N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
(1940-2023) Oud-hoboïst en dirigent Werner Herbers (82) bleef tot op zijn sterfbed een onvermoeibaar onderzoeker, die vergeten componisten uit het Interbellum herontdekte en een plek in de muziekgeschiedenis gaf.
Hoboïst en dirigent Werner Herbers is maandagochtend overleden. Dat bevestigt familie van Herbers aan NRC. Herbers was al een tijd ziek.
Zo’n zestig jaar lang gaf hoboïst, dirigent en onderzoeker Werner Herbers kleur aan de muziekwereld, in onder meer het Nederlands Blazers Ensemble (1960-1988), het Concertgebouworkest (1970-2005) en de Ebony Band (1990-2023). „Hij was een zoeker die risico’s durfde te nemen”, zag oud-hoboïst en dirigent Ali Groen. „Het betekende dat er wel eens iets kon mislukken, maar zijn spel was altijd avontuurlijk en als het goed ging – en dat was meestal – dan bracht Werner je op wonderbaarlijke plekken.”
Herbers werd geboren aan het begin van de oorlog in Bilthoven, als zoon van twee politieke vluchtelingen uit Duitsland. Zijn vader gaf les aan de Werkplaats Kindergemeenschap, een school voor basis- en middelbaar onderwijs, opgericht door pacifist Kees Boeke met veel ruimte voor creativiteit en vooral muziek.
Toen zijn vader hem op zijn dertiende meenam naar Mozarts Hoboconcert met Jaap Stotijn als solist wilde hij niets anders meer dan op dat instrument spelen. Hij ging studeren op het Amsterdams Conservatorium bij zoon Haakon Stotijn. In zijn laatste dagen haalde Herbers met voormalig vakgenoot Han de Vries – beiden speelden in het Concertgebouworkest – nog herinneringen op aan de leraar, die eigenlijk geen les kon geven, concludeerden ze.
„Werner had een mooie en volle toon”, zegt De Vries. „Zoals alle hoboïsten was hij altijd bezig een eigen klankideaal te zoeken.” Herbers zei daarover: „Het zelf snijden van de mondstukken, de rieten, maakt de klank van het instrument heel persoonlijk. Dat heeft me mijn leven lang geboeid.”
In 1990 richtte jazz-fanaat Herbers de Ebony Band op om componisten uit de jaren twintig en dertig – door de nazi’s verketterd en na de oorlog vergeten – hun verdiende plek in de muziekgeschiedenis te geven. En ook daarin vond hij veel wonderbaarlijks. Hij legde een archief aan met meer dan zeshonderd stukken van zo’n honderdvijftig componisten, een schat die nu door het Nationaal Muziek Instituut in Den Haag wordt gekoesterd. En hij bracht veel ervan tot klinken op bijna twintig albums met de Ebony Band. Het werd een levenswerk waar hij tot op zijn sterfbed mee bezig was.