This is a gig of a lifetime baby
PLOP! Even na middernacht knalt de fles open. Champagne! Natúúrlijk! Hoe kan het ook anders?
De zevenkoppige Amsterdamse indieband Personal Trainer heeft zojuist met een zinderende show de tweede plaat ten doop gehouden en de uitverkochte Londense concertzaal Shacklewell Arms omgetoverd tot een tropisch hete en gelukzalige bubbel waar het zweet van de muren druipt en íédereen op, naast en voor het podium doorweekt en extatisch staat te springen. Bij die wereldpremière worden de fonkelnieuwe nummers van Still Willing door de Britse fans stuk voor stuk onthaald alsof het allang greatest hits zijn.
Tijd om te hydrateren én te vieren. Want dat Londen is platgespeeld moet – PLOP! – worden beklonken met champagne. En tja, dat ze dan per ongeluk een alcoholvrije variant hebben opentrokken, „was achteraf mooi meegenomen”, zal zanger, bandleider en muzikaal meesterbrein Willem Smit (27) later toegeven. „Ik was toch al moe en best wel dronken.”
Have you ever had a doubt
’bout your record coming out?
Het album Still Willing is de opvolger van Big Love Blanket (2022), het breed bejubelde debuut van Personal Trainer waarmee Smit zijn vleugels uitsloeg en de oversteek durfde te maken van ondergrondse gitaarrock naar popmuziek in zo’n beetje al haar gedaantes. Hij wilde niet langer solerend naar zijn schoenen staren (eerst in puberband Palio Superspeed Donkey, daarna in Canshaker Pi), maar juist uitbundig langs zoveel mogelijk genres fladderen.
„Ik probeer altijd weer wat nieuws te doen”, verklaart hij de koerswijziging. „Anders vind ik het snel saai worden.” Het mocht voortaan groots en meeslepend zijn, en het liefst met zoveel mogelijk muzikanten.
Dat is alleen wel vaak passen en meten. Het podium van The Shacklewell Arms is namelijk zo klein dat de monitorspeakers op bijzettafeltjes voor de bühne staan. „Help me!”, schreeuwt percussionist Kilian Kayser tijdens de soundcheck. „I’m stuck in a cave!” Samen met drummer Leon Harms zit hij verstopt onder de betonnen bogen achter het piepkleine podium.
Boomlange (1,95 m) toetsenist en trompetist Abel Tuinstra heeft zich in het uiterste hoekje ingebouwd tussen zijn orgels en synthesizers. Als hij springt, kopt hij het plafond. „Vorige keer stond ik aan de andere kant en moest ik telkens bukken voor een ventilator.”
Tot hun vreugde is die (frissere) plek nu voor gitaristen Franti Marešová en Mart Boumans (die ook saxofoon speelt). Bassist Ruben van Weegberg trekt voor de nodige verkoeling maar meteen zijn shirt uit, net als Smit.
Al het tetrissen met muzikanten, instrumenten en apparatuur betaalt zich uit. Het massale geluid geeft de nummers extra kracht en overtuiging. Smit, die tijdens de soundcheck nog een onbewogen sfinx leek, ontpopt zich tot woest podiumbeest die gevaarlijke karatetrappen uitdeelt, maar evengoed kan transformeren tot aandoenlijke antiheld die op zijn knieën zit te stamelen.
Binnen de kortste keren staat The Shacklewell Arms op zijn kop.
I try to write about my sadness and my frustration
But all the words come out like coo-ca-choo and la-la-la
Hoe druk het podium is, zo eenzaam is het schrijven. „Ik zit thuis eindeloos te pielen”, zegt Smit. „Van sommige liedjes heb ik wel elf verschillende versies.” Afgezien van de drums en sommige baspartijen speelt hij alles zelf in, waarna het voortdurende stapelen, stileren, bijschaven en weer weghalen kan beginnen – allemaal zonder de rest van de band. De enige die als klankbord mag fungeren, is engineer („ik mag hem geen producer noemen, maar dat is hij wel”) Casper van der Lans.
De liedjes van Still Willing vliegen alle kanten op, maar vormen op wonderbaarlijke wijze toch een logische eenheid. Nog altijd hoor je de hand van de indierocker, maar die leeft zich nu uit in talloze stijlen: feelgood soulrock van ‘Round’ of bloedgeile bravoure-funk van ‘Intangible’ waarin blazers voorbijrazen als toeterende vrachtwagenchauffeurs.
De croonklassieker ‘I Can Be Your Personal Trainer’ is niet alleen een knipoog naar evergreens van Cliff Richard (‘Living Doll’) en The Beach Boys (‘God Only Knows’) maar tegelijkertijd een geinige afrekening met muzikale peetvaders en lofi-helden Pavement, waarvan zanger-gitarist Stephen Malkmus de eerste Canshaker Pi-plaat produceerde. „Knock the rеferences out of me”, zingzegt Smit droogjes met het perfecte, nonchalante Malkmus-timbre: „Teach me how to drive, so I never have to use thе pavement again.”
Het hoogtepunt is het openingsnummer ‘Upper Ferntree Gully’, de geboorteplaats van Smits moeder van wie een opgewekt voice-memo als intro dient („Zet hem op schat! Eet je wel genoeg groente? Kus van je moeder!”). Het nummer is een muzikale achtbaan, een heuse indierockopera waarin kalm getokkel, shoegazegemompel, metalbreakdowns met ratelende dubbele basdrums en uitzinnig gekrijs elkaar afwisselen. Maar hoe absurd veelzijdig en over the top ook, tóch klinkt (of juist: daarom) het onvervalst als Personal Trainer. „Ik wilde een soort ‘Bohemian Rhapsody’ schrijven”, bekent Smit. „En eigenlijk had ik de plaat ook zo willen noemen.”
Pas als alles klaar is, komt de band weer in beeld en volgt de grote vertaalslag: hoe gaan we dit in godsnaam live spelen? „Soms heeft een liedje honderd lagen en zijn we heel lang aan het discussiëren wat daarvan moet overblijven.”
Dat hij daarbij ooit dictatoriale trekjes vertoonde, leverde hem een veelzeggende bijnaam op. „Ruben, die ook bassist was in Canshaker Pi, noemde me vroeger Willem Schmitler… Maar toen was ik veel harder. Nu hoef ik niet meer alles zo streng te controleren en laat ik dingen gebeuren. Het mag nu op instinct.”
You and I we’re not the same
It’s better to face it
Maar waarom staat een band die haar sporen al heeft verdiend en volgend weekend op grote festivals speelt als Green Man (in Wales) en Lowlands (in Dronten) voor tweehonderd bezoekers te zwoegen in een minuscule broeikas in een Londense buitenwijk?
Size doesn’t matter, zo blijkt. Want hoe klein The Shacklewell Arms ook moge zijn, het aanzien van de zaal is des te groter. Wie in de meurende backstage-kelder en toiletten door de wolken fruitvliegjes tuurt, ontdekt overal graffiti van beroemde voorgangers: Franz Ferdinand, Fontaines D.C., King Gizzard & The Lizard Wizard Shame, black midi. Het is voor Personal Trainer kortom eervol om hier – overigens voor de tweede keer – te staan. „Onze show is onderdeel van de viering van hun twintigjarig bestaan deze zomer”, zegt Smit. „En omdat we net op vier Engelse festivals hebben gespeeld, waren we toch in de buurt.”
Volgende prangende vraag: wat doen al die ouwe lullen hier?
Dat heeft te maken met rocklegende, oud-gitarist van (post-)punkband The Fall en radio-dj Marc Riley. Sinds hij in zijn programma op BBC 6 Personal Trainer begon op te hemelen is de Britse aanhang exponentieel gegroeid. Alleen, dat zijn géén gillende tienermeisjes die zijn bevangen door kalverliefde, maar oude stieren: (vaak mannelijke) boomers die prat gaan op hun muziekkennis en Rileys lofzangen blindelings volgen. Er bestaat inmiddels een ingeburgerde term voor deze categorie bewonderaars: 6 Music Dads.
De regel is: hoe kleiner de zaal, hoe meer dads, legt Smit uit. „Oude mensen plannen alles en kopen voor de zekerheid dus meteen kaartjes. Jongeren wachten tot het laatste moment, maar voor shows als deze zijn ze dan te laat. In grotere zalen die niet direct uitverkopen en op festivals zien we ze vaker vooraan staan.”
„Dit zijn dus onze fans”, lacht Smit, als de eerste ‘vader’ ruim anderhalf uur voor aanvang al richting de bar beent: kortgebroekt, wandelschoenen, vaal petje, dikke brillenglazen én een felblauw T-shirt met een witte vis erop én de tekst: Pip Blom – de naam van Smits vriendin én haar gelijknamige band. „Dat shirt heb ik ontworpen”, grinnikt de zanger. „Pip en ik zijn hier in dezelfde vijver aan het vissen. Er zijn veel mensen die meteen over haar beginnen of andere Nederlandse bands die hier toeren.”
Dat de triomftocht van Personal Trainer niet op zichzelf staat en er meer Hollanders voet aan de grond krijgen in Groot-Brittannië, blijkt inderdaad als de dads de bandleden na afloop aanspreken. Allemaal zeggen ze hetzelfde: „Het was fantastisch om jullie voor de vijfde/zesde/zevende keer te zien.” En verder zijn Pip Blom, Library Card, Lewsberg en Tramhaus (vers geplakte stickers herinneren nog aan hun laatste bezoek) óók allemaal „absolutely fabulous”.
We’re making a buck
and then we go back home
In platenzaak Rough Trade East zijn vrijdagavond alle platenbakken aan de kant geschoven. Ruim drie kwartier voor het instore optreden van Personal Trainer staan er al vier rijen wachtende toeschouwers tegen de dranghekken gedrukt.
Het is de aftrap van een tournee langs Engelse platenzaken. Na Londen speelt de band – in kleinere bezetting – in de winkels van onder meer Brighton, Bristol, Leeds en Liverpool. „Het oorspronkelijke idee is dat je zo in één week veel platen verkoopt en hoog in de charts belandt”, zegt Smit over het promotieoffensief. „Maar dat gaat ons nooit lukken omdat we daar te klein voor zijn. Iedereen vindt het hier heel logisch dat we voor niks komen spelen, waarna 250 mensen onze plaat in die winkel afrekenen – en dus niet bij ons. Ergens zit dat natuurlijk scheef.”
Om te besparen op overnachtingen wordt er wel eens een slot van een raam geschroefd om een bandlid stiekem naar binnen te laten sneaken. Als het nodig is, hangt Tuinstra zijn muts over de bewakingscamera. Smit: „Wat ook goed werkt: blijven bewegen bij het inchecken, zodat ze je niet kunnen tellen.” Boumans: „Krioelen!”
Daarnaast is de merchandise een welkome bron van inkomsten. „Gisteren hebben we 600 pond verdiend”, zegt manager Joss tevreden. Hij heeft weliswaar gemengde gevoelens over de „hungry dads” („ik zie liever jeugd”), maar dat ze kapitaalkrachtig zijn en ook vanavond weer ponden stukslaan aan shirts én shawls met pianomotief is natuurlijk mooi meegenomen. „Als je drie dassen aan elkaar knoopt, is het een handdoek”, roept Kayser als volleerd marktkoopman. De Londense geluidsvrouw Katie grist er eentje uit de doos en wijst lachend naar de in de verkeerde volgorde gebreide zwart-witte pianotoetsen: „Willem fucked it up.”
De absolute knaller zijn de Personal Trainer trading cards © waarop alle liedjes uit het oeuvre zijn getekend. Een pakje van vijf kost 2 pond en net als bij Pokémonkaarten weten fans niet welke ze kopen. Tuinstra: „Het leek iedereen behalve Willem een dom idee, maar ze beginnen echt goed te lopen.” Kayser: „Het zijn gewoon bedrijfskaartjes van Vistaprint. Maar elke avond komen er mensen langs met dubbele kaarten om met onbekenden te ruilen.”
Alle beetjes helpen nu eenmaal. Met die gedachte heeft Smit de afgelopen weken ook zo’n „veertig interviews” gegeven aan Nederlandse, Duitse, Britse en Amerikaanse media. „Ik vind het niet heel erg leuk en ken veel van die blogs en bladen helemaal niet omdat ik nu eenmaal altijd alleen maar bezig ben met muziek maken. Als ik zoals vanochtend een half uur met een Duitser aan de lijn hang, heb ik niet het idee dat dat nu het verschil gaat maken. Maar alles bij elkaar hopelijk wel.”
Iets voor achten klimt de band op het podium om Still Willing integraal te vertolken. De show verloopt vlekkeloos, maar mist de interactie, intensiteit en liters zweet van de vorige avond. „Het voelt alsof het drie uur ’s middags is”, vat Van Weegberg het treffend samen.
De fans zijn er niet minder lyrisch om. In afwachting van zeven handtekeningen slingeren ze zich in een eindeloze rij langs alle platenbakken. Wie achteraan staat moet langer wachten dan het optreden duurde. Na een uur door 250 fans te zijn bejubeld, hun voornamen, kattenplaatjes en draaimolens op hoezen te hebben gekalkt, wacht de dagelijkse anti-glamour: afbouwen, opbreken, versterkers sjouwen. „Ik snak nu echt naar een kantoorbaan”, grapt Van Weegberg.
Zodra de gigantische bandbus ‘The Lazer’ (vernoemd naar een van de eerste nummers) is volgeladen wacht de pub. De geplande open mic-avond is door de uitgelopen signeersessie komen te vervallen, maar Personal Trainer wil er voor de fans nog best een dj-setje uitpersen. En misschien – PLOP! – nemen ze ook nog wel wat te drinken.