N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Heulen met de Hongaren: kent u die uitdrukking? Hongarije is de nieuwe stek van conservatief-rechts. Het wemelt in Boedapest van de conservatieve intellectuelen, die vanuit heel de westerse wereld zijn aangerukt. Oud-Thatcher-adviseur John O’Sullivan, christelijk auteur Rod Dreher (die zoals NRC optekende het „zieke Amerika” is ontvlucht), socioloog en voormalig trotskist Frank Furedi, de in Portland weggepeste ‘anti-woke’ filosoof Peter Boghossian: u komt ze in de Habsburgse stad in het wild tegen. Daarnaast zijn er de ingevlogen gastsprekers – honderden op jaarbasis.
Er is opvang geregeld. De Hongarijegangers worden ingezet in het Mathias Corvinus Collegium, dat extracurriculair onderwijs voor scholieren en studenten verzorgt, en in denktanks zoals het Deutsch-Ungarisches Institut en het Brits-georiënteerde Danube Institute. Jordan Peterson en andere bekendheden gaan op audiëntie bij premier Viktor Orbán en zijn adviseur politieke zaken Balázs Orbán (geen familie). Eenvoudigere zielen worden ontvangen in een van Boedapests drie Roger Scruton-themacafés, opgericht ter ere van de conservatieve Britse filosoof van de schoonheid en het thuisvoelen.
Ik vond zelf dat ik op deze plaats delict niet mocht ontbreken. Aan het Danube Institute werk ik nu aan een boek over China. Avonturiers zoals ik raken hier verzeild omdat Boedapest op intellectueel vlak is uitgegroeid tot Europa’s piratenbaai. Hier zetelt het verzet tegen alles dat in de culturele machtscentra van West-Europa als goed geldt, van progressieve gelijkheidsidealen tot de transnationalisering van het recht.
Dat verzet is romantisch, nostalgisch, counter-cultural. Zoals de hippies hun haar lieten groeien en naar India afreisden, zo dwalen wij door de oude straten van Pest en Boeda, op zoek naar het Europa en de koffiehuiscultuur van weleer. Rebellen, dromers, piraten en pierewaaiers: tezamen afgedwaald van de heersende ideologie, tegen een achtergrond van majestueuze Jugendstil uit Europa’s glorietijd, in een tragische, ooit Joods-Duitse stad, die, net als de Europese beschaving, de twintigste eeuw nooit meer te boven gekomen is.
Politieke alliantie
Er is een politiek project. Balázs Orbán, rechterhand van de premier en bestuursvoorzitter van het Mathias Corvinus Collegium, is de schakel tussen de regering en de conservatieve intelligentsia. Hij bouwt een alliantie: „Het smeden van een conservatieve politiek-intellectuele samenwerking is voor ons van strategisch belang”, schreef hij op Twitter. De Hongaarse regering zoekt de intellectuele slagkracht om zich staande te houden binnen een westerse wereld waarin de leidende culturele, journalistieke en geesteswetenschappelijke instituten in handen zijn van progressieve ideologieën.
Dat is althans de duiding vanuit rechts-conservatieve hoek. Bij politieke kwesties is er altijd een andere duiding – in dit geval wat u in de kranten over Hongarije leest. Onder de Fidesz-regering zou het land een regenteske draai hebben gemaakt. Het Europarlement verkondigde in september dat Hongarije, in tegenstelling tot de EU en andere EU-lidstaten, geen pure democratie meer is, maar een „hybride regime”. En een berg rapporten ondersteunt die conclusie, vaak met verwijzing naar Hongarijes gedaalde score in internationale democratie-indexen.
Waarom laten zo veel conservatieven zich niet afschrikken door die negatieve rapporten, scores en berichtgeving? Omdat het cultuuroorlog is. En het wezen van deze cultuuroorlog is rechts wantrouwen richting linksleunende kennisinstituten. De Hongarijeganger gelooft dat het negatieve beeld van Hongarije wordt ingegeven door ideologische vijandigheid. Is men niet gewoon pissig op premier Orbán vanwege zijn standpunten over migratie, energiesancties en de federalisering van de EU?
In het dominante liberale wereldbeeld is ieder conservatisme op subtiele wijze de sjaak
Het underdog-gevoel verbroedert. Conservatieve intellectuelen, die zich door westerse kennisinstituten gediscrimineerd voelen, herkennen zich in Hongarijes verzet tegen de Brusselse en West-Europese Goliath. Ook is er bewondering voor Viktor Orbán, die de Sovjets in 1989 vertelde dat ze moesten opdonderen en anno 2023 nog steeds een heerlijke dwarsligger is.
Met de Boedapestse underdog-alliantie wordt de culture war – ooit uitgeroepen op Fox News – intra-Europese geopolitiek. Het front, dat eerst alleen door de binnenlandse politiek van westerse landen trok, streept nu ook over de kaart van Centraal-Europa.
Het is moeilijk om objectieve kennis op te doen over deze breuklijn, omdat die kennis zelf de inzet van de strijd is. Wie heerst in het domein der duidingen, beheerst het vermogen om kennis (inclusief kennis over goed en slecht) te produceren, te verfijnen en van gezag te voorzien.
Lees ook: Dit wervelende boek is onmisbaar voor wie wil begrijpen wat Viktor Orbán bezielt
Scoren op democratie-index
Mijn lievelingsvoorbeeld van de progressief-westelijke duidingskracht zijn de democratie-indexen waarin Hongarije kwakkelt. Deze indexen, die worden uitgeven door chique instituten zoals het Zweedse V-Dem en het Britse weekblad The Economist, baseren zich op enquêtes onder landexperts. Deze experts becijferen hun land op mediavrijheid, rechtsstaat en kiesprocessen. De onderzoekers tellen en wegen vervolgens al die deelcijfers en geven ieder land zo een jaarlijks eindcijfer: de democratiescore. En daar maken ze weer een kaart van, waarop de goede landen groen of blauw kleuren en de slechte, ‘autoritaire’ landen rood en dieprood. Ten slotte bereiken deze kaarten en eindscores het publiek als nieuwsfeiten.
Oogt allemaal objectief, maar in de onderliggende criteria en subcriteria schuilen ideologisch gekleurde aannamen over wat een goede democratie is. Zo nemen de meer dan 450 indicatoren van V-Dem, dat verbonden is aan de Universiteit van Gotenburg, ook specifieke voorstellingen van vrouwenemancipatie en klimaatbeleid mee. Autoritarisme-onderzoeker Julian Waller van de George Washington Universiteit drijft daar de spot mee: volgens hem komt V-Dems democratiescore neer op „hoeveel houden de Zweedse sociaal-democraten en groenen van uw land”. De onderzoekers verheffen hun politieke voorkeur tot de definitie van democratie. Ze trekken een cirkel om zichzelf heen en zeggen: hoe verder je van deze cirkel afstaat, hoe autoritairder je bent.
Een meesterlijk mechanisme – en nochtans geen slechte wetenschap, want de data worden in de appendix keurig uitgesplitst naar subcategorie. Zo kunnen die data door iedereen worden ingezien en gebruikt, onafhankelijk van politieke kleur. Maar het onderzoek is ook politiek, in de zin dat het een ideologische inbedding heeft, zoals gebruikelijk is voor wetenschappelijke kennis over maatschappij en cultuur. De data – de feiten – zijn geordend aan de hand van categorieën die zijn ingebed in theorieën, die weer impliciet zijn ingebed in bredere ideologieën en wereldbeelden. Hier is dat een wereldbeeld waarin je niet op een positieve wijze kunt afwijken van progressieve en liberale normen. Afwijking maakt je automatisch autoritairder. En zo is ieder conservatisme op subtiele wijze de sjaak.
Liberale universiteit verbannen
Subtiel is het toverwoord, want duidingskracht is ook een vorm van verfijning: het vermogen om een subtiele, intellectuele invloed uit te oefenen. Hongarijes underdogpositie zorgt er niet alleen voor dat het land te negatief afgebeeld wordt, maar uit zich er ook in dat het soms lomp ageert – dat het precies de lompe acties uithaalt waar invloedrijke westelijke instituten hun autoritarismelabel op plakken.
Zo verbande de Fidesz-regering de Centraal-Europese Universiteit (CEU) in 2018 uit Hongarije. CEU ontstond uit het liberale missiewerk van zijn oprichter en financier, de investeerder George Soros. De universiteit – rijk, prestigieus en hoogwaardig – had een enorm gewicht in Hongarijes kennislandschap, dat op de liberale oppositie afstraalde. De regering had niet de materiële en immateriële middelen om daar verfijnd mee om te gaan of er iets tegenover te zetten, en trok vergunningen in.
Omdat niemand je verfijning, kwaliteit of duidingsvermogens cadeau kan doen, zullen conservatieve underdogs aan de bak moeten. Ze moeten hun eigen kennisproductie optuigen. Daarvoor dienen al die intellectuelen in Boedapest. De Fidesz-regering begon – na het CEU-debacle – in conservatieve geesteswetenschappelijke onderwijs- en onderzoeksinstituten te investeren.
Dat laatste is positief én een beproefde methode. Achter grote investeringen in geesteswetenschap zit altijd een politiek of politiek-religieus motief: een staat, natie, kerk of beweging die zich intellectueel op de kaart wil zetten. De moderne geesteswetenschappen, die in het begin van de negentiende eeuw op Duitse universiteiten uit de grond gestampt werden, moesten de Duitse natie bevrijden van de Franse cultuurmacht – een macht die Franse ideeën universeel deed lijken en alle Duitse dingen achterlijk.
Lees ook: Hoe Hongarije de universiteit van Soros wegpestte
Impuls voor Europa’s intellectuele leven
Maar zodra de wil en het geld er zijn, begint het werk pas echt. Vanuit een politiek motief moet er opgewerkt worden naar wetenschap en filosofie. Dat is heel andere koek dan politieke meningen papegaaien in collegezaaltjes, waar ook de geldschieter weinig aan heeft. Vereist zijn inhoudelijke kwaliteit, en creatie. Er dient te worden geuit, geordend en gecreëerd via het medium van theorieën. Theorieën tekenen de wereld. Ze openen verbeeldingsruimtes; ruimtes van denken en zijn, die je verleiden en opslokken; maar de geest ook een thuis bieden, een uitvalsbasis van waaruit de wereld zich laat herontdekken.
Alles staat of valt met theoretici die zich verliezen in het interpretatieproces, in de creërende zoektocht naar waarheid, de scheppingsreis. Het doel moet niet zijn om rechtse meningen te onderbouwen of rechtse onderwerpen te onderzoeken, maar om verbeeldingswerelden te openen, analoog aan de manier waarop democratie-indices een democratie-autoritarisme spectrum tot werkelijkheid brengen. Conservatieven zijn nog te veel contrair binnen de bestaande kennisorde, zonder de horizon opnieuw te tekenen.
Ach, de kennisproductie in Boedapests piratenbaai is nog pril, maar een kans voor Europa. Want zonder inhoudelijk sterke uitdager zijn cultuuroorlogen de verdomming pur sang – een opsluiting in een klein eigen gelijk. Maar als we de cultuuroorlog wederzijds sublimeren, op ideeën richten, dan kan hij een creatieve impuls geven aan Europa’s intellectuele leven. Spanning tussen tegengestelde ideeën en idealen spant de boog van het geestesleven. Denken beweegt zich tussen hoge- en lagedrukgebieden. Daarom stormt een goede cultuuroorlog door de ziel. Hij creëert verwarring – chaos – rond waar en onwaar, goed en slecht.
Zoals Nietzsches Zarathoestra zei: „Je moet nog steeds chaos in je hebben om een dansende ster te baren. Ik zeg jullie: jullie hebben nog steeds chaos in je.”