N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Energiemarkt De basis voor de huidige energiecrisis is decennia geleden gelegd. Den Haag zag met eigen ogen dat Poetin niet te vertrouwen is met zijn gas, maar besloot meer zaken met hem te doen.
1. Ministers als ‘opportunistische meelopers’ in Brussel
Op een recente maandagmorgen spreek ik via Zoom de Poolse politicus Radek Sikorski. Sikorski, destijds minister van Defensie, later van Buitenlandse Zaken, sloeg 30 april 2006 alarm op een veiligheidsconferentie in Brussel – al merkte je daar op dat moment weinig van in Nederland. De media hebben die dagen amper aandacht voor zijn uitlatingen: Sikorski vergelijkt de Duits-Russische samenwerking in Nord Stream I, de pijpleiding die Russisch gas via de Baltische Zee naar West-Europa zal voeren, met het Molotov-Ribbentroppact, het niet-aanvalsverdrag van de nazi’s met de Sovjet-Unie in 1939.
Voor Nederland oogt de pijpleiding destijds politiek geruststellend – de Duitse oud-bondskanselier Gerhard Schröder heeft de leiding. En economisch interessant – mogelijk kan ook Gasunie er aandelen in kopen.
Maar de Polen, sinds 2004 EU-lid, ontwaren dan dus al een dubbele Russische agenda. „Rusland wilde rechtstreeks gas aan Duitsland leveren en tegelijk de mogelijkheid creëren om Centraal- en Oost-Europa – Oekraïne, Slowakije, Tsjechië, Polen – af te sluiten”, vertelt Sikorski.
Zijn argwaan is mede gevoed doordat Poetin eerder in 2006, hartje winter, Oekraïne in de kou heeft gezet. „En met Nord Stream”, zegt hij, „kon Rusland zelfs een oorlog tegen Oekraïne beginnen en gas blijven leveren aan West-Europa.”
In 2007 spreekt Sikorski er Schröders opvolger Angela Merkel persoonlijk op aan. „Ze zei: och, dit is gewoon zakendoen.”
Een paar weken na Sikorski’s beladen vergelijking maakt Gasunie bekend dat het „een sterke kans” maakt op óók een aandeel in Nord Stream. De deelname, die volgens de Rekenkamer 1,6 miljard euro zal kosten, wordt najaar 2006 officieel door Gazprom bevestigd.
In de EU, waar Sikorski als de Poolse buitenlandminister zeven jaar (2007-2014) meepraat, vaart hij daarna geregeld uit tegen de Duits-Nederlandse deelname in het Russische pijpleidingproject. „Ook Nederland kende onze waarschuwingen”, zegt hij.
Het brengt Den Haag niet op andere gedachten. „De Nederlanders”, schampert Sikorski, „waren gewoon opportunistische meelopers.”
2. De eenzame senator die het gevaar al in 2000 ziet
De Nederlandse deelname aan Nord Stream vloeit indirect voort uit de liberalisering van de energiemarkten. Een Europese keuze waarin Den Haag vanaf 1995 enthousiast meegaat. Het leidt ertoe dat Nederland in 1998 besluit de stroommarkt te openen, en in 2000 de gasmarkt.
Voor het grote publiek gaat de liberalisering vanaf 2004 leven: mensen kunnen dan zelf bepalen van wie ze stroom en gas kopen. In principe mag voortaan elk bedrijf energie op de markt aanbieden. Ook buitenlandse concurrenten zijn welkom op Nederlandse markten. Energie heeft kortom zijn nutsfunctie verloren: het is primair een commercieel product geworden.
Toch blijkt dit te schuren. Als de gasprijzen vanaf 2021 stijgen, en door het dak gaan na de Russische invasie van Oekraïne in februari 2022, concluderen politici en kiezers dat de overheid moet ingrijpen – alsof de nutsfunctie nog bestaat. In de loop van dit jaar stijgen de geraamde kosten van ingrijpen naar ruim 40 miljard euro, Kamerleden willen energie weer in overheidshanden brengen, en ik vraag me af: hoe is Nederland destijds tot die keuze voor vrije markten gekomen?
Ik lees oude debatten en ambtelijke notities terug, spreek betrokken politici, ambtenaren, bedrijven en lobbyisten – 21 mensen – en zo merk ik dat dit project vooral een gesprek tussen insiders is gebleven. Een eigen, introverte wereld, waarin kiezers en vaak ook politici maar een kleine rol spelen.
Een wereld van kenners die weten dat het officiële overheidsstreven naar voldoende energie op termijn, de zogenoemde ‘voorzieningszekerheid’, na de liberalisering niet meer als vanzelf voorop staat. Een wereld waar ze in 2000 meteen zien dat er te grote afhankelijkheid van Russisch gas zal ontstaan omdat de politiek kiest voor een vrije gasmarkt.
Het blijken geen inzichten te zijn geweest die de politiek beïnvloedden. Toenmalig minister Annemarie Jorritsma (Economische Zaken, VVD, 1998-2002) vertelt me bijvoorbeeld dat ze zich uit haar ambtsperiode niet herinnert „dat Rusland een rol speelde”. Toch benoemt één – onbekende – senator destijds al het gevaar: Marbeth Bierman (VVD), oud-rijksambtenaar en energiedeskundige.
In het debat in de Eerste Kamer met Jorritsma over de openstelling van de gasmarkt, 20 juni 2000, wijst ze op de kans dat de markt „straks nog maar één dominante speler kent, te weten Rusland”. Ze voorspelt: „Ik kan alleen maar concluderen dat ons naar alle waarschijnlijkheid een stevige prijsontwikkeling te wachten staat.”
Niemand reageert.
3. De minister die vierkant tegen is
Het interessante is ook: in eerste instantie ziet Den Haag niets in vrije energiemarkten. Toenmalig minister Koos Andriessen (Economische Zaken, CDA, 1989-1994), drie jaar geleden overleden, is vanaf 1990 vierkant tegen.
De Europese Commissie heeft een eerste stap gezet naar een Europese energiemarkt, waarvoor landen hun energiemonopolies moeten ontmantelen om de handel tussen EU-lidstaten te bevorderen.
Nederland heeft dan twee gesloten energiemarkten. De stroommarkt bestaat uit regionale monopolies zoals Essent en Nuon, in handen van gemeenten en provincies. De gasmarkt is een nationaal monopolie in handen van Gasunie, waarvan de overheid dan met Shell en Exxon de aandeelhouder is. Op beide markten bepalen de leveranciers eenzijdig de prijs.
Er zijn wel grote verschillen. De stroommarkt, die dan vooral draait op kolen, gas en kernenergie, is globaal zelfvoorzienend. De gasmarkt produceert formidabele voorraden: door het Groningenveld is Gasunie een wereldspeler in gasexport; de staat profiteert er decennia uitbundig van. Maar Gasunie houdt begin jaren negentig al rekening met de eindigheid van het Groningenveld.
Dus stuurt de directie destijds een jonge, ondernemende medewerker, Geert Greving, naar onder meer Moskou om te polsen of Nederland in de nieuwe eeuw Russisch gas kan importeren. „Rondkijken en contacten leggen – ik keek mijn ogen uit”, vertelt Greving me.
Het leidt ertoe dat Gasunie in 1996 een twintigjarig importcontract sluit waardoor Rusland vanaf 2001 gas aan Nederland levert. Dit soort langetermijncontracten is destijds standaard in de gaswereld. Voorzieningszekerheid heet het. Zie het als voorraadvorming: zo kunnen overheden zich ervan verzekeren dat ze ook over een paar decennia genoeg gas beschikbaar hebben.
Al begin jaren negentig, vertellen toenmalige ambtenaren me, vreest Andriessen, een behoudende oud-werkgeversvoorzitter, dat de liberalisering die zekerheid zal aantasten. Want op een vrije markt zoeken afnemers naar de laagste prijs, en die vind je op de dagmarkt, de zogenoemde spotmarkt. Alleen: dagcontracten bieden geen langetermijnzekerheden.
Daar komt het vooruitzicht bij dat de schaarste aan gas in Europa toeneemt door de eindigheid van het Groningerveld. Als Nederland wegvalt, zijn alleen Rusland en Noorwegen als leverancier over. De gasmarkt als oligopolie: verkopende landen hebben de macht. Dus een vrije markt, redeneert Andriessen, zal eindigen in hogere prijzen en minder voorzieningszekerheid.
„Daar ging het Koos om”, vertelt Gertjan Lankhorst, destijds ambtenaar op Economische Zaken en in 2003-2005 directeur-generaal Energie. „Hij zag dat schaarste de gasmarkt ging bepalen en vond: je kunt de voorzieningszekerheid van gas niet in de waagschaal stellen omdat je zo graag een markt wil.”
Destijds kost het de minister weinig moeite het kabinet-Lubbers III van zijn standpunt te overtuigen, vertelt oud-minister Hans Alders (Milieu, PvdA, 1989-1994). „Daar hadden we in de ministerraad weinig discussie voor nodig.”
Het verklaart ook waarom Andriessen in 1992 brede steun van de Kamer krijgt als hij zegt: „Wij vinden – dat is echt een principieel bezwaar – dat deze voorstellen alleen vanuit een marktbenadering zijn gemaakt.”
4. Eén man breekt het debat open
Maar Andriessens opvolger op Economische Zaken, Hans Wijers (1994-1998, D66), brengt Den Haag in enkele jaren op andere gedachten. Wijers is een voormalig consultant met een progressief-ondernemend profiel. De jonge ambtenaar Kajsa Ollongren, nu minister van Defensie, doet voor hem de contacten met de Kamer.
Het zijn optimistische jaren. „De Koude Oorlog was voorbij, de wereld ging open”, vertelt Wijers me op een ochtend in café Americain in Amsterdam. Vrije energiemarkten passen in de tijdgeest: „Je moet de originaliteit van je eigen opvattingen nooit overschatten.”
In zijn eerste voorstellen, in 1995, wil hij gelijktijdig de stroom- én gasmarkt vrijmaken. Gasunie verzet zich hevig. Een oud-ambtenaar weet nog dat toenmalig hoofddirecteur George Verberg tegen het plafond schiet als Wijers hem erover vertelt. De oud-minister beaamt dat Gasunie bezwaar maakte, maar zegt dat zijn drukke wetgevingsagenda (onder meer anti-kartelregels, verruiming winkeltijden, een nieuwe Mijnbouwwet) de doorslag gaf: „Ik kon niet alles.”
Dus besluit Wijers voorrang te geven aan de liberalisering van de stroommarkt. Veel reuring geeft het niet. Energie is een taai structuurthema, ongeschikt voor spannende journalistiek: televisiemakers merken dat kijkers afhaken zodra ze vale elektriciteitscentrales onder rookpluimen in beeld brengen.
Wijers weet nog dat zijn Winkeltijdenwet, waardoor supermarkten ’s avonds en op zondag open mogen, veel meer reacties oproept. „Dat raakte mensen metéén.”
Gevolg is dat ook dit energiedebat zich afspeelt „in een kleine kring van vooral belanghebbenden”, zegt Wijers. Dan gaat het om multinationals die hem erop wijzen dat op de geliberaliseerde energiemarkten in de VS en het VK de prijzen dalen. Om bedrijven die zelf stroom uit warmte opwekken, een duurzame vorm, die ze niet kunnen verkopen omdat het stroommonopolie dit niet toelaat.
Het gaat óók om consumentenorganisaties die verwachten dat de liberalisering lagere prijzen en minder bureaucratie brengt. Om gemeenten en provincies die met een verkoop van hun regionale energiebedrijven miljarden kunnen verdienen.
De steun is zo breed dat als de EU in 1996 met Wijers’ hartelijke instemming de richtlijn vaststelt die lidstaten in de nieuwe eeuw verplicht tot een vrije stroommarkt te komen, de bezwaren van Andriessen al bijna zijn vergeten.
„De redenen zijn verdwenen om de elektriciteitssector in zijn geheel te benaderen als nutssector waarin bedrijven monopolieposities zouden moeten innemen”, schrijft Wijers in 1997 aan de Raad van State. Bijna de voltallige Kamer, 140 van de 150 Kamerleden, stemt in 1998 voor zijn wet. Alleen GroenLinks, SP en de radicaal-rechtse CD zijn tegen.
Vanuit democratisch oogpunt is dit een bijzondere geschiedenis. Geen van toenmalige coalitiepartijen – PvdA, VVD en D66 – heeft er in 1994 iets over in hun verkiezingsprogramma staan, ook het regeerakkoord van 1994 vermeldt er niets over. De EU en Den Haag hebben voor de kiezers gekozen.
Het gebrek aan betrokkenheid van kiezers blijkt ook als de consumentenmarkt in 2004 opengaat. Na een klein jaar meldt het ANP dat 8 procent van de consumenten van stroomleverancier is gewisseld. Onderzoek van de mededingingsautoriteiten wijst destijds uit waarom: de meeste Nederlanders weten van niets.
5. Overheden die binnenlopen op stroombedrijven
De stroombedrijven voorzien nu dat ze verkocht worden, en werken agressief aan hun naamsbekendheid. „Ze huurden handige pr-bureaus in, dat hielp natuurlijk niet”, zegt Wijers. Het bekendste voorbeeld is Nuon, dat in 2000 60 miljoen gulden sponsorgeld blijkt te hebben verbrand in de voetbalclub Vitesse.
Voor hun waardebepaling blijven de stroombedrijven mede afhankelijk van Den Haag. De meeste produceren stroom én leveren het aan de klant. Dit laatste doen ze via wijdvertakte netwerken. Na jarenlang debat besluit de Kamer in 2005 dat die netten hun nutsfunctie behouden: de overheid neemt hun beheer over. De bedrijven en hun aandeelhouders hebben de pest in: dit vermindert hun marktwaarde.
Andere EU-landen, zoals Frankrijk en Duitsland, zullen hun stroomproductie voor een deel in nationale handen houden. Ook Wijers, die na de formatie van 1998 uit de politiek vertrekt, heeft als minister geprobeerd de vier regionale stroombedrijven via een nationale fusie te behoeden voor buitenlandse overname. Het mislukt. „De lagere overheden, vooral sommige provincies, hadden dollartekens in hun ogen, daar kwam ik niet doorheen”, zegt hij nu.
En dus gaan de bedrijven in de verkoop. Het Japanse Mitsubishi koopt Eneco voor zo’n 4 miljard euro. Essent gaat voor 7,3 miljard over naar het Duitse RWE, Nuon voor 9,5 miljard euro naar het Zweedse Vattenfall. Vooral de eigenaren van de laatste twee, de provincies Brabant (Essent) en Gelderland (Nuon), lopen binnen.
6. Een beetje Franse invloed
De liberalisering van de gasmarkt – achteraf het invloedrijkste besluit in dit dossier – belandt op het bord van Wijers’ opvolger Annemarie Jorritsma. Zij beredeneert dat er geen principieel verschil is tussen de openstelling van de stroommarkt en de gasmarkt, en het parlement volgt haar bijna unaniem. Ook de twee nu nog zittende Kamerleden, Kees van der Staaij (SGP) en Geert Wilders (dan VVD, nu PVV), stemmen in 2000 voor deze liberalisering.
Toch aarzelden ze destijds op Jorritsma’s ministerie, vertelt oud-topambtenaar Gertjan Lankhorst. Elektriciteit kun je met talrijke hulpmiddelen opwekken – kolen, olie, gas, nucleair, warmte, wind, zon, et cetera – en dus is de vrije stroommarkt niet afhankelijk van enkele landen of leveranciers. „Maar bij gas wisten we: als het Groningerveld leeg is kunnen wij gas alleen nog kopen in Rusland en Noorwegen”, zegt Lankhorst. „Dat werd nooit een open markt.”
Maar Jorritsma zet door en kiest in 2000 voor een getrapte uitweg. De markt gaat open: bedrijven en overheden zijn niet meer verplicht hun gas van Gasunie te kopen. Tegelijk laat ze de bestaande machtsverhoudingen in de gassector – met een voorname rol voor NAM (Shell en Exxon) en Gasunie – in tact, en zorgt ze ervoor dat de overheid blijft profiteren van de gasverkopen.
Bij gas wisten we: als het Groningerveld leeg is kunnen wij gas alleen nog kopen in Rusland en Noorwegen
Gertjan Lankhorstoud-topambtenaar
En Jorritsma wil meer. Bij haar vertrek op Economische Zaken in 2002 ligt er een uitgewerkt plan om de handelstak van Gasunie te verkopen aan Shell en Exxon. Gasunie zou dan als netbeheerder volledig in overheidshanden komen. „De gedachte was: de overheid moet de commercie aan de commercie laten”, vertelt toenmalig directeur-generaal Energie op EZ, Noé van Hulst.
Jorritsma’s opvolger op Economische Zaken, Laurens Jan Brinkhorst (D66, 2003-2006) maakt een andere keuze. Hij besluit in 2004 dat de overheid de helft van de aandelen in de handelstak van Gasunie behoudt, terwijl Gasunie als netbeheerder volledig in overheidshanden komt. Oók krijgt Gasunie de financiële ruimte om in binnen- en buitenland met anderen miljarden te investeren in transportnetten. De latere deelname in Nord Stream is er een uitvloeisel van.
Het betekent dat de staat indirect greep op de gasmarkt houdt. Ik spreek er Brinkhorst over in zijn Haagse kantoor. Hij denkt, vertelt hij, „een beetje Frans” over de relatie overheid-markt. „Ik vind liberaliseren prima – maar niet zonder sterke overheid.”
7. De gashandelaar die wordt geschaduwd
Na de val van de Sovjet-Unie is de verwevenheid van de nationale gassector met het nieuwe Rusland snel gegroeid. Gasunie sluit in de jaren negentig het genoemde contract waardoor Gazprom in de nieuwe eeuw Russisch gas naar Nederland exporteert. En Shell, dat in de NAM met Exxon het Groningerveld exploiteert, ambieert vanaf het aantreden van Boris Jeltsin als president in 1991 vergelijkbare deelnames aan olie- en gasprojecten in Rusland, vooral Siberië. Uiteindelijk koopt de multinational daar in 2000 het grootste olie- en gasproject ter wereld: Sachalin 2.
In 2002 opent de Groningse universiteit met Gasunie en Gazprom het Delta Energy Institute, een opleidingsinstituut voor energiemanagement, waar tientallen Gazprommanagers geschoold zullen worden. Volgens Geert Greving, destijds nog bij Gasunie, zijn twee leden van de huidige Gazprom-top er opgeleid. „Eén ervan spreekt vloeiend Nederlands.”
Intussen weten kenners dat Vladimir Poetin, sinds 2000 president, de Russische machtspositie op de gasmarkt uit wil spelen. Hij heeft het met zoveel woorden al beschreven in een artikel voor het St. Petersburg Mining Institute in 1999.
Geert Greving vertelt dat hij een goede bekende is van de familie van toenmalig burgemeester Anatoli Sobtsjak van Petersburg, voor wie Poetin eerder werkte. Zodoende is hem duidelijk dat de basis voor de energieliberalisering in de EU, de aanname dat je politiek en handel moet scheiden, volgens Poetin klinkklare nonsens is. „Poetin zag gashandel primair als instrument voor politieke machtsvorming.”
Greving merkt ook hoe de sfeer in Moskou verandert. Hij wordt geschaduwd. Als hij in een restaurant heeft gegeten, verschijnt er een onbekende aan zijn tafel die de rekening betaalt. Bij hem thuis in Groningen wordt ingebroken. „Ik werd extreem in de gaten gehouden”, vertelt hij. „Het was duidelijk: je moest voortaan voorzichtig zijn.”
Greving merkt ook hoe de sfeer in Moskou verandert. Hij wordt geschaduwd. Als hij in een restaurant heeft gegeten, verschijnt er een onbekende aan zijn tafel die de rekening betaalt
Zo groeit de mentale afstand tussen Moskou en Den Haag. Terwijl Den Haag jaren principiële structuurdebatten over de energieliberalisering voert, en overheden laat cashen via de verkoop van stroombedrijven, heeft het amper aandacht voor de omgekeerde beweging in Rusland. Het land dat door de eindigheid van het Groningerveld de grootste gasleverancier van de EU wordt.
Ik snijd het aan bij Brinkhorst. „Het klopt dat we ons te lang op de economische kant van de liberalisering hebben geconcentreerd”, beaamt hij. „En te weinig hebben gelet op de geopolitieke gevolgen.”
8. De ware Poetin in Amsterdam
Dan komt gezaghebbend Nederland direct met die gevolgen in aanraking. In de ambtswoning van de Amsterdamse burgemeester Job Cohen ervaart de top van het bedrijfsleven op 1 november 2005 wat afhankelijkheid van Poetin betekent. Ministers, topambtenaren en kroonprins Willem-Alexander kijken toe.
„Ik herinner me vooral de fantastische dossierkennis van Poetin”, zegt Cohen nu. Na afloop spreekt werkgeversvoorzitter Bernard Wientjes lovende woorden over de hoge Russische gast. „Een land met een president als Poetin kan alleen maar als een betrouwbare handelspartner worden beschouwd”, zegt hij.
Binnenskamers, vertellen vier aanwezigen me, gaat het minder hoffelijk toe. Poetin is op staatsbezoek en heeft een ontmoeting met twintig Nederlandse zakenmensen. Er zijn al langer spanningen tussen het Kremlin en Shell over financiële tegenvallers in het Siberische energieproject Sachalin 2. Poetin ageert tegen de gestegen projectkosten, waardoor de winst lager uitvalt en de Russische staat minder winstbelasting ontvangt. En in de ambtswoning blijkt dat Poetin voor het oog van gezaghebbend Nederland aanstuurt op een confrontatie met Shell.
Vooraf hebben aanwezigen, onder wie Shell-bestuursvoorzitter Jeroen van der Veer, een vraag voor de plenaire sessie ingeleverd, zodat Poetin zich kan voorbereiden. De Shell-topman benadrukt in de sessie dat landen contracten moeten naleven voor een goed investeringsklimaat – een kennelijke verwijzing naar het conflict over Sachalin 2.
Tot Van der Veers verbazing reageert Poetin in een bijtend betoog van zo’n tien minuten. Aanwezigen zien dat de president zijn uithaal heeft voorbereid: zijn punten staan op papier. Een schoffering.
„Jeroen dacht dat hij kon onderhandelen met Poetin, gezien Shells positie in Sachalin”, zegt Brinkhorst, die de plenaire sessie voorzit. „Dit was achteraf niet verstandig.’’
Nog tijdens de plenaire sessie stuurt Van der Veer Brinkhorst een briefje: kan de minister regelen dat hij en Poetin dit na afloop onder elkaar uitpraten? Brinkhorst organiseert dat de president en de bestuursvoorzitter samenkomen op de werkkamer van Cohen, de minister is er eerst bij, de twee praten daarna in het Duits onder vier ogen, en na afloop is duidelijk dat het conflict niet uit de wereld is.
Binnen Shell is de vrees dat Poetin Sachalin 2 wil nationaliseren; de president zegt al langer publiekelijk dat Gazprom een meerderheidsaandeel in alle gas- en olieprojecten op eigen grondgebied moet hebben.
In onderhandelingen die het jaar daarop volgen, blijkt dat ook: Shell verkoopt zijn meerderheidsaandeel in Sachalin 2 voor 7,7 miljard dollar aan Gazprom, schrijft journalist Stephen Lee Myers van The New York Times in zijn biografie van Poetin, The New Tsar (2016). Overigens zijn ze bij Shell zeker niet ontevreden over de financiële afwikkeling zelf, die gunstig zal uitpakken.
Evengoed gaat de controverse de geschiedenis in als bewijs dat voor Poetin, de autocraat, bij gashandel dezelfde wetten gelden als bij de uitoefening van politieke macht. En dat hij geen aarzelingen kent zijn macht ten nadele van een ander land of bedrijf uit te spelen: de EU liberaliseert, Poetin nationaliseert.
9. Het vredespact met de agressor
Sommige ceo’s besluiten hierna geen nieuwe investeringen meer in Rusland te doen. „Je zag daar: dat land is geen markteconomie”, vertelt een toenmalige bestuursvoorzitter. „De president pakt je zodra je afhankelijk van hem bent.”
Maar voor de overheid ligt het zo simpel niet. Ook Nederland is in de toekomst afhankelijk van Russisch gas. En als Gasunie wil overleven als netbeheerder van betekenis, moet het zaken blijven doen met Gazprom.
Zo staat Nederland volgens de analyse in de kabinetten Balkenende II t/m IV (2003-2010) niets anders te doen dan de verwevenheid met Rusland verder te verfijnen. Dus ook als Poetin twee maanden na zijn Amsterdamse optreden de gastoevoer aan Oekraïne blokkeert, stapt Gasunie najaar 2006 gewoon in Nord Stream. Een jaar later woont premier Jan Peter Balkenende in Moskou de feestelijke contractondertekening bij. Zoals een toenmalige topambtenaar zegt: „Doorgaan op de ingeslagen weg was onze enige optie.”
Nord Stream was een vredespact met een agressor
Radek Sikorski Poolse oud-minister
Nederland volgt de Duitse gedachte: Poetin beteugelen met handel. Maar de Poolse oud-minister Sikorski, nu Europarlementariër, vertelt me dat hij in 2006 aan het Molotov-Ribbentrop Pact refereerde omdat de Russische ambassadeur in Wit-Rusland destijds openlijk zei dat Rusland dankzij Nord Stream de kans kreeg Oost-Europese landen van gas af te sluiten zonder zijn gasleveranties aan Duitsland te blokkeren. „Nord Stream wás een vredespact met een agressor”, zegt hij.
En het frustrerende is, zegt Sikorski, „dat West-Europeanen onze zorgen maar bleven relativeren.”
10. Waarschuwing na waarschuwing
Frappant is achteraf ook hoe frequent kenners en adviseurs Den Haag er op zijn blijven wijzen dat de combinatie van energieliberalisering en Russische afhankelijkheid de voorzieningszekerheid in gevaar zou brengen.
Begin 2005 constateert de Algemene Energieraad (AER) in het advies Gas voor morgen dat de EU zich via de energieliberalisering heeft uitgeleverd aan Rusland. Vooral voor Nederland nijpend, aldus het stuk, want de „zeer hoge afhankelijkheid van Nederlandse huishoudens en kleinverbruikers van gas (> 98%) maakt dat het publiek belang van voorzieningszekerheid groter is dan elders”.
Eind 2005 dringt de Adviesraad Internationale Vraagstukken (AIV) er bij de regering op aan van voorzieningszekerheid „een onderwerp van nationale veiligheid” te maken.
In 2008 schrijft de AER: „In het zekerstellen van voorzieningszekerheid op lange termijn schiet de markt tekort.”
In 2014 constateert de AIV „dat Europa door de afhankelijkheid van Russisch gas in een politiek kwetsbare positie verkeert”.
In 2017 schrijven het The Hague Center for Strategic Studies en TNO dat Nederland „de komende periode op verschillende momenten kan veranderen van netto-exporteur in netto-importeur van aardgas”.
Maar geïmponeerd is Den Haag nooit. Directeur Coby van der Linde van het Clingendael International Energy Programme (CIEP) doet als AER-lid ondersteunend werk voor het advies. De reacties zijn destijds lauw. „Het probleem zat in niemands hoofd”, zegt ze.
Geert Greving, destijds Gasunie, is betrokken bij het AER-stuk uit 2008. Met zijn ruime Russische ervaring overtuigt hij de Energieraad, vertelt hij, dat Nederland zijn (Groningse) gasreserves langer moet bewaren als wapen tegen Russische afhankelijkheid. Hij wil dat de overheid „de regie op de gasmarkt” terugneemt. „Maar op EZ zeiden ze: neen, dat kan niet op een geliberaliseerde markt”, zegt Greving.
Naarmate het Russische probleem dichterbij komt, benoemen politici het minder. Alsof het dan niet bestaat. Zo maakt in 2018 minister Eric Wiebes (Economische Zaken, VVD, 2017-2021) bekend dat hij de winning uit het Groningenveld door de aardbevingen naar nul wil brengen. In zijn Kamerbrief maakt hij geen melding van het gevolg: meer import van Russisch gas. Ook in het Kamerdebat spreekt niemand erover.
Toch constateert het CBS achteraf dat Nederland hetzelfde jaar voor het eerst meer gas importeert dan het exporteert. Drie jaar later is het al voor 15 procent afhankelijk van Russisch gas, de prijzen schieten sinds vorig jaar omhoog, en dit voorjaar blijken de gasopslagen amper gevuld te zijn: de voorzieningszekerheid is inderdaad verdwenen.
11. De pijnlijke conclusies
Niet dat je dit allemaal aan de energieliberalisering kunt wijten. Aardbevingen en oorlog zijn geen gevolgen van vrije energiemarkten. Tegelijk kan niemand eromheen dat er sinds 2000 uitvoerig is gewaarschuwd voor de risico’s van een geliberaliseerde gasmarkt.
Daarom is het interessant dat ik tegen het einde van mijn onderzoek telefonisch in contact kom met Aad Correljé, verbonden aan de TU Delft, Clingendael en sinds 2013 de gasmarktdeskundige van de Mijnraad.
Hij kent het gasdossier op zijn duimpje, en weet van de bezwaren van wijlen minister Andriessen begin jaren negentig. Het voordeel is: hij kan die bezwaren op basis van de marktdata toetsen aan de werkelijkheid.
„En dan blijkt”, zegt Correljé, „dat Andriessen volkomen gelijk had.” Want inderdaad is de gasmarkt veranderd zoals de minister destijds vreesde: toen werd de gasprijs bepaald door langetermijncontracten, nu alweer jaren door daghandel: „Daardoor bouwde Nederland geen zekerheden meer op.” En inderdaad is Rusland de prijs gaan bepalen zoals de minister destijds vreesde: „Als Moskou de kraan dichtdraait, schiet de prijs omhoog.”
Zijn conclusie: „We zijn gewoon vergeten dat je een basisbehoefte als gas voor lange tijd moet vastleggen. Anders kan niemand zijn huishoudboekje nog opmaken.”
Naast deze economische werkelijkheid begreep ik door dit dossier ook twee politieke aspecten beter.
Juist een taai structuurthema als energie lijdt onder een politieke en mediacultuur die wordt gedreven door conflict en actualiteit (‘het gesprek van de dag’). Die liever incidenten uitvergroot dan structuren uitdiept, die liever bekende gezichten aan het woord laat dan deskundigen. Juist die laatste groep had twintig jaar geleden al kunnen uitleggen wat hier fout ging. Nu het te laat is, willen talrijke Kamerfracties de overheidsgreep op energie vergroten, maar de echte vraag is natuurlijk: waarom hebben we ze daar de laatste twintig jaar zelden over gehoord?
De pijnlijkste politieke werkelijkheid van dit drama lijkt me dat bijna heel Den Haag het EU-lidmaatschap is gaan zien als het najagen van eigenbelang. Dan is het logisch dat je bondgenoten voortdurend wijst op jouw verlangens, en niet echt meer geïnteresseerd bent in hun kennis, analyses en voorspellingen.
„Ik hoor West-Europeanen nu te vaak zeggen: we zijn belazerd door Poetin”, vertelt Sikorski. „En iets te weinig: maar we hádden kunnen weten dat Poetin ons zou belazeren.”