Hoe moet het verder met de Duitse economie? Met deze sectoren gaat het wél goed

Het had een ticket naar de economie van de toekomst moeten zijn. In maart 2024 werd in het plaatsje Heide in deelstaat Sleeswijk-Holstein begonnen met de bouw van een nieuwe fabriek van de Zweedse batterijbelofte Northvolt. De verwachtingen van deze nieuwe sector waren groot: batterijen gelden als het waardevolste deel van elektrische auto’s, en autoland Duitsland wilde deze graag zelf bouwen. Mede daarom legde de Duitse regering bijna 1 miljard euro bij.

Nog geen jaar later balanceert Northvolt op de rand van faillissement: de ambities bleken te groot, batterijen bouwen voor een onervaren Europees bedrijf erg moeilijk. De verwachting is dat er in Heide niet snel iets gaat gebeuren. Ook als Northvolt overleeft, zal alle aandacht uitgaan naar de belangrijkste fabriek in Zweden, zo heeft het bedrijf al te kennen gegeven.

Het is makkelijk pessimistisch te worden van het verhaal. Met de grote namen van de Duitse industrie in het land gaat het al langer niet goed. Als het land vervolgens in een sector van de toekomst investeert, slaagt dit ook niet.

Over de Duitse economie de laatste tijd niks dan slechts. De situatie is inmiddels bekend: de auto-industrie lijdt zwaar onder de Chinese concurrentie, op de Europese markt en vooral de Chinese. De chemische industrie, met grote namen als BASF, heeft last van hoge energieprijzen; de staalindustrie van een reeks andere problemen: overcapaciteit, een zwakke vraag uit de autosector, een lastige vergroeningsopgave en de instroom van goedkoop Chinees staal.

Naast deze structurele problemen speelt ook mee dat de Duitse infrastructuur in slechte staat verkeert – een op tijd rijdende intercity geldt inmiddels als een prestatie – en het land achterloopt in digitalisering en onderwijs: het scoort steeds slechter op internationale ranglijsten en leerprestaties lopen terug.

Alles bij elkaar drukt dat op de economische cijfers: in 2023 en 2024 kromp de economie van het land. Het is zeker niet ondenkbaar dat dit ook in 2025 gebeurt. Dat zou een record zijn: sinds de Duitse hereniging kromp de economie nog nooit drie jaar op rij.

De economie is samen met migratie het belangrijkste thema van de Duitse verkiezingen op 23 februari. Hoe moet het verder met wat nog niet eens zo lang geleden gold als de drijvende economische kracht van Europa?

Ook sectoren die floreren

Er zijn aanknopingspunten. Het beeld mag dan bestaan dat de Duitse economie op instorten staat, in de praktijk bestaat het land niet alleen uit verouderde industriereuzen. Er zijn sectoren die floreren. Ze zijn weliswaar niet zo groot als de machtige industrieën die nu in de problemen zitten; wel kunnen het groeimotoren van een toekomstig Duitsland zijn.

Een bekend voorbeeld is software en cloudtechnologie, waar het Duitse SAP wereldwijd een dominante positie in heeft. Het bedrijf verwacht veel van AI, kent een snel stijgende beurskoers en zou een grote rol spelen in een eventuele Europese cloud. „Je hoort vaak dat Duitsland een digitale woestijn is, of een dienstenwoestijn”, zegt Carsten Brzeski, hoofdeconoom bij ING in Duitsland. „Dit is daar het tegenovergestelde van.” SAP is een van de meest waardevolle bedrijven van Europa, en samen met ASML min of meer de enige techgigant van het continent.

In de toekomst zal de auto-industrie misschien kleiner zijn, zich meer richten op luxeauto’s, maar de defensie-industrie groter

Maar ook in de industrie, juist die sector die het nu zo zwaar heeft, liggen mogelijkheden voor een heroriëntatie. In de toekomst zal de auto-industrie misschien kleiner zijn, zich meer richten op luxeauto’s, maar de defensie-industrie groter. De chemie kleiner, maar de chipindustrie groter.

Zo’n ontwikkeling zal altijd traag en pijnlijk zijn. Juist de regio’s die nu profiteren van de bestaande economische structuren, kunnen erop achteruit gaan, merkte The Economist eerder dit jaar op: Beieren en Baden-Württemberg huisvesten bijvoorbeeld veel kleine bedrijven die onderdelen voor brandstofauto’s produceren. Andere regio’s kunnen profiteren, zoals Saksen, waar de chipindustrie verder kan groeien.

Het vereist ook politieke keuzes. Nu is een deelstaat als Nedersaksen nog innig verbonden met Volkswagen, waar het deels aandeelhouder van is, en waar het strijdt voor baanbehoud. De lobby van de auto-industrie is in Berlijn oppermachtig. De obsessie met deze sector brengt het risico van blindstaren op gevestigde namen met zich mee.

Om andere industriesectoren verder tot bloei te brengen, zal nieuw beleid nodig zijn. Soms misschien subsidies voor specifieke bedrijven, zoals bij chipfabrikant TSMC, dat recent 5 miljard euro van de Duitse regering ontving voor een nieuwe chipfabriek. Of subsidies voor consumenten, om bijvoorbeeld warmtepompen te kopen en deze sector zo uit te bouwen. En wellicht protectionisme: Duitsland is nog altijd leidend in verschillende groene technologieën, maar moet oppassen voor een herhaling van het ‘zonnepaneeltrauma’. Het verloor een voorsprong bij dit product aan goedkope Chinese export.

Europees beleid nodig

Ten dele overstijgen deze maatregelen Duitsland en is Europees beleid nodig – waar Brussel ook aan werkt, zoals met het recente Competitiveness Compass. Dat moet Europa concurrerender maken en sectoren doen opbloeien, door bijvoorbeeld ‘vieze’ import uit andere landen te bemoeilijken en overheden Europees te laten inkopen: een Chinese elektrische bus in een Europese stad is dan bijvoorbeeld ondenkbaar.

Bij alles waar techniek bij komt kijken, zal Duitsland de hete adem van China in de nek blijven voelen

Carsten Brzeski
Hoofdeconoom ING Duitsland

Maar het blijft cruciaal dat Duitsland zelf „randvoorwaarden” op orde brengt, zegt Brzeski. „Fors investeren in innovatie, onderzoek, onderwijs, infrastructuur.” Belangrijk thema bij de verkiezingen is de zogenoemde Schuldenbremse: een rem op het laten oplopen van de staatsschuld. Deze afschaffen zou de overheid in staat stellen om de nodige investeringen te doen.

Makkelijk wordt het niet. „Bij alles waar techniek bij komt kijken, zal Duitsland de hete adem van China in de nek blijven voelen”, zegt Brzeski. Maar er is een basis voor de verandering die het land zou kunnen doormaken. Waar bestaat die uit?


Lees ook

De Duitse economie krimpt, fabrieken sluiten. ‘Het Duitse zelfbeeld is niet houdbaar’

De Duitse economie krimpt, fabrieken sluiten.  Het Duitse ‘zelfbeeld’ is niet houdbaar, zegt econoom Tordoir


Defensie- en luchtvaarttechnologie

De opkomst van China als productielocatie van hoogwaardige goederen zit Duitsland in de weg. Maar in één belangrijke industriesector is het nog sterk de vraag hoe ver China gaat komen: vliegtuigbouw. De nationale fabrikant Comac lijkt nog niet erg snel voet aan de grond te krijgen in Europa.

Boeing en Airbus zijn nog altijd de onbetwiste wereldleiders in de bouw van vliegtuigen. Een van de belangrijkste productielocaties van die laatste bevindt zich in Hamburg. In totaal werken er in het land 50.000 mensen bij Airbus – niet zo groot als Volkswagen met 300.000 werknemers, maar wel een significant aantal in een sector waarin Europa vermoedelijk nog lang leidend zal blijven.

Ondertussen heeft Airbus ook een defensietak. En defensie, zo is inmiddels duidelijk, geldt als een van de snelstgroeiende industriesectoren in Europa. Bedrijven profiteren van de groeiende defensiebudgetten van overheden.

Een prototype van een ‘Skyranger’ van defensie-bedrijf Rheinmetall.
Foto Robert Michael/Getty Images

Duitsland heeft hier een goede uitgangspositie. Was tankfabrikant Rheinmetall enkele jaren geleden nog obscuur en controversieel, inmiddels kent elke politicus dit bedrijf, waarvan het orderboek bomvol zit en de beurskoers explosief is gestegen. Maar er is meer: het weinig bekende Diehl, dat onder meer cockpits maakt, groeide de afgelopen jaren naar meer dan 17.000 werknemers.

Eind januari meldde radarfabrikant Hensoldt dat hij actief op zoek was naar mensen die ontslagen waren bij automotive-toeleveranciers als Bosch en Continental. Het aandeel Hensoldt is verdriedubbeld sinds 2022.

Tussen juni 2023 en juni 2024 kwamen er 10.000 banen bij in de luchtvaart- en defensiesector, aldus het Duitse arbeidsbureau. Het ligt voor de hand dat nog meer werknemers uit de auto-industrie, waar het aantal banen afneemt, hier een plek zullen vinden.


Groene technologie

Met ThyssenKrupp gaat het slecht. De staalfabrikant maakte eind 2024 bekend de komende jaren ruim 11.000 banen te willen schrappen; een enorme herstructurering die nodig is om de te grote productiecapaciteit te verkleinen.

Met ThyssenKrupp Nucera, een relatief kleine onafhankelijke spin-off, is het een ander verhaal. Niet dat het echt heel goed gaat met de fabrikant van elektrolysers (fabrieken voor waterstof): de markt voor waterstof ontstaat veel langzamer dan verwacht. De koers van Nucera staat lager dan een paar jaar geleden, toen de vooruitzichten nog veel rooskleuriger waren, en daalde vorige week ook flink na presentatie van de jaarcijfers. Het bedrijf wist in het vierde kwartaal van 2024 slechts 5 miljoen euro aan nieuwe bestellingen binnen te halen, veel minder dan diezelfde periode een jaar eerder.

Nucera, een spin-off van ThyssenKrupp, maakt elektrolysers.
Foto Rolf Vennenbernd/Getty Images

Op de korte termijn is dat een probleem. Maar Nucera laat zien dat er in de Duitse industrie in principe kansen zijn om te profiteren van de energietransitie. Het bedrijf is een van de belangrijkste waterstoffabriekbouwers van Europa. Het bouwt bijvoorbeeld een fabriek van Shell in de Rotterdamse haven. Het laat zien hoe, net als bij Siemens, uit oude giganten soms succesvolle spin-offs kunnen voortkomen.

Duitsland is sterk in meer groene technologieën, zoals warmtepompen, laadinfrastructuur, windmolentechnologie en stroomtransformatoren. De Duitse industriebranchevereniging BDI ziet deze producten zelf als een van de belangrijkste kansen voor de toekomstige industrie in het land: hier loopt het internationaal in voorop, terwijl de potentiële wereldwijde vraag groot is.

Neem het bedrijf Vaillant – in Nederland bekend van cv-ketels, maar de Duitse onderneming is inmiddels ook groot in warmtepompen. Ook het welbekende Bosch produceert deze techniek.

Voor echt grote groei zijn er nog veel obstakels. De energietransitie dreigt wereldwijd te vertragen. In 2024 verkochten de warmtepompfabrikanten in Duitsland ruim de helft minder dan in 2023. Subsidies voor consumenten zijn hier cruciaal, maar politiek niet onomstreden: de CDU is niet onverdeeld positief hierover.

Bovendien zijn groene technologieën al lange tijd een speerpunt van Chinees industrieel beleid. Zonder enige vorm van protectionisme kan het zonnepaneel-scenario zich hier herhalen.


De Siemens-familie

BASF, Volkswagen, ThyssenKrupp, BMW, Daimler, Continental – bijna geen van de traditionele industriegiganten biedt op dit moment reden voor optimisme. Velen voeren ontslagrondes door en zien marktaandelen teruglopen.

De grote uitzondering: Siemens, waaronder het grotendeels verzelfstandigde Siemens Energy (waar Siemens nog 15 procent van de aandelen van bezit) en gezondheidstechbedrijf Siemens Healthineers. Deze familie van ondernemingen gaat het enorm voor de wind. Siemens kent een van de hoogste beurswaardes van Europa (rond de 180 miljard euro), en is samen met Siemens Energy het enige industriebedrijf dat de DAX-index de afgelopen tijd significant vooruithelpt.

En dat terwijl Siemens Energy in 2023 nog in grote problemen zat. Bij windmolentak Gamesa stapelden de financiële problemen zich op. Maar in 2024 steeg de beurskoers van Siemens Energy ruim 300 procent, waarmee het zelfs de Amerikaanse beurslievelingen Nvidia versloeg. Dit jaar steeg de koers nog eens meer dan 13 procent.

Deze merkwaardige draai heeft alles te maken met andere divisies van Siemens Energy – de windmolentak is er nog niet per se bovenop. Maar Siemens Energy maakt bijvoorbeeld ook transformatoren, en generatoren om stroom mee op te wekken. De vraag naar deze technieken is enorm gestegen als gevolg van de AI-explosie, waar veel datacenters voor nodig zijn – en dus stroom. Ondertussen werkt de energietransitie ook uitbreiding van het stroomnet in de hand, waar het bedrijf ook van profiteert.

Hoewel de windmolentak van Siemens Energy niet goed draait, heeft het concern een van de hoogste beurswaardes van Europa.
Foto Moritz Frankenberg/Getty

Bij het hoofdconcern is het weinig anders. Dat is actief in allerlei sectoren, van treinenbouw tot industriële automatisering. Het onderscheidt zich door een grote nadruk op software. Siemens houdt zich bezig met het combineren van hardware en software: treinen genereren tegenwoordig bijvoorbeeld massa’s aan data. De verwerking daarvan is een potentiële goudmijn, en kan bijvoorbeeld helpen bij het ontwerpen van automatische besturingssystemen voor treinen.

In feite is het bedrijf inmiddels ten dele een digitaal concern, onder meer door overnames. In oktober kocht het voor 10 miljard dollar bijvoorbeeld softwarebedrijf Altair, dat zich bezighoudt met AI-toepassingen.

Siemens heeft zich als een van de weinige grote Duitse industrienamen tijdig aan de toekomst aangepast. Het splitste zichzelf succesvol op, in tegenstelling tot ThyssenKrupp, dat hier nog altijd mee bezig is. De losse onderdelen zijn zich gaan focussen op specifieke markten. En bovenal: het erkende op tijd de waarde van digitalisering en software. Dat biedt een basis voor verdere groei in Duitsland, waar het nu al meer dan 100.000 werknemers heeft.

Er zijn ook risico’s. De windmolentak van Siemens Energy moet zich nog stabiliseren. En de ombouw van Siemens naar digitaal concern is nog niet afgerond, en komt met veel risico’s: zo’n operatie is complex, beschreef Handelsblatt eind 2024.

Toch is Siemens een van de weinige grote namen uit de industrie die niet afstevenen op krimp in Duitsland. In het centrum van Berlijn produceert Siemens Energy nog altijd turbines in de beroemde Turbinenhalle, een iconisch bouwwerk uit 1911 van de invloedrijke Duitse architect Peter Behrens. Voor Siemens, dat zo ongeveer als enig Duits industrieconcern verleden en moderniteit weet te fuseren, is geen beter symbool te vinden.


Chip- en elektronicaindustrie

5 miljard euro trok de regering ervoor uit: de nieuwe fabriek van de Taiwanese chipfabrikant TSMC in Dresden. Voor bondskanselier Olaf Scholz was het een cruciaal project: de chipindustrie is een van de sectoren waar Duitsland in de toekomst groot in hoopt te zijn.

In zekere zin is Duitsland dat al. Met Infineon, al in de jaren negentig afgesplitst van Siemens, heeft het al een grote chipfabrikant. En ook een door de DDR-staat opgezette elektronicasector heeft vruchten afgeworpen: Oost-Duitsland kent een cluster bedrijven dat actief is in de toeleveringsketen voor het maken van chips, of in het toepassen van die chips in elektronica. Saksen probeert zichzelf inmiddels te profileren als ‘Silicon Saxony’.

Personeel aan het werk in de TSMC-fabriek in Dresden.
Foto Hannibal Hanschke/EPA

De Zuid-Duitse machinebouwer Trumpf en lenzenfabrikant Zeiss behoren tot de bekendste toeleveranciers van chipmachinefabrikant ASML; zonder deze familiebedrijven geen EUV-machines (extreme ultraviolet lithography, de meest geavanceerde chipmachine ter wereld waar ASML een monopolie op heeft). Verschillende delen van Zeiss fuseerden na de eenwording van Duitsland ook weer tot één onderneming, met locaties in Oost- en West-Duitsland. De oostelijke fabrieken speelden een belangrijke rol in het DDR-elektronicacluster.

De chipsector heeft in principe een goede uitgangspositie voor de toekomst, en krijgt met de TSMC-fabriek een belangrijke grote nieuwe speler. Hoewel ook aangetekend moet worden dat de impuls beperkt zal zijn: de fabriek zal 40.000 ‘wafers’ – dunne platen met halfgeleiders – per maand gaan produceren, een relatief klein aantal. In Taiwan zit TSMC op miljoenen.

En mocht Scholz vertrekken na deze termijn als bondskanselier – waar het wel op lijkt – dan is niet zijn gehele chipstrategie geslaagd. Intel zou in Maagdenburg ook een grote fabriek gaan bouwen, die is voorlopig met twee jaar uitgesteld – het lijkt zeer de vraag of deze er überhaupt nog gaat komen.