„Ar-mee-ni.” Nourdin spreekt de merknaam van zijn gloednieuwe patta’s met trots uit – en reageert als door een wesp gestoken wanneer Brienne hem lachend corrigeert: „Armani is het, met een A, het is een Italiaans merk, sukkel!” Nourdin probeert nog even vol te houden, maar wanneer iemand in het publiek Brienne gelijk geeft, haalt hij bakzeil.
Nourdin (Marouan Bendehmane) en Brienne (Rochelle Deekman) zijn twee van de drie hoofdpersonages in Arm met een dure smaak, de nieuwe jeugdtheatervoorstelling van regisseur Gavin-Viano bij HNTJong. Ze hebben, samen met hun klasgenoot Shanna (Florence Vos Weeda), alle drie één ding gemeen: op hun middelbare school worden ze met de nek aangekeken omdat ze uit een arm gezin komen. Ze proberen hun sociale status zo goed en zo kwaad als het gaat op te vijzelen met dure merkkleding, om zodoende in het gevlij te komen bij de Dior Crew, het kliekje van de populairste jongens en meisjes.
Gavin-Viano giet de voorstelling in een slimme vorm: de drie sociale outcasts krijgen gezamenlijk de opdracht om de eersteklassers (wij, het publiek) op hun school rond te leiden. De tour biedt aanleiding om te schakelen tussen dialogen tussen de drie ‘vrienden’ en scènes waarin wij als brugklassers van de sociale do’s en don’ts worden voorzien. Zo leren we dat we bij de lokale sjacheraar terecht kunnen voor van alles: van tampons tot pillen. En dat het broodje kip in de kantine een aanrader is. Zo portretteert de cast op levendige wijze een sociaal ecosysteem, wat de volwassen kijker herinnert aan de tijd dat de school je hele wereld vormde.
Lees ook Theatermaker Gavin-Viano: ‘Ik gebruik humor als glijmiddel voor de tragedie’
Mengelmoes van stijlen
Net als de eerdere voorstellingen van Gavin-Viano is Arm met een dure smaak een interessante mengelmoes van stijlen en vormen. Net na de openingsscène barst Vos Weeda opeens in zingen uit en daarna schakelt ze meteen door naar een satirisch telefoongesprek met een medewerker van de belastingdienst, om vervolgens naar het publiek haar ervaringen met de Toeslagenaffaire uit de doeken te doen. Daarnaast verschijnt op het decor geregeld een videoprojectie waarop de ‘ziel’ van een van de hoofdpersonages, wit geschminkt en met een vervreemdende motoriek en tekstbehandeling, hem of haar van wijze raad voorziet.
Het levert een onvoorspelbaar maar ook wat rommelig geheel op. Voor iedere goede scène – zoals die waarin Nourdin vertelt over zijn droom om directeur van de school te worden zodat hij wraak kan nemen op de racistische docent die de pik op hem heeft – is er een passage die te veel kabbelt of de thematiek juist te letterlijk uitlegt.
Wat beklijft is de geloofwaardige belevingswereld van de hoofdpersonages. Door de jongerentaal en de rijkgeschetste schoolgemeenschap word je als kijker ondergedompeld in de ziekmakende stress van de sociale ratrace én de helende solidariteit die Brienne, Nourdin en Shanna beginnen op te bouwen. Als sociale mobiliteit onmogelijk lijkt, kun je maar beter je eigen kliek vormen.
De Canadese rapper Drake wil juridische stappen ondernemen tegen zijn label Universal Music Group (UMG). UMG zou met Spotify hebben samengespannen om de luistercijfers van Kendricks Lamars track ‘Not Like Us’ kunstmatig op te voeren – een nummer waarop Lamar, die ook bij UMG is aangesloten, Drake aanvalt. Hoewel het nog onduidelijk is of een juridische strijd positief zal uitpakken voor Drake, legt de kwestie wel de commerciële verhoudingen in de muziekindustrie onder een vergrootglas.
Supersterren Kendrick Lamar en Drake werkten in het verleden nog wel eens samen, maar hun relatie is de afgelopen jaren flink bekoeld. De rivaliteit kwam in mei van dit jaar tot een kookpunt, toen beide rappers in korte tijd een trits aan disstracks uitbrachten, vol persoonlijke steken onder water en heftige beschuldigingen over en weer. Het Amerikaanse Billboard riep de vete uit tot ‘Hiphop’s civil war’.
Aan de ruzie lijkt voorlopig geen einde te komen. Lamar bracht afgelopen vrijdag onverwachts zijn album GNX uit, waarop hij stoïcijns doorgaat met het uitdagen van Drake (en een hoop andere rappers). Het werd door publiek en pers zeer lovend ontvangen. Dinsdag werd bekend dat Drake van plan is om meerdere juridische stappen te ondernemen tegen UMG.
Lees ook
Heeft de hiphop een nieuwe ‘burgeroorlog’?
Samenspanning en laster
Drake beschuldigt UMG en Spotify ervan samen doelbewust de disstrack ‘Not Like Us’ van Lamar te hebben opgestuwd, door middel van het inzetten van ‘bots’ die de luistercijfers zouden hebben beïnvloed. De hoge streamingscijfers van ‘Not Like Us’ op Spotify (boven de 900 miljoen) zouden dus deels nep zijn. „UMG ontwierp, financierde en voerde een plan uit om van ‘Not Like Us’ een virale mega-hit te maken”, schrijven Drake’s advocaten, „met de intentie om de schade aan Drake en zijn bedrijven te gebruiken om consumentenhysterie te creëren en, uiteraard, enorme inkomsten te genereren. Dat plan slaagde, waarschijnlijk beter dan UMG zich ooit had kunnen voorstellen.”
Ook beschuldigt Drake UMG ervan betaalde influencers te hebben ingezet ter promotie van de disstrack. Drake’s muziek zou daardoor ondergesneeuwd zijn geraakt. Lamar noemde Drake op ‘Not Like Us’ bovendien een „certified pedophile” en een „predator”. Dit had UMG ertoe moeten zetten om de track niet (of aangepast) uit te brengen, aldus Drake.
Aan het Amerikaanse blad Billboard laat UMG weten dat „de suggestie dat UMG iets zou doen om een van haar artiesten te ondermijnen beledigend [is] en onwaar.” En: „Geen enkele hoeveelheid absurde juridische argumenten kan verhullen dat fans de muziek kiezen die zij willen horen.” Het gaat hier overigens nog niet om een formele rechtszaak, maar om een zogeheten ‘pre-action filing’, een voorbereiding op een rechtsgang. Lamar is zelf geen gedaagde, Drake richt zich alleen op het label.
Ruziemoeheid
Waar hiphopfans in mei nog flink smulden van ‘hiphop’s civil war’, omdat die in korte tijd veel goede muziek opleverde, lijkt er nu toch wat ruziemoeheid te ontstaan. Zo gaan er virale video’s rond waarin Lamar op humoristische wijze wordt neergezet als een paranoïde rapper die maar niet kan stoppen met dissen. Aan de andere kant is het not done om een rapbeef uit te vechten in de rechtszaal. Dat wordt Drake door fans op sociale media dan ook niet in dank afgenomen – hij zou een slechte verliezer zijn.
De aantijging brengt ondertussen wel de rol van enorme labels als UMG en de commerciële verhoudingen in de muziekindustrie onder het voetlicht. Zo werpt het de vraag op of het wenselijk is dat de twee grootste rappers ter wereld bij hetzelfde label zitten. De online nu veel besproken verdenking dat de ruzie tussen Lamar en Drake een commerciële publiciteitsstunt van UMG is geweest, wordt zo alleen maar opgestookt.
De kwestie werpt ook opnieuw vragen op over de toegankelijkheid van muziek in het digitale tijdperk. Spotify speelt een naar monopolie neigende rol in de muziekindustrie en de consument moet er maar op vertrouwen dat de Zweedse streamingdienst iedere artiest gelijkwaardig behandelt. Als nu zou blijken dat dat niet gebeurt, schaadt dat muzikanten. De zeer succesvolle Drake zou er zelf weinig financiële hinder van ondervinden, maar dat geldt niet voor alle artiesten.
‘Daar hebben varkens aan gehangen”, vertelt Flip Noorman (36) in een Rotterdams repetitielokaal over een ketting die hij tijdens een lied in zijn nieuwe voorstelling Animal Farm ritmisch op een percussie-instrument slaat. Hij schafte er een gebruikte slachthaak voor aan. Ook werden onder de inloopmuziek slachtgeluiden gemixt. Noorman: „Bij Orwell blijft het een metafoor. Ik vond het leuk om ook de letterlijke betekenis te benadrukken, als een soort side quest. Veel dieren hebben het nu natuurlijk verschrikkelijk.”
Noorman, winnaar van het Amsterdams Kleinkunst Festival (2014) en van de Annie M.G. Schmidtprijs (2023), maakt theaterconcerten. De afgelopen jaren maakte hij onder andere voorstellingen rondom hertaalde liedjes van zijn helden Tom Waits en Leonard Cohen. Zijn speelse en scherpzinnige teksten, niet zelden met een duistere ondertoon, gecombineerd met een schurende, diepe stem en een geweldige vierkoppige band, maken van Noorman een intrigerende zanger.
Voor zijn nieuwe voorstelling nam hij Animal Farm (1945), het beroemde boek van George Orwell, als uitgangspunt voor een gelijknamige liedjesvoorstelling. Orwells allegorie over een dierenopstand op een boerderij was geïnspireerd op de Russische communistische revolutie in 1917. Vooral de manier waarop de dierenfabel een licht scheen op de giftige werking van macht zorgde voor blijvende populariteit.
Het inspireerde Noorman tot scherpe en grappige kritiek op het zelfgenoegzame Westen, dat weigert om de gevolgen van zijn eigen consumentisme onder ogen te komen. In Noormans herinterpretatie staan de rebellerende dieren symbool voor de arbeiders in lagelonenlanden, werkzaam in mensonterende omstandigheden. Noorman: „We willen allemaal telefoons zodat we op sociale media kunnen schrijven hoe erg het gesteld is met de wereld. Maar die telefoons komen wel ergens vandaan hè.” Ons geluk is dikwijls gebouwd op ongeluk elders in de wereld, klinkt het als Noorman vurig zingt: ‘Zie je millennials al werken in een lithiummijn/ hoe kan die hele generatie overspannen zijn/ Er is geen straat waarop jij loopt/ die niet gebouwd is op pijn.’
Zelfvoldane hoger opgeleiden
Noorman schreef liedjes over de huidige tijd vanuit de perspectieven van de personages uit het boek: luxepaard Molly vlucht weg om oesters te eten, Moses de Raaf belooft een niet-bestaand land van melk en honing en werkpaard Boxer fulmineert tegen „die zelfvoldane kliek van hoger opgeleiden”: ‘Die massaal naar het theater van de vooruitgang komt/ als een zwerm bromvliegen naar een dode hond.’ Tussendoor wordt het verhaal van de ontsporende revolutie verteld via monologen van de steeds radicalere varkens, leiders van de opstand.
Noorman vertelt over het schrijfproces, dat dit keer anders verliep. Als kersverse vader kon hij het zich niet veroorloven om dagen weg te zijn en tot diep in de nacht buiten rondjes te lopen, zoals dat voorheen vaak ging. Dat vaderschap komt zeker niet terug in zijn werk, want Noorman heeft „in principe een hekel aan ouders die hele voorstellingen over hun kinderen maken”. Noorman: „Dat is toch meestal een onverdraaglijk cliché? Plus ik was al met die dieren bezig.”
Hoe ontstond het idee voor deze voorstelling?
„Ik las vorig jaar veel Noam Chomsky, die Animal Farm vaak aanhaalt. Ik besloot het daarom weer eens te lezen. De eerste keer was op de middelbare school voor Engels, uit luiheid. Tachtig pagina’s, lekker dun. Toen ik het herlas, vond ik het direct een heel leuk verhaal om de huidige tijd aan op te hangen.”
Waarom?
„Orwell is geniaal in het beschrijven van machtsstructuren. Ook de personages die staan voor duidelijk herkenbare groepen zijn heel sprekend. Bovendien voelde het feit dat de revolutie in het verhaal uiteindelijk mislukt als een vrijbrief om middels de karakters lekker felle standpunten in te kunnen nemen.”
Omdat de personages er uiteindelijk niet in slagen om het beter te doen? En dus uiteindelijk geen oplossing hebben?
„Ja. Ik heb namelijk ook geen oplossingen voor de problemen van deze tijd. En ik ben ook waakzaam voor dat soort theater. Veel voorstellingen over bijvoorbeeld klimaatverandering zijn verschrikkelijk. Net als kindervoorstellingen waarbij alle maatschappelijke hot items worden afgevinkt.”
Waarom vind je dat zo erg?
„Het is niet erg als iemand belerend is, maar dan moet diegene wel verstand van zaken hebben. Kunstenaars overschatten zichzelf soms een beetje. Daarom was deze voorstelling zo fijn: ik kon mezelf schromeloos overschatten, want uiteindelijk schieten alle dieren tekort. Wat ze trouwens juist heel menselijk maakt.”
We horen het perspectief van de luie millennial als je zingt: ‘Ik wil mijn ouders niet dood, maar ze wonen wel groot.’ Waar stoor je je aan?
„Aan het westerse gebrek aan idealen en handelen. Achter veel producten uit onze supermarkt zit uitbuiting, mensen die nauwelijks te vreten hebben. Wij kopen het zonder erbij na te denken. En ondertussen een beetje hoogdravend doen over onze democratie en verworvenheden. Logisch dat die dieren uit mijn Animal Farm daartegen in opstand komen.”
Ben je activistisch?
„Ergens wel. Veel kunstenaars vinden dat een vies woord. Ik niet. Ik heb geen moeite om me uit te spreken. Dat komt ook omdat het in mijn liedjes nooit duidelijk is of het mijn persoonlijke mening is of van het karakter dat het zingt. Die ambiguïteit vind ik fijn. Daarnaast wil ik het publiek trouwens ook gewoon entertainen.”
Hoe doe je dat?
„Hopelijk met leuke liedjes. Maar verder doet vooral het verhaal dat. Het blijft lichtvoetig, want je bent de hele tijd naar dieren aan het luisteren. Je behoudt daardoor een soort cartoonachtige distantie. De boodschap komt daardoor denk ik beter aan dan wanneer ik een soort Wilders-speech zou geven.”
Zitten entertainment en activisme elkaar in de weg?
„Nee hoor. Vaak wordt het inderdaad tot een keuze gemaakt: theater is óf confronterend óf entertainment. Waarbij entertainment meestal als lager wordt ingeschaald. Ik snap dat niet. Volgens mij kan het prima samengaan. Het publiek snapt dat heus wel.”
Heeft het feit dat je deze voorstelling nu maakt iets te maken met het huidige politieke klimaat in Nederland?
„Vanwege deze regering bedoel je? Nee, want ik heb ook een hekel aan wat links nu is. We moeten opkomen voor álle verworpenen der aarde, is wat ik probeer te zeggen. Niet alleen maar die bijdehante praatjes over een beetje vakbondsgedoe hier en daar. Ik voel me in zijn algemeenheid niet comfortabel met hoe hoog de Nederlandse politiek wereldwijde mensenrechten in het vaandel heeft staan.”
Animal Farm door Flip Noorman. Première 1 december in de Kleine Komedie, Amsterdam. Info en speellijst: flipnoorman.nl
27 november is het precies honderd jaar geleden dat Elise Hall overleed. Wie? Elise (soms Elisa) Hall was een amateursaxofonist die rond 1900 de spil van het muziekleven in Boston vormde. Ze drukte haar stempel op de muziekgeschiedenis door grote componisten opdracht te geven saxofoonmuziek te schrijven die nu tot het kernrepertoire van het instrument behoort. Onder hen: Claude Debussy.
De Amerikaanse Elise Hall werd in 1853 in Parijs geboren als telg van de prominente en steenrijke Coolidge-familie uit Boston; haar neefje Calvin Coolidge was tussen 1923 en 1929 president van de VS. Elise genoot een geprivilegieerde en kosmopolitische opvoeding en trouwde in 1879 met een Amerikaanse arts. Deze Richard J. Hall, geboren in Ierland, vergaarde enige roem als de eerste arts die in de VS een succesvolle appendectomie (verwijdering van het wormvormig aanhangsel van de blindedarm) uitvoerde. Door een speling van het noodlot stierf hij zelf tien jaar later aan een gescheurde appendix.
Naar verluidt was Elise Hall al 47 toen ze voor het eerst een saxofoon oppakte, op advies van haar echtgenoot om beginnende doofheid tegen te gaan. De redenering achter die onfortuinlijke remedie is lastig na te gaan, en het mocht uiteraard niet baten.
Nieuwe uitvinding
De saxofoon was een nieuw instrument in die dagen, uitgevonden in 1840 door de Belgische instrumentbouwer Adolphe Sax, die het beste van strijkers, koperblazers en houtblazers in één instrument wilde verenigen. Aanvankelijk was er, vooral in Frankrijk, wel interesse in Sax’ vinding, die een rol kreeg in kleine ensembles en militaire orkesten. Maar na een paar decennia ebde de interesse weg.
Debussy zat niet te wachten op de interesse van een Amerikaanse amateur, een vrouw nota bene
Ondertussen vond de saxofoon een nieuw publiek in de VS, mede dankzij de Nederlandse expat-saxofonist Edward Lefebre uit Leeuwarden die vanaf 1872 in New York woonde. Er werd nieuwe kamermuziek voor de sax geschreven, en toen de Amerikaanse instrumentbouwer Conn Instruments saxofoons ging produceren, ontstond er in de jaren 90 een bescheiden sax-hausse. Het was tegen die achtergrond dat Elise Hall toeterend haar doofheid te lijf ging.
Na de dood van haar man nam Hall in 1898 les bij Georges Longy, de Franse solohoboïst van het Boston Symphony Orchestra. Samen richtten ze de Orchestral Club of Boston op, een goed aangeschreven amateurorkest dat zich toelegde op het uitvoeren van eigentijdse muziek, met een bijzondere voorliefde voor Frans repertoire. Hall droeg niet alleen alle kosten, ze trad ook zelf op. Volgens haar Spaanse biograaf José-Modesto Diago Ortega was ze de eerste persoon ter wereld die soleerde in een saxofoonconcert. Dat was in 1901, bij het Boston Symphony Orchestra. Drie jaar later in Parijs was ze ook de eerste saxofoonsolist ooit in Frankrijk, in het Choral varié, op. 55 dat Vincent d’Indy voor haar had geschreven. Tot 1920 zou Hall nog tientallen nieuwe saxofooncomposities bestellen bij vooral Franse toondichters van naam, zoals André Caplet en Florent Schmitt. In 1999 verzamelde de Franse saxofonist Claude Delangle op de cd A saxophone for a lady een aantal van die stukken, waaronder de Rapsodie van Debussy.
Seksistische grappen
Hoewel Debussy in de zomer van 1901, toen Hall hem benaderde, nog niet de canonieke componist was die wij vandaag kennen, groeide zijn reputatie al wel. Hij had net de orkestratie voltooid van zijn opera Pelléas et Mélisande, die in april 1902 in première zou gaan, en dat werk had veel van hem gevergd. Debussy zat niet te wachten op de interesse van een Amerikaanse amateur, een vrouw nota bene, met een nieuwerwets instrument dat hem tegenstond; maar ze was bereid vooraf te betalen, en hij nam haar geld graag aan.
Vervolgens gebeurde er: niets. Er doen allerlei verhalen en geruchten de ronde over de ontstaansgeschiedenis van het werk dat Hall noch Debussy ooit zou horen en dat in mei 1919, een jaar na de dood van de componist, in Parijs in première zou gaan als Rapsodie voor orkest en saxofoon. Hoewel Hall regelmatig informeerde hoe het werk vorderde, ook door onaangekondigd op zijn stoep te staan, zette Debussy twee jaar lang geen noot op papier. Dit is vaak geïnterpreteerd als tegenzin en desinteresse, al valt uit Debussy’s correspondentie op te maken dat het niet louter onwil was: „Uiteraard doen muzikale ideeën speciaal hun best om aan me ontsnappen, als ironische vlinders, en ik breng uren van onbeschrijfelijke ergernis door. Dit wordt nog gecompliceerd door het feit dat ik iets heel goeds zou willen doen om deze mensen te belonen voor het feit dat ze al zo lang wachten”, schreef hij in mei 1903 aan een vriend.
Debussy stak evenwel ook de draak met Hall en maakte seksistische grappen: was het niet onfatsoenlijk, „een vrouw die verliefd is op een saxofoon, wier lippen zuigen aan het houten mondstuk van dit belachelijke instrument?” Pas in de vroege zomer van 1903 kreeg hij de geest en begon hij in ijltempo te componeren. En dat beviel: „Ik heb gewerkt zoals in de goede tijden van Pelléas!”, schreef hij opgetogen in juni 1903.
Debussy: Rapsodie pour orchestre et saxophone
Stokdoof
Maar na voltooiing gebeurde er wederom niets. Debussy verkocht de rechten aan zijn uitgever, zodat hij tweemaal voor zijn werk betaald kreeg, maar nam niet de moeite Hall het stuk toe te sturen of een uitvoering te organiseren. Pas na zijn dood, op verzoek van zijn weduwe, vertaalde Debussy’s vriend en collega Jean Roger-Ducasse de op vijf notenbalken genoteerde compositie naar een speelbare orkestpartituur. In die versie beleefde het werk zijn première, pas in 1919. Roger-Ducasse maakte ook een uittreksel voor saxofoon en piano alvorens men Debussy’s handschrift eindelijk naar Elise Hall zond. Hall was toen al bijna stokdoof en trok zich niet veel later terug uit het openbare leven. Ze overleed op 27 november 1924.
De Nederlandse musicoloog Emanuel Overbeeke doet de Rapsodie in zijn Debussy-biografie af als een werk waarvan „de ontstaansgeschiedenis interessanter is dan het resultaat”. Dat is een veelgehoorde kritiek op het stuk, dat sinds de lovende, misschien beleefde recensies na de postume première vaak een slechte pers heeft gehad. Maar de Franse saxofonist en onderzoeker Clément Himbert wijst erop dat het juist dít werk voor saxofoon was waarmee Debussy uit het dal van een onproductieve periode klom. Meteen na het voltooien van de Rapsodie, in augustus 1903, begon hij aan het beroemde La mer, een van zijn onbetwiste meesterwerken. Met dank, indirect, aan Elise Hall.