Hoe kleiner de verschillen, des te groter is vaak de strijd. Maar hoe kom je daar weer uit?

Fusie 55 jaar na hun scheuring gaan twee gereformeerde kerken weer samen verder. Een schisma is zo geboren, weet redacteur Karel Smouter. Dat laat ook het verhitte heden zien. Maar hoe kom je weer samen?

Beeldenstorm in een kerk, Dirck van Delen, 1630. Olieverf op paneel, 50 × 67 cm.

Beeldenstorm in een kerk, Dirck van Delen, 1630. Olieverf op paneel, 50 × 67 cm.

Het moet één van de laatste oprispingen geweest zijn van het vrijgemaakt-gereformeerde leven in al zijn overigens nogal betrekkelijke glorie. Het is ergens in het vroege najaar van 1993 en we zijn op de Gereformeerde Basisschool de Akker te Rijswijk. Groep 7 krijgt die dag EHBO-les, van een voor de gelegenheid daartoe opgetrommelde verpleegkundige. Ergens tussen de instructies omtrent de stabiele zijligging en de mond-op-mondbeademing door vraagt ze mijn naam. Vervolgens klinkt het misprijzend: „Oh ja, jij bent er één van de glad verkeerde kerk. Nederlands Gladverkeerd.”

Het is moeilijk te zeggen wat het opmerkelijkst is aan deze jeugdherinnering. Dat zelfs voor de EHBO-les nog iemand uit het eigen kerkverband werd gevraagd? Of toch dat zij zich geroepen voelde haar bedenkingen bij de nét andere kerk met een tienjarige te delen? Want ik was Nederlands Gereformeerd en niet – zoals toen nog de identiteit van de school – Vrijgemaakt Gereformeerd. Voor buitenstaanders was dat onderscheid een onbelangrijke nuance, voor insiders een wereld van verschil.

De opmerking van deze EHBO-juf is een restant van het ‘Ware Kerk’-denken dat de Gereformeerde Kerken (vrijgemaakt) in de jaren zestig van de vorige eeuw in zijn greep hield. Het idee dat van alle duizenden soorten kerken die er ooit hebben bestaan er maar één het volkomen bij het rechte eind heeft. Dat er één rechte lijn zou lopen, van de apostel Petrus naar de Kampense theoloog Klaas Schilder, die in 1944 vooropliep tijdens wat de Vrijmaking is gaan heten. Dit denken werd later omschreven als het ‘klimaat van het absolute’.

Die opvatting, en de hoog opgelopen discussie daarover, leidde in 1967 tot een kerkscheuring die dwars door de gereformeerde wereld liep. En daarmee ook recht door mijn eigen voorgeslacht. Mijn grootvader Karel Smouter (1928-1974), ik ben naar hem vernoemd, bevond zich, als dominee van een ‘scheurmakende’ gemeente, te Breda in het oog van de storm.

Schering en inslag

Als ik de naam van mijn opa in krantenarchieven uit de jaren zestig invoer, zie ik een baaierd aan berichten over berispingen en bezwaarschriften voorbijkomen over wat in de christelijke pers de ‘kerk-K.C. Smouter’ was gaan heten. Toen hij zich op 31 oktober 1966 met 25 anderen in een Open Brief tot het kerkverband richtte om een dissidente predikant de hand te reiken was zijn lot, en dat van circa 20.000 anderen, bezegeld. De ondertekenaars en hun gemeenteleden werden ‘buiten verband’ gesteld en gingen sindsdien als ‘buitenverbanders’ door het leven. In het jargon van nu: hij werd gecanceld.

Nu is een kerkelijk schisma natuurlijk niet zo opzienbarend. Dat soort gebeurtenissen is zeker onder protestanten schering en inslag. Eind april kwam het nog tot een verdieping van het schisma dat de Anglicaanse kerk (85 miljoen leden) verdeeld houdt. De orthodoxe 85 procent van dit wereldwijde kerkgenootschap erkent het gezag van de aartsbisschop van Canterbury niet langer, uit protest tegen de liberale koers die de andere 15 procent voorstaat.

Toch is dit geen verhaal over een scheuring, maar over een fusie. Dit weekend wordt in 320 kerken in heel Nederland gevierd dat kerken die sinds 1967 verdeeld zijn onlangs weer één geworden zijn. De circa 110.000 vrijgemaakten (GKV) vormen vanaf dat moment met de ruim 30.000 Nederlands Gereformeerden (NGK) opnieuw één kerkverband. Samen vormen ze – let op de extra ‘e’ – de Nederlandse Gereformeerde Kerken (NeGK).

Op gepaste afstand van de Rooms-Katholieke Kerk (3,5 miljoen leden) en de Protestantse Kerk (1,5 miljoen leden) is zo de derde kerk van Nederland ontstaan.

Schlemielig schisma

Schisma’s zijn natuurlijk zo oud als de kerk zelf. Zo was er het schisma van 431, waardoor de kerk in het Perzische Rijk los kwam te staan van andere kerken uit die tijd. Ruim zeshonderd jaar later, in 1054, was daar het Grote Schisma, tussen de paus van Rome en de patriarch van Constantinopel. De Reformatie, begonnen in 1517, veroorzaakte weer een nieuwe set aan breuklijnen, die tot op de dag vandaag barsten veroorzaken in de Nederlandse kerk.

Aan buitenstaanders zonder al te veel omhaal van woorden de kerkelijke kinnesinne van gisteren verklaren, is doorgaans onbegonnen werk. Wie voelt nu nog mee met wat er in 1926 op het spel stond toen de Gereformeerde Kerken uiteenvielen over de vraag of de slang ‘zintuiglijk waarneembaar’ tot Eva had gesproken in het paradijs? Zoals zo vaak in ruzies tussen geliefden ging die kwestie overigens eigenlijk over iets anders. Namelijk over de vraag of je die vraag wel mocht stellen. Een dergelijk debat werd ook in de kerkelijke kringen van mijn grootvader gevoerd. Zou je ziel na je dood direct met God worden verenigd, of pas na een lange zielenslaap, wanneer de doden met lichaam en ziel tegelijk weer opgewekt worden?  

Algauw blijkt bij zulke pogingen dat je om de ene scheuring te verklaren eigenlijk ook die daarvoor moet uitleggen. En dat begrijp je pas als je weet welke tweespalt dáár weer ten grondslag aan ligt. En zo verder, in feite tot de dag dat Kaïn zijn broer Abel om het leven bracht.

Het schisma van 1967, waar mijn opa partij in was, was zo bezien misschien wel het schlemieligste aller schisma’s. Het ging namelijk om de vraag of de scheuring dáárvoor, in oorlogsjaar 1944, nu de wil van God geweest was of gewoon mensenwerk.

Enfin, volgt u het nog?


Potsierlijk

Zelf maakte ik slechts de staart van die kerkscheuring mee. Tijdens een reprimande door mijn rector op de middelbare school kreeg ik bijvoorbeeld eens het verwijt dat ik uit ‘een familie van scheurmakers’ zou komen. Maar waar het voor mij en mijn generatie bleef bij zo’n enkele hardvochtige opmerking, betekende de kerkscheuring voor de generatie van mijn ouders en grootouders het einde van vriendschappen en verlovingen. Familieverhoudingen die soms decennia later nog verstoord waren. Ooms en tantes uit de ene kerk, bijvoorbeeld, die zich bij de inzegening van het huwelijk van hun nicht demonstratief omdraaiden.

In Hans Werkmans sleutelroman over de kerkstrijd, Het hondje van Sollie, zit een scène over een gepassioneerde verliefdheid tussen twee studenten die in de knop gebroken werd door de kerkstrijd. Ze duiken nog eenmaal de bosjes met elkaar in om daarna te besluiten dat hun liefde onmogelijk geworden is.

Aan de eenwording die straks een feit is gingen dan ook jaren van luisteren, schuld belijden, vergeven en verzoenen vooraf. En helemáál gelukt is de eenwording nog altijd niet: de kerken van Urk, Vroomshoop en Capelle besloten om niet mee te gaan met de nieuwe fusiekerk. Nieuwigheden als vrouwen in het ambt of op de kansel, een ander liedboek en homo’s aan het avondmaal veroorzaakten overigens al eerder deze eeuw alweer nieuwe splinters met nóg meer voltooid deelwoorden in de naam, zoals de Gereformeerde Kerken (hersteld) en, let goed op, de Hersteld Gereformeerden.

Het lijkt iets typisch protestants. Zet twee protestanten bij elkaar en je hebt een kerkscheuring. Iets marginaals ook, want in een mettertijd steeds verder seculariserend land oogt al dat kerkelijk gedoe nogal potsierlijk.

Maar toch, steeds vaker bekruipt mij het gevoel dat het weer 1967 aan het worden is. En dan niet per se op het kerkelijk erf, maar juist daarbuiten.

De tijd van de Open Brieven op Hoge Poten mag dan achter ons liggen, maar intussen wemelt het van de demonstraties, manifesten en petities. En net als in 1967 zijn het vaak de kleinste verschillen die de grootste consequenties hebben. Freud noemde dat al het ‘narcisme van de geringe verschillen’. De venijnigste conflicten beginnen dichtbij huis.

Kijk naar de richtingenstrijd rond natuur en klimaat, waarin de ene groep de andere verwijt ‘religieus’ te zijn geworden. Ook tussen mensen die over deze kwesties even bezorgd zijn, overigens, bijvoorbeeld over de vraag of verduurzaming gepaard moet gaan met technologische innovaties of juist met een terugkeer naar de natuur. Wat is de ware kerk?

Hoor hoe scherp en schel verwijten soms kunnen klinken, met name tussen progressieven onderling. Bijvoorbeeld over of je wel de juiste woorden gebruikt of de correcte bronnen noemt. Op sociale media kan alleen al het ‘liken’ of ‘volgen’ van de verkeerde persoon je op een publieke reprimande komen te staan.

Bedenk hoe versplinterd onze politiek geworden is, zowel op links – Partij voor de Dieren, Volt, Denk – als rechts – JA21, BBB, BVNL, FVD, PVV.

Hoewel veel van dit alles aan de stille meerderheid voorbijgaat – ook dat was in 1967 overigens niet anders – lijkt zowel op de flanken als binnen die flanken zelf cultuurstrijd te woeden.

Scheurmaken is vooral menselijk

Good old religie, of in elk geval religieuze taal, kan daarbij ook in een geseculariseerde tijd nog tot wapen dienen. In een interview waarin ze haar keuze toelichtte zich katholiek te laten dopen, zei de rechtse mediapersoonlijkheid Eva Vlaardingerbroek vorige maand: „we voeren niet alleen een politieke strijd (rechts tegen links), maar evenzeer een spiritueel gevecht (goed tegen kwaad).”

In de klimaatbeweging klinkt, met het urgenter worden van de problematiek, steeds meer verbetenheid door. Een ‘klimaat van het absolute’ steekt ook rond dit thema de kop op. Een dialoog in het Amsterdamse debatcentrum Pakhuis de Zwijger over de vraag of, en zo ja wanneer, geweld gerechtvaardigd is in de strijd voor het behoud van de aarde, leidde tot zoveel kritiek dat de avond geannuleerd werd. Ook bij tv-programma Nadia lag deze week deze kwestie op tafel.

Misschien is ‘scheur maken’, discussies zodanig op scherp stellen dat er iets breekt, dan ook niet per se protestants, maar vooral iets menselijks, al te menselijk. En wellicht valt er wel iets te leren van de manier waarop die steile gereformeerden elkaar een halve eeuw later opnieuw het licht in de ogen zijn gaan gunnen.

Niet omdat ze getalsmatig zo zijn gekrompen dat ze wel moeten, maar omdat ze zijn gaan inzien dat ze zich schromelijk hebben vergist.

Morgen lachen we erom

Waar mijn grootvader in een kerkstrijd verzand raakte, liep mijn vader, eveneens predikant, de afgelopen jaren juist voorop in het begraven van de strijdbijl. Wat daarbij opvalt: het gaat allang niet meer om wie precies gelijk had. Het verstrijken van de tijd lijkt een verzachtende werking te hebben op de verharde posities in kwesties waar toen liters inkt aan werden besteed.

Of zou het zo kunnen zijn dat iederéén, terugblikkend, wat wijsheid in pacht had? De bezorgde ‘binnenverbanders’, die het onvermijdelijke zagen aankomen – de secularisatie – en in die nieuwe wereld koste wat kost wilden bewaren wat voor hen van waarde was. De ‘buitenverbanders’, zoals mijn opa, die wellicht eerder dan hun tijdgenoten inzagen dat die nieuwe tijd ook kansen zou bieden, voor wie niet halsstarrig aan een kerks verleden vast zou houden.

Het kerkvolk zelf zag dat trouwens al veel eerder dan de theologen. Dat dacht altijd al het zijne van de scherpslijperij der dominees. In een laatste poging alsnog het hart van zijn geliefde te winnen, schrijft de op de auteur gebaseerde hoofdpersoon in Het hondje van Sollie over de kerkstrijd die hem bij zijn lief vandaan houdt. Hij vond het, zoals velen in die tijd, maar een boel drukte om niets: „hier blaft een waakhond bij het passeren van een muis. Kan het niet allebei waar zijn?”

Dat lijkt me een nuttige vraag om in gedachten te houden, ook bij debatten van nu. Om op zoek te gaan naar waar het gelijk van de ander zit, in plaats van de ander buiten de orde te plaatsen omdat hij in het verkeerde kamp zou zitten. Als we over een aantal decennia op een discussie terugkijken, hoeveel blijft er dan over van het meningsverschil? In veel gevallen geldt vermoedelijk: morgen lachen we om vandaag. Of kijken we, zoals deze kleinzoon, met een mild soort verwondering naar de drukte die een halve eeuw geleden nog gemaakt werd over kwesties die intussen bijna niet meer na te vertellen zijn.

Of de opwarming van de aarde nu met de ene of de andere technologie geremd wordt, is van minder belang dan de vraag óf we op tijd de rem vinden. Maar weinig standpunten sluiten elkaar werkelijk helemaal uit. Intussen kan de discussie over het juiste middel of de beste deadline voor kostbare verlamming zorgen.

Het gelijk van mijn oma

Te midden van al het kerkelijk gewoel waar mijn opa in terechtkwam, voedde mijn grootmoeder zes kinderen op. Het laatste gesprek dat ik met haar had, vond ruim tien jaar geleden plaats. Het was voorjaar, we liepen een rondje achter haar rollator door het plantsoen naast het verzorgingshuis. Ik moest mijn baard beter scheren, me minder sjofel kleden, zo klonk het naast me.

Hoewel ze al jong weduwe werd en al decennia met parkinson leefde behield mijn oma tot het laatst het decorum van de vrouw van een dominee, toch lange tijd samen met de huisarts en de notaris de notabele van het dorp. En dat verwachtte ze ook van haar kleinzoon.

Toen hield ze in, pakte me bij de arm en zei: „wil je één ding beloven, wil je nóóit in een kerkstrijd belanden? Al die avonden dat je opa van huis was om te vergaderen. En voor wat eigenlijk? Een scheuring maakt alles kapot.”

Oma’s hebben altijd gelijk. Al duurt het soms 55 jaar voor ze het krijgen.