Twee benaderingen van het bestuur strijden om voorrang in deze overgangsperiode voor de democratie. Er is de aanpak die Nederlandse premiers al decennia meestal hoge waardering oplevert. Probeer het vertrouwen van kiezers te winnen met voorspelbaarheid: saaiheid en stabiliteit. Met een pose van zelfvertrouwen en controle.
En er is de aanpak van de influencersdemocratie. Verleg de nadruk van politiek-bestuurlijke prestaties naar de persoon van een leider, en gebruik bijzondere omstandigheden – conflict, crisis, chaos – om de aandacht telkens weer naar de leider terug te brengen.
Door de ongebruikelijke coalitie die het kabinet-Schoof schraagt, lijkt het soms alsof Den Haag nog moet kiezen tussen deze twee. In een poging de aanhang van de eigen partij te binden, accentueren coalitiepartijen graag hun onderlinge verschillen, en weten hun partijleiders, vooral Geert Wilders, steeds de indruk te wekken dat alles om hen draait.
Een paradoxale keuze. Zo ondermijnen ze de reputatie van premier Dick Schoof, de partijloze oud-topambtenaar. Maar ook hun eigen reputatie, omdat coalitiepartijen zo ook hun politiek-bestuurlijke onvermogen accentueren.
Laat me een voorbeeld behandelen.
Vorige maand was er de commotie rond de motie-Eerdmans, die voorstelde een plan voor miljardeninvesteringen in de Europese defensie af te wijzen. Drie van de vier coalitiepartijen (PVV, NSC, BBB) bezorgden de motie van de JA21-voorman een meerderheid, uit weerzin tegen gemeenschappelijke Europese schulden.
Geen standpunt innemen
Het leidde dinsdag 18 maart tot een gespannen Kamerdebat, waarin de coalitie Schoof uiteindelijk de ruimte gaf de onderhandelingen over het plan in Europa voort te zetten. Toch vroeg het SGP-Kamerlid Diederik van Dijk op een laat moment om een zogenoemd ‘parlementair behandelvoorbehoud’. Een procedure waarin de Kamer een periode voor eigen positionering claimt, en het kabinet in Brussel geen standpunt kan innemen.
Schoof ontraadde de SGP-motie, waarna deze met vijftien om 135 stemmen werd verworpen: de Kamer gaf de premier de vrije hand.
Dit duurde geen week. Daags na het debat, woensdag 19 maart, publiceerde de Europese Commissie een herziene versie van het Defensieplan, en de dag daarna, donderdag 20 maart, deed de Kamercommissie Defensie een procedurele tegenzet: ze sprak zich, aldus de besluitenlijst, alsnog uit vóór een parlementair behandelvoorbehoud.
Het deed Diederik van Dijk, de SGP’er wiens motie twee dagen eerder was weggestemd, denken aan koning Willem II, die ten tijde van Thorbecke „van de ene dag op de andere veranderde van uiterst conservatief in uiterst liberaal”.
En de Kamer had haast. Nog diezelfde donderdag vroeg de voorzitter van de Commissie Europese Zaken, Caroline van der Plas (BBB), dit behandelvoorbehoud „ter besluitvorming aan de Kamer voor te leggen”. Er werd dinsdag 25 maart plenair over gestemd.
Toen gebeurde iets bijzonders. Coalitiepartijen staken geen vinger naar Schoof uit. Het was nota bene een oppositie-Kamerlid, buitenlandwoordvoerder Jan Paternotte van D66, die hem te hulp schoot. Hij waarschuwde dat de premier in Brussel op een zijspoor dreigde te belanden. „Hiermee wordt Nederland de outsider.”
Maar uit de stemming hierna bleek dat de Kamer geen probleem had met de eigen onberekenbaarheid: zeven dagen nadat ze het parlementaire behandelvoorbehoud vrijwel voltallig afwees, stemde ze nu vóór: 78 om 70 stemmen.
Het verschil werd gemaakt door dezelfde drie coalitiefracties – PVV, NSC, BBB – die zich eerder inzake de motie-Eerdmans tegen het kabinet keerden. „Dus dit bedoelen ze met goed bestuur?”, smaalde Derk Boswijk, buitenlandwoordvoerder van het CDA.
Later kreeg ik uitgelegd dat meer oppositiefracties waren geïnformeerd over het ongenoegen in het kabinet inzake de manoeuvre van de Kamer. Een veelzeggend detail: bewindslieden hebben onderhand tabak van de onberekenbaarheid in de coalitie.
Het gaat ook ergens over. Tom de Bruijn, van 2003 tot 2011 de hoogste Nederlandse diplomaat (‘PV’) bij de Unie, legde me uit dat Nederland vooral invloed heeft „als het informeel vooroverleg bijwoont waarin Frankrijk en Duitsland met een kleinere groep lidstaten consensus proberen te bereiken, die ze daarna inbrengen in de Europese Raad”.
Maar als de premier in dat soort overleg „niet volwaardig kan deelnemen en geen manoeuvreerruimte heeft”, vertelde hij, „wordt Nederland een sta-in-de-weg voor die consensus”. Dus het parlementair behandelvoorbehoud dat nu bestaat „is zeer onverstandig van de Kamer, want je stuurt je premier met de handen op de rug naar Brussel”.
Hetzelfde gold eerder voor de motie-Eerdmans. Toen die werd aangenomen was De Bruijn toevallig in Berlijn. „Daar zeiden ze tegen me: zijn jullie gek geworden?”
Talrijk zijn de signalen dat bijvoorbeeld Frankrijk Schoofs aanwezigheid bij informeel overleg minacht, wat zijn Brusselse aanzien verder bedreigt. Zijn medestanders doen er dan ook alles aan het parlementair behandelvoorbehoud zo snel mogelijk van tafel te krijgen: de Kamercommissie Defensie spreekt er volgende week donderdag over.
‘Verstand weer gebruiken’
In een stafnotitie van 1 april – ‘INTERN GEBRUIK’ – zijn voorwaarden uitgewerkt om het voorbehoud in te trekken, waarbij de Kamer wel speelruimte blijft claimen als het kabinet tegen haar wensen ingaat. Dus het is geen uitgemaakte zaak dat het kabinet volgende week zijn vrijheden volledig terugkrijgt, al is er wel hoop, zoals een ambtenaar zei, „dat de Kamer haar verstand weer gaat gebruiken”.
Dit is, bleek dinsdag in een ander dossier, niet altijd vanzelfsprekend. De Kamer stemde in met een vuurwerkverbod, maar steunde op basis van klachten uit de bedrijfstak – onverkoopbare voorraden, kapitaalvernietiging, inkomstenderving – ook een motie waarin Caroline van der Plas en Joost Eerdmans vroegen het verbod „niet voor 2026 te laten ingaan”.
Minimaal een jaar uitstel dus. Vragen om moeilijkheden. Als het vuurwerkverbod later ingaat, zei eerder Mirjam Bikker (CU), wordt „de komende jaarwisseling een soort armageddon” waarin „iedereen nog één keer helemaal losgaat en ontspoort”.

Opnieuw faalde het bestuurlijke instinct van drie coalitiepartijen: met FVD, SP en JA21 namen PVV, VVD en BBB dit risico voor lief om al te grote financiële tegenvallers voor de betrokken bedrijven te voorkomen.
En dan te bedenken dat agenten, hulpverleners en artsen al járen om dit verbod vragen. En dat Van der Plas vorige week in het debat vooral bezorgd was over de „800 ondernemers en hun gezinnen” in de vuurwerkbranche, die de komende jaren „helemaal geen leuke jaarwisseling” meer hebben. „Deze mensen wordt gewoon hun bedrijf afgepakt!”
Zij bepleitte daarom, met veel andere fracties, financiële compensatie voor de vuurwerkbedrijven. Ook bijzonder. Alsof zij niet al jaren konden voorzien dat een algeheel verbod nabij is. Alsof ondernemersrisico niet meer zou bestaan.
Het onderstreept een ander aspect van deze bestuurlijke slapstick: Kamerfracties die ondernemers rechten toekennen alsof Nederland een verzorgingsstaat voor bedrijven zou zijn, en een risicomaatschappij voor individuele burgers – ook slachtoffers van vuurwerkoverlast.
Er is in Den Haag een impulsieve democratie ontstaan, vol onberekenbare reflexen, met veel grote woorden en een afnemend besef dat bestuur meestal draait om de kleine lettertjes.
Dure boeren
Zoals bekend staat BBB inzake stikstof voor ongemakkelijke keuzes, en vrijdag kwam via De Telegraaf een proeve van een plan naar buiten: om 1.800 boeren nabij kwetsbare natuur te helpen is 4 tot 7 miljard euro nodig. Dat zijn dure boeren. Ambtelijk bestaat allang de overtuiging dat BBB alles – álles – doet om de veestapel ongemoeid te laten, dus die verzorgingsstaat voor bedrijven draait nog even door.
De vraag is welke bestuurlijke moraal hieronder ligt. Laatst schreef ik over staatssecretaris Jean Rummenie (Natuur en biodiversiteit, BBB) die een wel héél bijzondere adviseur in de arm nam, hoogleraar Waarschijnlijkheidsleer Ronald Meester (VU), bekend van scherpe kritiek op het coronabeleid, voor een wetenschappelijk assessment van de rol van modellen bij de vaststelling van de staat van de natuur.
Opeenvolgende onderzoeken wijzen uit dat het slecht gaat met de natuur, en het zou BBB natuurlijk goed uitkomen als de hoogleraar concludeert dat dit aan modellen ligt, niet aan de natuur. Maar toen de Kamer de natuur laatst besprak, waren zowel VVD als GL-PvdA kritisch over de opdracht aan Meester, waarna de staatssecretaris benadrukte dat die „formeel” nog niet aan de hoogleraar was gegund.
Feitelijk was dat wel zo, dus deze week vroeg ik het ministerie of het kon bevestigen dat de betreffende hoogleraar de opdracht nu ook formeel heeft. „Het antwoord daarop is ja”, luidde het éénregelige antwoord.
En zo heeft het departement een hoogleraar ingehuurd met fundamentele kritiek op vakgenoten, bijvoorbeeld klimaatwetenschappers. Hij minacht media, en viel eerder op LinkedIn journalisten van het Reformatorisch Dagblad, De Telegraaf, Trouw, de Volkskrant en NRC (dat was ik) aan omdat de „nieuwsgierigheid is verdwenen”. Ook beledigde hij een collega van Rummenie, staatssecretaris Vincent Karremans (Jeugdzorg, VVD): „Begrijpt hij wel wat hij voorleest?”
En je zult zien dat BBB straks zal claimen dat deze man bijdraagt aan beter bestuur.
