Historische hiaten in vernieuwde Nederlands Indië-tentoonstelling Museum Bronbeek

Het Museum Bronbeek bij Arnhem heeft een verjongingskuur ondergaan. Het is gevestigd in een landhuis dat sinds het midden van de negentiende eeuw in gebruik is bij het ministerie van Defensie als ‘rusthuis’ voor veteranen. Speciaal militairen die gediend hebben bij het Koninklijk Nederlands Indisch Leger (KNIL). Nog altijd wonen er veteranen. En nog altijd hangt er bij de entree in het ‘Café Batavia’ een typisch tempo doeloe-sfeertje van Indisch terugverlangen naar ‘die goeie ouwe tijd’.

De vernieuwde expositie, maandag 19 augustus geopend door minister Ruben Brekelmans (Defensie, VVD), wordt voorafgegaan door een introductiefilmpje met de verbazingwekkende titel De koloniale val, die de indruk wekt dat Nederland er destijds ingerommeld is, in die kolonie. De voice-over bij het filmpje zegt dan wel dat „we die val zelf gezet hadden”, maar dat maakt de verwarring alleen maar groter. Er is ook geen catalogus die opheldering geeft.

Dan maar kijken wat er te zien is op deze expositie. Die is opgedeeld in zes zaaltjes, gewijd aan bestuur, veroveren, samenleven, vrijheidsstrijd, oorlog en verwerking. Meest indrukwekkend is het vijfde zaaltje, ‘Oorlog voeren en onderhandelen’, met aan de wanden 360 graden-projectieschermen. Daarop zijn doorlopend beelden te zien van de Indonesische vrijheidsstrijd (1945-1950). Doden, veel doden op een stapel, doden tussen puin. Kleurenfilm van Nederlandse militairen in slowmotion lopend voor de rode vlammen van een brandende kampong. Indonesiërs gehurkt, gebonden, de ogen al dood. Dertig jaar voor Vietnamfilm Apocalypse Now (Francis Ford Coppola, 1979), dezelfde waanzin. De expositie laat slechts een tipje zien van het „structureel extreem geweld” van Nederlandse zijde. Maar eigenlijk is dat ook wel genoeg.

De andere zalen zijn minder spectaculair, en bovendien volgepropt met voorwerpen: vooral wapens, wapens, wapens. Die ijzerwinkel is de erfenis van Bronbeek, opgericht als rusthuis voor koloniale soldaten die hun meegebrachte trofeeën uitstalden.

Slavernij

De conservatoren hebben heus hun best gedaan er een bijdetijdse tentoonstelling van de maken. Met interactieve displays, met aandacht voor niet alleen de kolonisatoren maar ook voor de gekoloniseerden. Het woord racisme valt, slavernij, zelfs. Maar dat laatste wordt niet gethematiseerd. Dat is een misser.

Er zijn colleges op kleine schermen over de economische geschiedenis door de Indonesische historicus Agus Suwigno, en over de staatkundige geschiedenis door de best ingevoerde Nederlandse historicus op dat terrein, Henk Schulte Nordholt.

Maar toch is het moeizaam. Zo is er wel een college over de Nederlanders en Indische Nederlanders die door Japan in kampen werden opgesloten, maar is er niet of nauwelijks aandacht voor de zware ontberingen die de rest van de Indonesische bevolking moest ondergaan tijdens de Japanse bezetting (1942-1945).

De vernieuwde vaste tentoonstelling van Museum Bronbeek
Foto Rob ter Bekke

De tentoonstelling roept meer vragen op: bijvoorbeeld waarom hangt er van generaal De Kock, die in 1830 de Java-oorlog beslechtte, een groot geschilderd portret, en komt zijn minstens zo belangrijke tegenstander, de Javaanse prins Diponegoro, er vanaf met een kleine reproductie van een schetsje? Waarom wordt niet duidelijker gemaakt dat de Indonesiërs in al die oorlogen sinds 1816 met het KNIL wat bewapening betreft niet konden tippen aan het moderne westerse wapenarsenaal? Waarom is er zoveel aandacht voor succesvolle KNIL-veldtochten tegen slecht bewapende Indonesiërs en zo weinig ruimte voor de snelle nederlaag die het koloniale leger leed tegen Japan? Of: waarom is er niet meer aandacht voor de geopolitieke context waarbinnen de Indonesische vrijheidsstrijd zich afspeelde?

Onderbelicht

Het zaaltje over de Indonesische onafhankelijkheidsstrijd heeft de samenstellers kennelijk de meeste moeite gekost. Zo worden de Indonesische hoofdrolspelers Soekarno en Hatta weer onderbelicht. Hatta, de intellectuele architect van de Indonesische staat, wordt weggezet in een kleine display, met wat zwart-witfoto’s en drie vlinders die hij gevangen zou hebben. Via de koptelefoon wordt foutief gemeld dat hij twee jaar gevangen heeft gezeten in Nederland.

In de vitrine van Soekarno staat een bord met daarop een hamer en sikkel en de tekst: „Proletariërs aller landen verenigt u”. Alsof Soekarno – die zeker geen propaganda in het Nederlands maakte – een communist was. De Indonesische president was in deze periode echter als nationalist samen met Hatta in een felle strijd tégen de Indonesische communistische partij gewikkeld. Deze vertekening van de geschiedenis verdient eigenlijk rectificatie.

Aan de proclamatie van de Indonesische onafhankelijkheid, 17 augustus 1945 en aan de soevereiniteitsoverdracht 27 december 1949 wordt slechts terloops aandacht gegeven. Terwijl het een kwestie is die nog altijd niet is beslecht: Nederland weigert nog steeds Indonesische onafhankelijkheidsdatum de jure te erkennen.

Amateuristisch

Alles bij elkaar maakt de tentoonstelling een goed bedoelde, hier en daar slordige, maar vooral amateuristische indruk. Juist educatie over dit stuk geschiedenis, waar Defensie volgens de website van Bronbeek belang aan hecht, zou beter verdienen. Al was het maar met een catalogus. Maar misschien is het nog beter juist de militaire en koloniale geschiedenis van Indonesië niet onder verantwoordelijkheid van het ministerie van Defensie tentoon te stellen. Het enige voordeel daarvan is dat de Tweede Kamer er nu vragen over kan stellen.