandeel meisjes tussen de 70 en 80 procent. Komt dat door vele rolmodellen als Janine Jansen, Liza Ferschtman, Simone Lamsma, Rosanne Philippens en Isabelle van Keulen? Vinden jongens het instrument minder stoer? Vragen die uitgebreider onderzoek vergen.

Ilona Sie Dhian Ho, hoofdvakdocent aan de conservatoria van Den Haag en Groningen, telt nooit hoeveel jongens en meisjes ze aanneemt, maar merkt dat er aanzienlijk meer meisjes auditeren. „Wat viool betreft hebben ze veel idolen aan wie ze zich kunnen spiegelen.”

Maar ook andere factoren spelen een rol. Sie Dhian Ho geeft al jaren les aan jong talent. „Er ligt geen onderzoek ten grondslag aan mijn observaties, maar mijn leservaringen geven me het beeld dat meisjes zich vroeger ontplooien in fijne motoriek en concentratievermogen. In deze tijd ligt de nadruk in muziek – en ook andere vaardigheden – op het zo jong mogelijk ontwikkelen en opsporen van talent. Daar zitten ongezonde kanten aan. Iemand moet zich rustig kunnen ontplooien, om een unieke en levenslange bijdrage aan de muziek te kunnen leveren. Maar podia geven de voorkeur aan jong en je bent al snel te oud om ontdekt te worden. In zo’n wereld hebben meisjes op de viool een voorsprong, want ze zijn verder in hun motorische ontwikkeling. De vrouwelijke talenten worden er daardoor sneller uitgepikt en ze benutten die kansen.”

Het zou betreurenswaardig zijn, vindt Sie Dhian So, als jongens zich van de viool afkeren. „Daarom is het belangrijk dat we genoeg bevlogen mannelijke leraren opleiden. Een evenwicht tussen juffen en meesters zou ideaal zijn.”

isabelle van Keulen, Patricia Kopatchinskaja, en Liza Ferschtman
Foto’s AVRO / Andreas TerLaak

Verdwenen muren

In de top verdwenen voor vrouwen met de jaren de hindernissen en vooroordelen. „Begin jaren tachtig was Isabelle van Keulen de enige studente in onze vioolklas op het conservatorium”, herinnert violist en dirigent Jan Willem de Vriend zich. Nu zijn vrouwen er in de meerderheid. Ze moesten bovendien leren geloven in hun mogelijkheden, zegt hij. „Toen Nikolaus Harnoncourt in de jaren vijftig samen met zijn echtgenote, de violiste Alice Hoffelner, het ensemble Concentus Musicus Wien begon, wilde hij haar als concertmeester. ‘Weet je het wel zeker?’ vroeg ze. Ze was als violist – erkende ze jaren later – zo gewend omringd te zijn door mannen dat ze zelf ook moeite had met vrouwen in het orkest.”

Bovendien waren veel dirigenten tegen, want vrouwen betekenden ongewenste afleiding van muzikale zaken. „In dat opzicht toonde Willem Mengelberg zich vooruitstrevend”, zegt De Vriend. „Hij had in de jaren tien van de vorige eeuw twee vrouwen in de vioolgroep van het Concertgebouworkest.” Maar dat was een uitzondering in een vioolwereld die vrouwvijandig was.

Dat merkte ook violist Lucy van Dael in de jaren zeventig, toen een muziekpaus haar toebeet dat hij een loopbaan voor haar in Nederland onmogelijk zou maken. „Ik vind dat een vrouw in zo’n geval nooit in de slachtofferrol moet kruipen, dus ik antwoordde op mijn allerbeminnelijkst: ‘Jij krijgt een kaartje op de eerste rij bij mijn eerstvolgende optreden in het Concertgebouw.’ Ik had wel wat beters te doen dan me daar druk over te maken.”

Met Frans Brüggen richtte ze veertig jaar geleden het Orkest van de Achttiende Eeuw op. „Hij zocht de blazers en ik de strijkers. Na een poos wilde ik de namen op een rij zetten. Frans sputterde dat hij geen vrouwen wilde. Ik barstte in lachen uit. ‘Dan begin je behoorlijk verkeerd met mij’, zei ik. ‘Bij jou is het anders’, antwoordde hij. Ik zette daarom alleen achternamen op mijn lijst strijkers, met flink wat vrouwen bij de violen. Geen probleem, vond Frans. ‘Weet je dat je allemaal vrouwen hebt uitgekozen?’ Ik zat hem er dikwijls mee te stangen. ‘Wij bezitten meer poëzie en beweeglijkheid’, zei ik dan. Je mag het niet zeggen, maar stiekem vind ik dat vrouwen vaak mooier viool spelen.”

De Nederlandse Viooldag voor violisten van zes tot zesentwintig jaar en hun leraren vindt plaats op zondag 22 oktober op het Conservatorium in Utrecht. nederlandsvioolconcours.nl