Hoe de excuses die Mark Rutte niet wilde, er toch kwamen


Excuses slavernijverleden Al voor de zomer wist het kabinet: we komen met excuses voor het slavernijverleden. Maar niet nu al. Een excuus werd wel voorbereid, en dat werd „een ongecoördineerde bende”.

Premier Mark Rutte op 8 december dit jaar na afloop van een gesprek op het Catshuis over de voorgenomen excuses van het kabinet voor het Nederlandse slavernijverleden.
Premier Mark Rutte op 8 december dit jaar na afloop van een gesprek op het Catshuis over de voorgenomen excuses van het kabinet voor het Nederlandse slavernijverleden.

Foto Remko de Waal/ANP

Mark Rutte wilde het niet. Het was „nogal wat”, zei hij op 12 februari 2021 in Nieuwspoort, als hij over zijn voorgangers in de negentiende eeuw („onze staatslieden”) en over de koning uit die tijd zou zeggen: „Jullie hebben het fout gedaan en daar bied ik mijn excuses voor aan.” Het was dan net, vond hij, alsof hij zichzelf „op een voetstuk” zette en zei dat híj het beter zou hebben gedaan. Het was de Mark Rutte die zich, als het hem uitkomt, graag wat kleiner maakt.

Een jaar eerder had hij wél excuus gemaakt voor de rol van de Nederlandse overheid bij de Jodenvervolging, maar dat kwam, zei Rutte, omdat dat „recenter” was. Bij de slavernij had je het „over 150 jaar.. meer dan 150 jaar geleden”.

Het was net voor de Tweede Kamerverkiezingen van 17 maart 2021. Kon Rutte, vroeg RTL Nieuws, er in de kabinetsformatie misschien anders over gaan denken? Rutte vond het een „als-dan” vraag. De VVD moest eerst maar eens zetels halen.

Het denken van Rutte

In de loop van zijn twaalfjarige premierschap ging het Rutte steeds makkelijker af om van gedachten te veranderen – over de EU, over Zwarte Piet, of dat je je als premier ook weleens moraliserend kunt uitlaten. Hij zegt in zo’n geval dat zijn denken zich „ontwikkeld” heeft.

Wat daarbij helpt, zeggen mensen die hem goed kennen: dat hij met mensen praat die zelf iets hebben meegemaakt. Racisme bijvoorbeeld, door Zwarte Piet. Ook bij de excuses over het slavernijverleden ging dat zo. In juni 2020 was een zwarte vrouw pal voor zijn ministerie op een klapstoeltje in hongerstaking gegaan, tegen racisme en discriminatie. Rutte praatte zo lang met haar dat ze haar staking opgaf en naar huis ging. Ze mocht, had hij haar beloofd, een keer bij hem langskomen.

Er waren mensen van kleur die voor iets anders bij hem in het Torentje kwamen, en met wie Rutte dan uit zichzelf over het slavernijverleden begon. En er was één belangrijk gesprek op Ruttes reis naar Suriname, in september: een vrouw vertelde over mentale problemen van jongeren en hoe die te maken hebben met het slavernijverleden. Dat ze niet wisten waar ze vandaan kwamen, wat hun geschiedenis was.

Het héle koloniale verleden

Sorry zeggen voor fouten ging Rutte de afgelopen jaren steeds makkelijker af. Hij leek te beseffen dat je wel móét, als je zo lang premier bent en dus een „sleepnet” met ook foute beslissingen achter je aan hebt hangen. In januari 2020 maakte Rutte, voor de buitenwereld onverwacht, excuses voor de rol van de overheid bij de Jodenvervolging. Dat was een idee geweest van ChristenUnie-leider Gert-Jan Segers, waar Rutte zelf eerst nog even aan moest wennen. Daarna deed hij het vol overtuiging, en gunde hij Segers de eer.

Excuses van het kabinet kwamen er in november 2021 ook voor de oude Transgenderwet, waar veel mensen onder hadden geleden. En in februari van dit jaar voor het geweld in Indonesië. In de ministerraad merkten collega’s dat Rutte toen leek te vinden: laten we dan meteen ook het héle koloniale verleden doen, en dus ook excuses maken voor de slavernij.

Voor de zomer van dit jaar was in de ministerraad bedacht dat dat zou gaan gebeuren. Maar Keti Koti, het bevrijdingsfeest van de slavernij in Suriname, werd als moment voor de excuses afgekeurd – omdat het dan misschien te veel met Suriname in verband werd gebracht, en dus te weinig met de Caribische eilanden.

Al zou je ook kunnen denken dat het kabinet nog iets goed te maken had op Keti Koti. Het was bij de Surinaamse gemeenschap hard aangekomen dat PvdA’er Lodewijk Asscher in 2013, 150 jaar na de afschaffing van de slavernij, het woord „excuus” krampachtig leek te willen vermijden. Hij was als vicepremier bij Keti Koti en had het „namens de regering” over de „schandvlek” in de geschiedenis waarvoor hij „diepe spijt en berouw” betuigde.

De oma van Weerwinds vader

Toch ging het bij Keti Koti dit jaar wél anders dan het kabinet-Rutte IV eerst had bedacht.

Minister van Justitie en VVD’er Dilan Yesilgöz zou er een toespraak houden. Net voor de zomer werd dat nog eens gezegd in de ministerraad, het stond vast. Maar bij de lunch zaten Yesilgöz en minister voor Rechtsbescherming Franc Weerwind – van Surinaamse afkomst – naast elkaar en daarna zei Yesilgöz in de ministerraad dat zíj toch niet zou gaan. Weerwind, zei ze, had er veel meer gevoel bij dan zij: hij zou gaan. Collega’s hoorden van hem ook zijn eigen verhaal: de oma van zijn vader had nog aan een plantage toebehoord.

Dat het excuus eraan zat te komen, kon je al opmaken uit wat Weerwind in zijn toespraak op Keti Koti zei. Het was toen een jaar geleden dat het ‘Adviescollege Dialooggroep Slavernijverleden’ het kabinet had geadviseerd om met excuus te komen, en Weerwind zei: „Wat gezegd moet worden, moet gezegd. Wat gedaan moet worden, moet gedaan.” Daarom kwam Rutte IV, zei hij, nog vóór het herdenkingsjaar 2023 (160 jaar na de afschaffing van de slavernij) met een reactie op dat advies.

Bij Keti Koti kwamen de excuses dus weer niet. De nabestaanden van de slachtpartij in Srebrenica kregen die in de zomer wél. In 1995 had Nederland met Dutchbat de enclave niet kunnen beschermen, Bosnische Serviërs hadden zo’n achtduizend mannen vermoord.


Lees ook: Sorry is prima, maar het gaat erom hóé je het zegt, vinden Surinaamse Nederlanders

‘Zo lang geleden’

In september 2021 voelt Rutte nog steeds niets voor excuses voor de slavernij. Op de tweede dag van de Algemene Politieke Beschouwingen staat D66’er Rob Jetten bij de interruptiemicrofoon. De kabinetsformatie is al sinds het voorjaar aan de gang en hij is fractievoorzitter, nog geen minister. Jetten begint tegen Rutte over het advies van de Dialooggroep, en zegt dat driekwart van de Nederlanders met een Surinaamse of Antiliaanse afkomst op excuses hoopt. Hoe denkt de minister-president er nu over?

Die heeft erover kunnen nadenken: hij had al gehoord dat Jetten erover zou beginnen. Hij zegt dat hij het „een worsteling” vindt, en een „zoektocht”. „Dat zit ’m in de distance of time, in de passage of time.” Het slavernijverleden noemt hij „verschrikkelijk, maar ook zo lang geleden”.

Jetten houdt vol, hij zegt dat veel onderzoeken aantonen hoe de slavernij en het kolonialisme „doorwerken in sterotyperingen die leiden tot discriminatie en institutioneel racisme”. Sylvana Simons van BIJ1 komt erbij staan. Distance of time? „Als we het hebben over tot slaaf gemaakte mensen hebben we het bijvoorbeeld over de oma van mijn moeder. Dat is helemáál niet lang geleden, we praten nog over haar.”

Ze zegt ook dat ze hoopt dat er „in dit land nooit, maar dan ook nooit een moment komt dat de ene Nederlander tegen de andere Nederlander zegt: ‘Wat nou joh, die Tweede Wereldoorlog. Dat is zo lang geleden.’”

In de grote debatzaal is het heel stil, en Rutte lijkt door Simons woorden geraakt. Hij bedankt haar. „Ik heb stof tot nadenken.”

Als hij het later heeft over mogelijke excuses en zijn eigen veranderde denken daarover, zal hij deze paar minuten van het debat steeds noemen: eerst Jetten, dan Simons.

VVD’er blijft mopperen

Achter de schermen, ook in de formatie, is Jetten dan al een paar keer over de excuses begonnen. Hij vindt dat het past bij het stuk dat hij in de formatie heeft geschreven samen met VVD’er Sophie Hermans, over een ‘inclusieve samenleving’. Van Gert-Jan Segers heeft hij al begrepen dat de ChristenUnie ook graag excuses wil. Pieter Heerma van het CDA heeft D66 al laten weten dat er in zijn fractie over wordt nagedacht. VVD, D66, CDA en ChristenUnie spreken in de maanden erna af dat ze er niets over opschrijven in het coalitieakkoord, en de Kamerleden die nog wat tijd nodig hebben, die tijd gunnen. Uitstel dus, maar afstel is nadrukkelijk niet de bedoeling. Er is in al die maanden ook niemand van de vier partijen, ook niet de VVD, die zegt: laten we het maar niet doen. De voorstanders van excuses gaan ervan uit dat het dus wel zal lukken.

Een jaar later, in augustus 2022, reizen negen Kamerleden naar Suriname, Curacao en Bonaire. Er is geen VVD’er bij en het Kamerlid van die partij dat erover gaat, Pim van Strien, blijft mopperen over plannen die er zijn voor excuses.

Chaos

Dat Rutte IV in het najaar de excuses al aan het voorbereiden is, onder leiding van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, weten dan nog maar heel weinig mensen. Voor minister Franc Weerwind staat een bezoek aan Suriname gepland in december – hij gaat er praten met de reclassering, rechters, de procureur generaal. In november begint het ambtenaren op te vallen dat er voor andere bewindslieden reizen worden gepland naar het Caraïbisch gebied, en net voordat dat nieuws via RTL Nieuws naar buiten komt, krijgt een groepje te horen dat het te maken heeft met de reactie van het kabinet – eindelijk dan toch – op het advies van de Dialooggroep. Het is geheimtaal voor excuses, dat weet elke ambtenaar die erbij betrokken is.

Het kan nauwelijks een verrassing zijn dat het nieuws lekt. Zo gaat het héél vaak in Den Haag. Maar het komt hard aan: bij het ministerie van Binnenlandse Zaken, dat het geheel moet leiden, en bij het hele kabinet. Dat mensen zelfs over zo’n gevoelig onderwerp hun mond niet kunnen houden, vinden bewindslieden en hun naaste medewerkers ongekend. Maar het past wel bij de chaos die de voorbereiding dan allang is geworden.

In de ministerraad valt het de anderen al een tijdje op dat minister van Binnenlandse Zaken Hanke Bruins Slot (CDA), die de leiding heeft, een onzekere indruk maakt als het over de excuus-plannen gaat. Ze wil het liefst dat ze daar steeds met z’n allen beslissingen over nemen. Ze lijkt bang te zijn om fouten te maken, en in Rutte IV denken mensen te zien hoe háár angst effect heeft op haar ambtenaren. Die worden ook onzeker.

Wat meespeelt: het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties gaat formeel over de Caribische eilanden, het ministerie van Buitenlandse Zaken over Suriname – en Buitenlandse Zaken lijkt die verantwoordelijkheid niet uit handen te willen geven. Zonder dat het departement zelf echt meehelpt, minister Wopke Hoekstra lijkt er ook geen enkele bemoeienis mee te willen hebben. In Suriname is tot afgelopen weekend onduidelijk wat er precies moet worden voorbereid, en ook niet waar, of hoe.

Een kranslegging bij het standbeeld van Kwakoe, een monument ter herdenking van de afschaffing van de slavernij, tijdens een protest tegen de aangekondigde excuses van de Nederlandse overheid.
Foto Bart Maat/ANP

Verwarring onder bewindslieden

Tussen het lek over de excuses en de speech op maandag van Rutte zitten bijna zeven weken. Al die tijd wil het kabinet niets bevestigen. Daar zijn belangenorganisaties en politici in Suriname en op de Caribische eilanden geïrriteerd over: waarom mogen zij niet meedenken en meepraten? En zij moeten die excuses wél accepteren?

Maar het is niet alleen de buitenwereld die in verwarring is. Er gaan zeven bewindslieden op reis om een toelichting te geven op Ruttes woorden, maar ze hebben geen idee wat er precies van hen wordt verwacht, of wat er al voor hen is geregeld. Zaaltjes? Publiek? Journalisten? Een live-verbinding met Den Haag en de andere locaties? „Het is”, zegt een betrokkene net voor de speech van Rutte, „een ongecoördineerde bende.”

Op Ruttes ministerie geven ze één ding niet uit handen: de toespraak die Rutte in het Nationaal Archief zal houden. Die tekst komt van Ruttes vaste speechschrijver Jan Walravens, en wordt van alle kanten bekeken en gewogen. Er mag niets meer fout gaan.

In het Nationaal Archief, maandag, begint Mark Rutte ook nog even over zijn eigen aarzeling. „Ik had het mis.”