Na de Maccabi-rellen in Amsterdam ontstond in de media direct een dominant beeld van wat er precies gebeurd zou zijn. Redacteur Mark Lievisse Adriaanse reconstrueerde samen met 14 collega’s de 48 uur rondom deze rellen en ontdekte dat het verhaal een stuk gelaagder is.
Heeft u vragen, suggesties of ideeën over onze journalistiek? Mail dan naar onze ombudsman via [email protected].
In het veenbosgebied in West-Papoea rijden bulldozers af en aan. In razend tempo verdwijnen hier miljoenen bomen om de grond rijp te maken voor de teelt van rijst en suikerriet. De grootschalige ontbossing is nodig voor voedselzekerheid en economische groei, zegt de regering. Critici noemen het ecologische verwoesting.
De economische ambities van Indonesië zijn groot. Deze week werd bekend dat het land zich aansluit bij het internationale verbond dat bekendstaat als BRICS – een overlegorgaan van niet-westerse economieën, zoals Brazilië, Rusland en China.
Sinds de eerste tweeduizend graafmachines uit China naar West-Papoea kwamen – voor 258 miljoen dollar besteld door steenkoolmagnaat Haji Isam – is meer dan een miljoen hectare veenbos ontgraven. Een handvol rijst- en suikerriettycoons, onder wie Isam, ontgint samen met het Indonesische leger 2,3 miljoen hectare veengronden in het gebied. De komende jaren moet nog eens twintig miljoen hectare tropisch bos – een gebied twee keer zo groot als het eiland Java – wijken voor uitbreiding van de plantage-industrie. Dat leger en ook politie worden ingezet bij bescherming en uitvoering van dit voedselproject, is volgens de autoriteiten evident: voedselzekerheid is een kwestie van staatsveiligheid.
In het dorp Wanam, waar de graafmachines het eerst begonnen, is de vis al verdwenen uit het moeras, vertellen bewoners aan journalisten van het onafhankelijke weekblad Tempo. „Eerst werden we opgeschrikt door helikopters, toen kwamen onderzoekers met buisjes de grond testen en nu zijn de graafmachines gearriveerd”, zegt een pastoor. En met de graafmachines kwamen Indonesische troepen. „De militairen jagen de mensen angst aan”, vertelt dorpshoofd Kamilus Kahol uit het naburige Uliuli. Zijn dorpelingen zijn bang dat het lot van Wanam hen binnenkort ook treft.
Het aangewezen gebied van moerasbossen en savanne strekt zich uit over dertien districten, veertig dorpen met samen vijftigduizend bewoners van inheemse bevolkingsgroepen. Ze leven grotendeels van de jacht, voelen zich diep verbonden met het gebied en verzetten zich al maanden tegen de komst van de landbouwconglomeraten. Elke clan is via de geest van voorouders verbonden met specifieke dier- en plantsoorten.
„Het project wordt bruut uitgevoerd, zonder enige afspraak of overeenkomst met de lokale bevolking”, zei Pius Manu, die het woord voert namens de bewoners. Ze protesteerden vorig jaar oktober in Jakarta, gesteund door mensenrechten- en milieuactivisten. De demonstranten hadden zich ingesmeerd met witte klei, een inheemse duiding van verdriet.
Misoogsten en bosbranden
De lokale gemeenschappen vrezen niet alleen verdrijving van hun grond, maar met milieuactivisten voorzien ze ook een ecologische ramp. Door de ontginning van de veenbosgebieden komen op grote schaal broeikasgassen vrij en neemt de biodiversiteit af. Nu nog leven rond de rivier de Fly tachtig endemische vogelsoorten, naast unieke dieren als de De Bruijnpademelon, genoemd naar de Nederlander Cornelis de Bruijn die deze kangoeroeachtige in 1706 tekende.
Landbouwexperts zijn het niet eens over de haalbaarheid van de Indonesische plannen. Critici waarschuwen dat verandering van vegetatie de waterhuishouding van het moerasgebied mogelijk verstoort. Dit kan leiden tot uitdroging, waardoor misoogsten, bosbranden en grondverschuivingen kunnen ontstaan. In Kalimantan zijn hierdoor soortgelijke landbouwprojecten mislukt.
Ondanks beloftes van inspraak en compensatie hebben de protesten tot nu toe niets uitgehaald. Ook is de verplichte milieurapportage niet gemaakt. Inmiddels zijn meer militairen naar het gebied gestuurd. Dorpelingen vrezen door intimidatie te worden verdreven, schrijven Tempo-journalisten die het gebied verschillende keren bezochten.
De toegang tot West-Papoea is voor buitenlandse journalisten en onderzoekers beperkt. Al sinds 1963, toen het een Indonesische provincie werd, zijn er gevechten tussen onafhankelijkheidsbewegingen en het Indonesische leger. Hoewel het gebied rijk is aan grondstoffen, is de bevolking arm. Door achterstelling, discriminatie en repressie blijft zeggenschap over de exploitatie van de rijkdommen doorgaans uit.
Volgens het Indonesische onderzoekscentrum voor recht en economie Celios botst het juridische mandaat van het grootse voedselproject met de speciale status van West-Papoea. De aansturing vanuit Jakarta marginaliseert de regionale machtspositie en schendt lokale voorouderlijke landrechten, stellen juristen van het instituut. Afgelopen november raakte de Awyu-stam land dat deze stam claimt namens de voorouders kwijt aan het conglomeraat Indo Asiana Lestari. Dat wil er op 36.000 hectare palmplantages beginnen. Twee van de drie rechters van het Hooggerechtshof wezen de Aywu-eis af. Volgens de derde was niet aangetoond dat de plantage aan de milieueisen voldeed, maar deze rechter stond daarin alleen. Activisten vrezen dat de uitspraak de toon zet voor volgende landbouwprojecten.
Te weinig eten
Plannen daarvoor zijn er volop. De Indonesische regering maakte vorige week bekend voor de voedselproductie een duizelingwekkende twintig miljoen hectare bos- en veengebied op het oog te hebben voor grootschalige landbouw en palmplantages. Voedselzekerheid is speerpunt in het beleid van president Prabowo Subianto, die in oktober aantrad. Volgens het Wereldvoedselprogramma van de Verenigde Naties is dat noodzakelijk. In Indonesië hebben 23 miljoen mensen te weinig te eten. Een op de vijf kinderen heeft er door ondervoeding een groeiachterstand.
In 2027 wil het land niet meer afhankelijk zijn van voedselimport. Een groot deel van de rijst wordt geïmporteerd, en van die invoer wil president Prabowo af. Sterker, hij wil dat zijn land de regionale ‘voedselschuur’ wordt.
Tegen internationale verdragen in zet Indonesië met zijn landbouwplannen de deur wagenwijd open voor grootschalige ontbossing. Milieuorganisaties, zoals het Indonesische Walhi en Greenpeace, vrezen een ecologische en humanitaire ramp; afname van biodiversiteit, toename van geweldsconflicten, extra CO2-uitstoot en bosbranden die de klimaatverandering versnellen. „Voedselzekerheid klinkt goed, maar dit plan gaat niet om mensen, maar om geld verdienen”, stelt Walhi op zijn website.
Bosbouwexpert Aida Greenbury werkte twintig jaar in Indonesië als duurzaamheidsadviseur. „Ik wist niet wat ik hoorde”, zegt ze aan de telefoon vanuit Sydney. „Het is nota bene de minister van Bosbouw die twintig miljoen hectare bosgebied aanwijst om te kappen voor palmplantages. Ik zie de noodzaak van het opschalen van de voedselproductie, maar dat kan ook duurzaam. Er zijn wetten die landrechten, biodiversiteit en het milieu beschermen. Ik heb niet het idee dat die hier in acht worden genomen. Dit is absurd.”
In de clinch met de EU
Prabowo wil vooral meer palmplantages. Zijn land is nu al goed voor 40 procent van alle palmolie ter wereld. Palmplantages zijn van nationaal strategisch belang, benadrukt de president. Voor binnenlandse voedselvoorziening, maar ook voor werkgelegenheid en economische groei. Hij zet onder meer in op export van biobrandstof, belangrijk in de energietransitie. Indonesië ligt namelijk al jaren in de clinch met de EU over regulering van de palmolie-export, die ontbossing moet tegengaan. Europese voorwaarden voor duurzame productie zijn vorige maand van kracht geworden, zij het dat Indonesisch verzet het land een jaar respijt geeft.
„We moeten niet bang zijn voor ontbossing”, zei de president in zijn toespraak bij de presentatie van de landbouwplannen. „Ook palmbomen hebben bladeren die CO2 opnemen.”
Voor Europa, dat volgens hem onnodig moeilijk doet, had hij een boodschap. Importvoorwaarden? Prima. „Dan verkopen we toch niet aan jullie.”
Dat zal vooral leiden tot chaos in de Europese productie van chocolade, cosmetica en wasmiddelen, aldus Prabowo. „Indonesië redt zich wel.” Kopers genoeg. Zoals de partners in handelsblok BRICS waar Indonesië zich bij aansluit.
Indonesië is met bijna 280 miljoen inwoners de grootste economie van Zuidoost-Azië. Het heeft ambitieuze plannen voor een economische groei van 6 tot 7 procent. Waar westerse handelspartners het laten afweten, zal Indonesië zich richten op landen als China en Rusland.
De aansluiting bij BRICS is overigens geen grote politieke verschuiving: het land handhaaft zijn politiek van neutraliteit, bijvoorbeeld inzake de oorlog in Oekraïne. Indonesië wijst de invasie van Oekraïne af, maar zal niet de relatie met Rusland verbreken.
Meer corruptie
Critici vrezen dat de voedselprojecten tot meer corruptie leiden. Indonesië staat al hoog op internationale corruptieranglijsten. Afgelopen week werd oud-president Joko Widodo door het in Amsterdam gevestigde instituut Organized Crime and Corruption Reporting Project genomineerd als meest corrupte leider van 2024. Het voedselproject in West-Papoea begon in 2023 onder zijn regime, waarbij toenmalig minister van Defensie Prabowo Subianto de coördinatie kreeg. De exploitatie van de akkers wordt daarom uitgevoerd door het leger en een handvol industriëlen, onder wie steenkoolmagnaat Haji Isam.
Deze tycoon, afkomstig uit de provincie Kalimantan, speelde een belangrijke rol bij de verkiezingscampagne van Widodo in 2019 en bij de verkiezing van Prabowo in 2024. In de Indonesische wereld van diensten en wederdiensten, door politicologen geduid als crony capitalism (vriendjeskapitalisme), is het niet ondenkbaar dat Isam in ruil voor zijn campagnebijdragen kan profiteren van grote staatsprojecten.
Isam vergaarde zijn fortuin niet zonder schandalen. Zelf was hij in 2021 betrokken bij omkoping in een belastingzaak. Zijn oom Sahbirin Noor, gouverneur van Zuid-Kalimantan, werd beschuldigd van corruptie, waaronder gesjoemel met vergunningen. Afgelopen november achtte een rechter die beschuldiging onterecht. Een controversieel besluit, aldus de voorzitter van anticorruptiebureau KPK, die stelt dat het bewijs tegen Noor overweldigend is.
Mogelijk had Isam invloed op de uitspraak. Want zijn invloed is de laatste jaren aanzienlijk gegroeid. The Jakarta Post zette onlangs politieke benoemingen rond zijn persoon op een rij: neef Amran Sulaiman is nu minister van Landbouw, Isams zwager Sulaiman Umar is onderminister van Bosbouw. Minister van Transport Dudy Purwagandhi, minister van Publieke Werken Dody Hanggodo en minister van Milieuzaken Hanif Faisol Nurofiq zijn eveneens verbonden met Isam. Purwagandhi en Hanggodo werkten in zijn conglomeraat Johnlin Group en Nurofiq was ambtenaar bij het regionale overheidsdepartement voor Bosbouw in Zuid-Kalimantan, waar Isam veel contact mee had voor zijn mijnbouw- en plantagebedrijven in Kalimantan. Hij had een verdacht snelle carrière naar het ministerie van Bosbouw en Milieu, vermoedelijk vanwege zijn contacten met Isam.
Toen medewerkers van de bescheiden dorpsapotheek Lindehof in Hazerswoude-Dorp in oktober „met tegenzin” voor de eerste keer besloten om te gaan staken, klonk bij veel patiënten dusdanig veel gemor dat apothekersassistent Lisa Pos besloot een brief te schrijven, die ze in stapeltjes in de wachtruimte neerlegde. „Als apothekersassistent werk ik dagelijks met hart en ziel voor onze patiënten”, zo staat in de brief van oktober. „Wij zijn vaak het eerste aanspreekpunt voor mensen die ziek zijn, zorgen hebben of medicijnen nodig hebben. Het is een beroep met veel verantwoordelijkheden, maar ook steeds meer uitdagingen. En toch staan we hier nu, stakend. Waarom? Omdat het zo niet langer kan.”
Sinds september voeren apotheekmedewerkers actie in diverseregio’s, uitmondend in een landelijke staking in november. Recent stond de landelijke kerststaking op de planning, maar die ging niet door. De rechtbank in Utrecht vond dat de apotheken te lang dicht zouden zijn: negen dagen in totaal, want de drie voorgenomen stakingsdagen waren omgeven door weekenden en ook Eerste en Tweede Kerstdag. Een verbod was „dringend noodzakelijk ter bescherming van de volksgezondheid en van kwetsbare mensen in de samenleving”.
Deze donderdag en vrijdag komt de volgende landelijke staking, na die van oktober de tweede nationale staking van apothekersassisenten ooit, er alsnog. Volgens de vakbonden FNV en CNV nemen bijna tweeduizend apotheken deel. Iedere apotheek besluit individueel, zeggen de werkgevers. Sommige zijn alleen ’s middags open. Apotheken in een regionaal cluster besluiten onderling dat er minstens één open blijft. Lindehof in Hazerswoude-Dorp blijft open voor spoedmedicatie.
De vakbonden willen dat apothekers met terugwerkende kracht – vanaf juli vorig jaar – loonsverhogingen doorvoeren voor apothekersassistenten van minstens 6 procent. Ook eisen ze een eindejaarsuitkering van 2 procent, en moeten de lonen dit jaar met de inflatie meestijgen.
De apothekers zeggen dergelijke stijgingen niet te kunnen betalen. Volgens de vakbonden willen werkgevers niet verder gaan dan 2 procent. „Bizar”, vinden onderhandelaars Ralph Smeets (FNV) en Albert Spieseke (CNV). „Ze zien kennelijk nog steeds niet in dat het hun personeel bittere menens is.”
Uitstroom en carrièreswitch
Intussen zijn problemen bij apothekersassistenten onverminderd groot. De cao voor medewerkers van openbare apotheken is de afgelopen jaren aan door inflatie aan flinke erosie onderhevig geweest. Uit een vorig jaar gepubliceerd brancherapport blijkt dat de koopkracht van apotheekmedewerkers sinds 2015 met 8 procent is gedaald.
Er staan honderden vacatures voor apothekersassistenten online
Extra wrang is dat de lonen van collega’s in de ziekenhuizen en bij huisartsen wel flink zijn gestegen. Apothekersassistenten van openbare apotheken stappen over, of kiezen voor een carrièreswitch. Het aantal jonge apotheekmedewerkers dat uitstroomt stijgt flink, terwijl de komende tien jaar een ook al kwart van het verouderde personeelsbestand met pensioen gaat. Er staan honderden vacatures online. Toch voelt staken ongemakkelijk zegt Lisa Pos van Lindehof. „Het is niet mijn bedoeling om mensen niet te helpen, maar blijkbaar moeten we patiënten eerst in de weg zitten om ze later te kunnen helpen.”
Wat is het probleem? De werkgever wijst naar de zorgverzekeraar, die door de overheid is gemandateerd om over tarieven te onderhandelen – en te lage vergoedingen zouden bieden. „Het voelt alsof ik klem zit”, zegt Rinse Bazen, die samen met zijn collega Marrit Wester apotheek Lindehof runt. „Je probeert een leuke werkgever te zijn, maar meer kan ik financieel niet doen. Ik word geacht om dit te fixen. Maar this is it.”
Volgens Ralph Smeets van FNV dragen werkgevers wel degelijk schuld. „Zij zijn zelf verantwoordelijk voor het tekenen van zorgcontracten over de vergoedingen. Die zijn voor 2025 allemaal al getekend, dus ze hadden van tevoren moeten nadenken over de voorwaarden. Werkgevers doen gewoon mee aan een race naar de bodem.”
Contract verplicht
De reden dat die contracten toch ondertekend worden, vertelt Karin Beuning, is dat werkgevers wel moeten. Zij is zelf apotheker en ook voorzitter van de Werkgeversvereniging Zelfstandige Openbare Apotheken (WZOA). „Als ik die contracten weiger te ondertekenen is mijn apotheek binnen een maand failliet.” Dat komt doordat de Autoriteit Consumentenmarkt (ACM) het apothekers verbiedt om gezamenlijk op te trekken in de onderhandelingen over tarieven, licht ze toe. „Ik mag ook niet tegen mijn patiënten zeggen: sorry ik heb geen contract, dien je bonnetje zelf maar in bij de balie. Ik mag me zelfs niet negatief uitlaten over een zorgverzekeraar. Marktwerking klinkt leuk, maar dat is het niet.”
In de wachtruimte van apotheek Lindehof heerst woensdagmiddag wel begrip over de staking. Moeder en dochter (willen niet met naam in de krant) hebben zich erop voorbereid en extra medicijnen ingeslagen. Samantha Siegers, die zelf in het Groene Hart Ziekenhuis in Gouda werkt, vindt het „echt opvallend” dat de lonen voor apothekersassistenten achterblijven. „Als we goed voor onze mensen willen zorgen, moeten we goed voor onze zorgmensen zorgen.” En dat sommige mensen dan wat langer moeten wachten op hun medicijnen? „Tja, dat is dan maar zo.”
Alsof er niets aan de hand is, reizen Dani Olmo en Pau Víctor al sinds de jaarwisseling mee met de selectie van FC Barcelona. Ook woensdagavond in het Saoedische Jeddah, bij het treffen tussen Barcelona en Athletic Club uit Bilbao in de halve finale van de Spaanse supercup, zijn de twee zomeraankopen gewoon aanwezig.
Ze zijn fit en hebben hun voetbalspullen bij zich. Het enige probleem: de twee zijn sinds 1 januari niet meer speelgerechtigd. Doordat Barcelona niet zou voldoen aan het in Spanje geldende salarisplafond, schreven de Spaanse voetbalbond RFEF en competitieleiding La Liga Olmo en Víctor uit van deelname aan de tweede seizoenshelft. Dit tot woede van Barcelona, dat nu alles uit de kast haalt om dat besluit ongedaan te maken.
De voetbalsoap wordt door Spaanse media van uur tot uur gevolgd. De meeste aandacht gaat uit naar Dani Olmo. De 26-jarige aanvallende middenvelder met Catalaanse roots doorliep La Masia, de jeugdopleiding van Barcelona, maar verkaste op jonge leeftijd naar het buitenland. Via Dinamo Zagreb en RB Leipzig speelde Olmo zich in het Spaanse nationale elftal, waarmee hij afgelopen zomer Europees kampioen werd.
In augustus werd Olmo voor 55 miljoen euro uit Leipzig teruggehaald naar Catalonië. De transfersom en het bijbehorende salaris – naar verluidt ruim 9 miljoen euro per seizoen – kwam Barcelona-president Joan Laporta meteen op kritiek te staan. In Spanje geldt immers een ‘financial fair play’-systeem met een salarisplafond. Kon Laporta’s club, die al fors in zijn salarishuis moest snijden, zo’n grootverdiener wel volgens de regels vastleggen?
„Nee”, luidde het oordeel van voetbalbond RFEF en La Liga aanvankelijk. Alleen door een langdurige blessure bij Andreas Christensen kreeg Barcelona bij uitzondering toestemming om Olmo en Víctor voor de eerste seizoenshelft in te schrijven. Belangrijke voorwaarde: uiterlijk op 31 december moest zijn aangetoond dat er genoeg geld was om alsnog aan de regels te voldoen.
Geen plan
Dani Olmo ontpopte zich tot vaste waarde in het elftal van de Duitse trainer Hansi Flick, met zes goals en een assist in 15 wedstrijden. Maar terwijl de deadline van Oudejaarsdag naderde, kwam er vanuit Barcelona geen financieel plan waarmee Olmo en Víctor voor de tweede seizoenshelft speelgerechtdigd konden worden. Te elfder ure presenteerde de club een oplossing: het wilde 470 VIP-stoelen in het nieuwe stadion voor een periode van dertig jaar verkopen aan vermogende partijen in de Golfstaten.
Maar omdat Barcelona de verkooppapieren van de VIP-stoelen pas op 3 januari kon aanleveren, waren de bond en La Liga onverbiddelijk: Barcelona voldeed, maar was drie dagen te laat. Olmo en Víctor waren intussen al uitgeschreven. Barcelona verzette zich de afgelopen dagen hevig tegen dit besluit. Zo vroeg de club dinsdag aan de Hoge Sportraad (CSD), een autonoom onderdeel binnen het Spaanse ministerie van Sport, of het de spelers niet tijdelijk mag inschrijven.
De situatie leek kansloos, maar door een onverwachte wending gloort er nu toch hoop voor de Catalanen: het CSD oordeelde woensdagavond dat de twee hangende een uitgebreidere procedure op een voorlopige inschrijving mogen meedoen – al kwam de wedstrijd van woensdag in Jeddah te vroeg.
Van Unicef naar Spotify
De situatie met Olmo en Víctor is exemplarisch voor het financiële beleid onder Barcelona-president Joan Laporta. „Hij is een zeer charmante man. Een optimist, een echte verkoper”, aldus journalist Simon Kuper, die woont en werkt in Barcelona en Laporta sprak voor het boek Het Imperium dat hij over de club schreef. „Hij draagt in alles uit: ‘het komt goed, vertrouw mij, ik regel het’. Maar wat hij niet heeft, is een langetermijnvisie voor zijn plannen.”
Waar Kuper op doelt is het hoge tempo waarmee het ‘merk’ Barcelona in de etalage is gezet door Laporta en zijn voorgangers. In zijn eerste periode als president (2003-2010) bereidde Laporta de conservatieve achterban in Barcelona voor op het ondenkbare: een shirtsponsor. Dat begon nog symbolisch met het Unicef-logo, maar inmiddels prijkt muziekstreamingsplatform Spotify op het blauw-rode shirt. Ook gaat het verbouwde stadion, zodra dat volgend jaar opent, het Spotify Camp Nou heten.
Daarnaast steunt Laporta het omstreden idee om een eigen megacompetitie te beginnen. Met deze Super League zou een handvol Europese topclubs miljarden kunnen opstrijken.
Meermaals nam Laporta de afgelopen jaren een hypotheek op toekomstige successen van de club. Zo telde een Amerikaanse investeerder in 2022 zo’n 665 miljoen euro neer om de komende 25 jaar een kwart van de tv-opbrengsten van Barcelona te verkrijgen.
Toenemende druk
Door beleid waarmee toekomstige winst nu alvast wordt verzilverd, werden de afgelopen jaren topspelers als Robert Lewandowski, Raphinha en Dani Olmo aangetrokken. Maar over twintig jaar, als deze spelers al lang niet meer op het hoogste niveau actief zijn, ondervindt het bestuur van Barcelona nog altijd de gevolgen van Laporta’s besluiten.
De zaak-Olmo is daarbij de druppel voor veel leden van Barcelona, dat als vereniging bestuurd wordt. Hun woede richt zich nu op Laporta. Want waren de waarschuwingen aan het begin van het seizoen niet duidelijk? Waarom heeft de president niet eerder ingegrepen? Meerdere ledencollectieven dreigden deze week met een motie van wantrouwen.
Binnen niet al te lang moet duidelijk worden of Pau Víctor en Dani Olmo het seizoen definitief mogen afmaken. Ook voor de spelers zelf staat er veel op het spel. Als Olmo straks niet mag meespelen, zou hij volgens een clausule in zijn contract transfervrij mogen vertrekken. Dit zou een financiële strop van tientallen miljoenen betekenen voor Barcelona.