Doorgaans lukt het pas ’s avonds laat, als de rest van de familie slaapt, om via een videoverbinding te praten met Fadi Abu Shammala, die deze oorlog al eerder getuigde over overleven in de Gazastrook. Het huis lijkt dan rustig, maar af en toe wordt die schijn verbroken door bombardementen. Deze avond zwijgen de bommen even, terwijl hij vertelt over alweer een woelige en gevaarlijke dag.
In een maand tijd lijkt Abu Shammala, een man van nog geen veertig, een aantal jaren te zijn verouderd. Niet alleen door zijn veel vollere, grijze baard, het ligt ook aan zijn vermoeide blik. Geregeld staan zijn ogen dof. Ze krijgen enkel pretlichtjes wanneer hij over zijn drie zoontjes praat.
Israël heeft aan het begin van deze oorlog de stroom afgesneden, maar op een ingenieuze manier slaagt hij er toch in om een paar uur per dag online te zijn. Niet elke dag, maar wel vaak. „Ik ben geen ingenieur, maar tijdens een oorlog word je vanzelf inventief”, zegt hij grinnikend, terwijl hij zijn camera omdraait om twee grote autoaccu’s te tonen, die bezaaid zijn met kabels. Die laadt hij elke dag op met zonne-energie.
Twee weken geleden viel alle communicatie meer dan een etmaal weg. Israël had alle telefoonlijnen en het internet lamgelegd. Deze week was er een nieuwe black-out, en telkens is dat even schrikken, zegt Abu Shammala. Hij gaat ervan uit dat Israël hiermee acties van Palestijnse militanten in de war wil sturen. Maar velen vrezen tijdens zo’n black-out dat er iets vreselijks staat te gebeuren. „Vaak vinden dan nog veel intensere bombardementen plaats, zoals eerder deze week, bij het Al Shati-vluchtelingenkamp ten westen van het Al Shifa-ziekenhuis in Gaza-stad”, vertelt hij.
Hypotheek voor een hoop puin
Een buurman stuurde hem een tijdje geleden een filmpje van zijn eigen appartementsgebouw in Gaza-stad. De bovenste verdieping, met een dakterras, ligt vol puin en een stuk muur is weggeblazen. „Onze flat is voorlopig nog intact, maar ik bereid mijn vrouw erop voor dat we straks nog jaren de bank betalen voor een hoopje puin.” Hij is al weken niet thuis geweest. Al vroeg tijdens deze oorlog vluchtte het hele gezin naar Khan Younis, in het zuiden van de Gazastrook.
Daar verblijven nu tien familieleden samen in het huis van zijn ouders. Dat zijn veel monden om te voeden, terwijl voedsel schaarser wordt. „Enkele dagen geleden heb ik drie uur rondgereden met de auto, op zoek naar mineraalwater. Niks. Ook voedsel in blik kon ik nergens meer vinden.” Omdat de stroom is onderbroken, kan de koelkast niet worden gebruikt. Dat maakt eten in blik zo geschikt in oorlogstijd.
„Soms kunnen we groenten kopen, zoals spinazie. En we hebben ook al spaghetti gekookt. Niet zo lekker als in Italië natuurlijk”, zegt hij op een gespeeld luchtige toon. „Er is haast niks om de pasta mee op smaak te brengen. Maar als je honger hebt, klaag je niet.” Meerdere dagen op rij at hij slechts één keer. „Om onze voorraad te sparen, ja. Maar als ik hoor dat één bom alweer honderden levens heeft geëist, verlies ik toch alle trek.” Hij krijgt het moeilijk, draait zijn scherm en verdwijnt uit beeld. Verder stelt hij het naar omstandigheden goed. Behalve dan die maagzweer die in oorlogstijd verder groeit.
Omdat het werk voor zijn ngo-netwerk stilvalt tijdens de oorlog, concentreert hij zich op interviews. In vlot Engels richt hij zich vooral op de Amerikaanse media, want alleen de VS hebben nog enige invloed op Israël, zegt hij. Zijn vader krijgt het soms benauwd als zijn zoon urenlang Engels praat. Bang dat hij een doelwit wordt. „In Gaza zijn al 46 journalisten gedood (dit cijfer komt van de lokale overheid in Gaza, maar ook Reporters zonder grenzen is bezorgd over aanvallen tegen journalisten en diende een klacht wegens oorlogsmisdaden in bij het Internationaal Strafhof, red.). Zwijgen is hoe dan ook geen optie, omdat de wereld moet weten wat hier gebeurt.”
Onrustige kinderen
Gewend aan zware bommen op het noorden van Gaza zijn de drie kinderen van dit gezin in het zuiden iets rustiger dan thuis in Gaza-stad. Toch kon het jongste zoontje Adam (5) eerder deze week maar geen rust vinden. „Ik nam hem op de schoot en vroeg of hij zijn papa vertrouwde. Hij zei ronduit ‘nee’. Omdat ik tot hem door wilde dringen, zei ik dat hij me dan ook niet moest roepen als hij bang is. ‘Ok, baba, ik vertrouw je wel, zolang je maar niet tegen me liegt’, kreeg ik als antwoord.”
Toen vroeg de kleuter of Israël ook de gevangenis zou bombarderen, vlak tegenover het huis waar het gezin nu verblijft. „Ik zei hem dat dit niet zou gebeuren. Geen minuut later viel hij op mijn buik in een diepe slaap. Ik keek naar dat kleine wezentje, dat blindelings op mij vertrouwt. We zitten dan wel zonder stroom, en ook onze voorraad eten slinkt. Maar liefde komen we in dit huis alvast niet tekort.”
De stad Khan Younis ligt in het gebied waarheen Israël burgers uit Noord-Gaza gebood te evacueren. „Maar ook hier is het niet veilig. Veertig procent van de doden vielen tot nog toe in het zuiden (volgens het Palestijnse ministerie van Gezondheidszorg in Gaza, red.), onder wie ook mensen die uit het noorden hierheen waren gevlucht. Waarom zou iemand dan nog zijn huis verlaten?”
De evacuatieroute naar het zuiden is bovendien gevaarlijk. Onderweg vielen er al tientallen doden, een aanval waar het Israëlische leger en Hamas elkaar van beschuldigen. „Vanuit Gaza-stad vertrekken burgers te voet, omdat auto’s niet zijn toegelaten tot in het centrum van de strook”, zegt Abu Shammala. „Dat is minstens vijftien kilometer, ook voor kinderen, ouderen en zwangere vrouwen.”
Eerder hoorde Abu Shammala dat vluchtende mensen in het centrum voorbij Israëlische soldaten moeten. Zij controleren op meters afstand de Palestijnse identiteitskaarten door er een foto van te maken. „Wie gezocht wordt, arresteren ze daar ter plaatse. Anderen kunnen blijven, of verder doorreizen naar het zuiden. Met veel geluk vinden ze een taxi.”
Na de moordaanslagen door de fundamentalistische Hamas in Israël, waarbij meer dan 1.400 Israëliërs werden gedood en meer dan 240 gijzelaars werden genomen, zijn bij Israëlische bombardementen op Gaza al meer dan tienduizend doden gevallen, onder wie meer dan vierduizend kinderen.
Vechten voor water en brood
„Toch heb ik het gevoel dat de echte oorlog nog moet beginnen”, zegt Abu Shammala. „Eerder deze week reed ik ’s avonds, op zoek naar bloem om brood mee te bakken, langs de opvangplaatsen van UNRWA (VN-agentschap voor Palestijnse vluchtelingen, red.). In het donker zag ik honderden mannen rondhangen op straat. Wat ze daar deden, weet ik niet. Misschien wilden zij de vrouwen binnen wat privacy gunnen. Maar ze zagen er verloren uit, alsof ze langzaam hun verstand verliezen.”
In zijn wijk in Gaza-stad hebben twee buren met elkaar gevochten om drinkwater, vertelt hij. „Het kwam zelfs tot een schietpartij.” En bij een bakkerij die wel nog open is, begonnen mensen van honger en ongeduld elkaar te vertrappen. „Een goede vriend van me zag het, en telde vier doden. Achteraf hoorde hij zeggen dat er zeker vijftien slachtoffers vielen.” Vechten om water en brood, Fadi Abu Shammala vreest dat het straks nog vaker gebeurt: „Het wordt jouw gezin, of het mijne. Het wordt jij of ik.”