
Stel, dit is de allerlaatste voorstelling die acteur Willem de Wolf en actrice Lineke Rijxman ooit spelen. Is dat erg? Wat zouden ze willen vertellen?
Alleen al hun droogkomische timing maakt het een feest om dit duo anderhalf uur lang om deze vragen te zien heendraaien. De Wolf, die als een uit de kluiten gewassen kind, met die trage, precieze dictie van hem, zonder filter uit lijkt te spreken wat hem door de geest schiet. Rijxman, die met stalen gezicht haar verhaal afsteekt en daarbij behendig om de punchlines heen meandert. Samen maakten ze de voorstelling Alledaags verlies – The Slow Accumulation of Ordinary Losses. Over herinneren, de melancholie van het ouder worden en het onophoudelijke verlies die daarmee gepaard gaan.
De Wolf en Rijxman verhouden zich verschillend tot het geheugen, het hangt in zekere mate van je verleden af, hoe graag je ernaar terugkeert. De Wolf stort zich zonder terughoudendheid in welke associatiestroom dan ook. Door hier op de toneelvloer zijn herinneringen te benoemen (aan hun samenwerkingen, aan de straten van zijn jeugd, aan de kraag van de jas van zijn vader), hoopt hij ze vast te kunnen houden. Het is meer dan nostalgie, er zit een verbetenheid achter. Het verwoorden van zijn herinneringen is De Wolfs manier om zijn angst voor het verdampen ervan te bezweren.
De Wolf hoopt zichzelf op de vloer te vinden, Rijxman hoopt zichzelf er te verliezen
Rijxman beweegt zich graag zo kordaat mogelijk van haar geheugen weg. Herinneringen aan de veel te vroege dood van haar moeder en aan haar gewelddadige vader hebben het verleden voor haar tot een unheimisch domein gemaakt. Waar het theater voor De Wolf een plek is om de waarheid te tonen, is het voor Rijxman een plek „van verleiding, vervalsing, bevrijding misschien”.
De Wolf is er bezig „te laten zien hoe het is om jou te zijn, om ‘jezelf te vertellen’”. Voor Rijxman gaat acteren over „de geruststelling en de schok van het gebied dat buiten mezelf valt; het niet-ik”. De Wolf hoopt zichzelf op de vloer te vinden, Rijxman hoopt zichzelf er te verliezen. Tegengestelde motieven, zou je zeggen, maar ook weer niet. Voor beiden is het spelen van levensbelang.
Prettig rafelig
Alledaags verlies is een collage van scènes, prettig rafelig gelaten aan de randen. Vaak zijn ze geestig (een dialoog waarin de twee – ‘hik!’ ‘hak!’ – niet op het woord ‘haiku’ kunnen komen), soms onbeschaamd pathetisch (een in mineur gezongen „tis voorbij, allemaal voorbij”). En soms grijpt een scène je naar de keel. Schitterend is die waarin ze elkaars moeder vertolken. Die van De Wolf weet nog niet zeker of ze de voorstelling gaat bezoeken, zegt ze, want ze begrijpt de voorstellingen van haar zoon nooit zo goed. Door alle monterheid heen voel je de schaamte van de moeder en indirect ook de misschien nog wel pijnlijkere schaamte daar weer over, van de zoon. Er is een scène tussen de kinderen die beide acteurs nooit kregen, ook hier is de toon weer opgetogen en licht, maar met vlak onder de oppervlakte, niet te missen, Rijxmans diepe verdriet erover.
Hoe ga je in hemelsnaam om met je eigen vergankelijkheid? Die universele vertwijfeling is het uiteindelijk waar alle scènes zich een weg omheen banen. Misschien kun je, geconfronteerd met dit soort bodemloze vragen, nog het beste bij haiku-meester Bashō te rade gaan:
„Ach oude vijver / een kikker springt erin / geluid van water.”
