De Raad voor Cultuur brengt 12 mei advies uit aan minister Eppo Bruins over de herziening van de rijkssubsidies voor cultuur. Het adviesorgaan komt met twee concrete maatregelen. Ten eerste moet de subsidieperiode verlengd worden, van vier naar acht jaar. Het tweede advies is dat de overheden beter moeten samenwerken.
Het advies lijkt een soort verwaterde versie van de grote stelselherziening die de Raad voor Cultuur anderhalf jaar geleden voorstelde. Maar voorzitter Kristel Baele ziet het anders: het advies dat nu wordt uitgebracht, kan een tussenstap zijn. „Het zijn bouwblokjes die wel in de geest van dat advies zijn.”
Het probleem dat opgelost moet worden: het huidige subsidiestelsel remt vernieuwing en zorgt te weinig voor toegankelijkheid van cultuur, constateerde toenmalig staatssecretaris Gunay Uslu (D66) al in 2023. Vanuit het Rijk wordt jaarlijks 560 miljoen euro verstrekt aan cultuursubsidies. Deels rechtstreeks vanuit het ministerie van OCW, deels via de zes rijkscultuurfondsen, zoals het Mondriaanfonds, Letterenfonds en Fonds Podiumkunsten, en rechtstreeks vanuit OCW. De nieuwe vierjarige cyclus, 2025-2028, is net van start.
Minister Bruins maakte afgelopen zomer duidelijk: het geld dat nodig is voor de grote herziening die de Raad voorstelt, komt er niet. Hij vroeg de Raad voor Cultuur om te zoeken naar hoe het subsidiestelsel toch verbeterd kon worden, zonder extra kosten.
Verlenging
De grote herziening die aanvankelijk werd geadviseerd is om de zes rijkscultuurfondsen samen te voegen, met afdelingen voor elke provincie. De looptijd kon van vier naar acht jaar, en met een nieuwe wet moest de zorgplicht voor cultuur door gemeenten en provincies vastgelegd worden. Voor die herziening was 200 miljoen euro extra nodig.
Lees ook
Lees hier meer over dat advies uit 2024
De twee voorstellen die de Raad nu doet, komen voort uit dit eerdere advies. Ten eerste blijft het advies over de verlenging van de subsidietermijn van vier naar acht jaar staan. Dat is een maatregel waar zowel in de cultuursector als de politiek draagvlak voor lijkt te zijn. Organisaties die deze rijkssubsidie krijgen, hebben daarmee meer zekerheid, kunnen beter bouwen. De administratieve lasten worden verlicht: makers en instellingen hoeven zich minder bezig te houden met subsidieaanvragen, een tijdrovend proces. Ook al klinkt het contra-intuïtief, Baele verwacht dat de verlenging vernieuwing helpt, omdat er meer tijd en ruimte vrijkomt voor experiment.
De maatregel kan bovendien als een bezuiniging uitpakken. Door de subsidieprocedure over langere tijd uit te spreiden, kan die ook voor overheden minder kostbaar worden.
Daarnaast kan er met een langere looptijd „beter beleid” worden gemaakt voor de rijkscultuurfondsen, met bijvoorbeeld verbeterde aanvraagvormen waarmee ook administratieve lasten verlaagd worden, voorziet Baele. Zo kan voorkomen wordt dat plots veel ervaren gezelschappen hun subsidie verliezen, zoals bij het Fonds Podiumkunsten gebeurde in 2024. Het toetreden maar ook het uitstromen bij de meerjarige subsidie kan met een periode van acht in plaats van vier jaar „meer gecontroleerd en geregisseerd worden”, verwacht Baele.
De grotere zekerheid zou volgens de Raad voor Cultuur ook grotere verantwoordelijkheden met zich mee moeten brengen. Die extra taken zijn in de brief aan de minister nog niet uitgewerkt, maar Baele noemt ter illustratie meer nadruk op talentontwikkeling, of een bijdrage aan het regionale ecosysteem. Het is goed voorstelbaar dat zulke verantwoordelijkheden per regio verschillen, zegt Baele.
Samenwerking
Het tweede advies gaat om betere samenwerking tussen rijk, provincies en gemeenten. Eerder stelde de Raad een wettelijke zorgplicht voor cultuur voor, waar ook de Tweede Kamer per motie om verzocht. Daar ziet de Raad nu even van af: gemeenten zijn niet happig op een extra verplichting zonder extra geld. Ook minister Bruins zei in januari over zo’n zorgplicht: „Dat wil je alleen doen als er extra geld vrij zal komen.”
Nog geen zorgplicht, dus. De Raad voor Cultuur stelt een lichte variant voor, die geen financiële investering vereist. In de Wet op het specifiek cultuurbeleid zou de ‘gezamenlijke verantwoordelijkheid’ voor cultuur van de overheidslagen vastgelegd moeten worden. Ook adviseert de Raad vier doelstellingen voor cultuurbeleid vast te leggen, waaronder: „Iedereen in Nederland heeft, ongeacht leeftijd, culturele achtergrond, inkomen en woonplaats, toegang tot cultuur.”
Met dit advies wil de Raad voor Cultuur de blik op de lange termijn houden. De visie van de stelselherziening blijft overeind, ook al maakt het ministerie van OCW daar nu geen geld voor vrij. Want: „Na dit kabinet komt weer een ander kabinet”, zegt Baele. Volgens de Raad zet Bruins een „belangrijke stap” met zijn wens tot verbetering, maar tegelijkertijd schrijft de Raad: „Voor een toekomstbestendig, breed toegankelijk cultuurbestel” is het extra budget dat het eerder voorstelde „noodzakelijk”.
Lees ook
Het cultuursubsidiestelsel moest ingrijpend op de schop: maar waar blijft die vernieuwing?
