N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Column Hassnae Bouazza
Een jonge tiener was ik, toen ik de moed had verzameld om naar een bekende winkelketen te bellen voor een bijbaantje. De meneer aan de andere kant van de lijn was vriendelijk, er was plek en ik mocht langskomen.
Ik fietste opgewekt de vijf kilometer naar het centrum en glunderde onderweg. Hoe leuk zou het zijn als straks mijn moeder bij mij zou afrekenen. Toen ik was aangekomen, keek een grijze man me verbaasd aan door zijn brillenglazen. Het duurde een paar seconden voordat hij begreep wie ik was.
„Daphne?” Mijn accentloze Nederlands had mijn achtergrond verhuld, de telefoon mijn naam verbasterd, maar nu stond ik daar in mijn volle Marokkaanse glorie en begon hij te stamelen. Er was opeens geen plek meer. „Je bent ook wel erg klein, hè”, voegde hij nog toe terwijl ik afdroop. Te klein om in een winkel te werken.
Bij een andere gelegenheid zag ik een kaartje op het raam van een snoepwinkel. Ze zochten hulp voor in de weekenden. Ik voelde me gesteund door de vriendin die erbij was, liep naar binnen en kreeg te horen dat ze iemand voor vijf dagen wilden.
Het geniepige aan discriminatie en racisme is dat je meestal niet hard kunt maken dat je anders wordt behandeld vanwege je achtergrond. Tenzij iemand ongegeneerd zegt „ik wil geen Marokkaan”, zoals uitzendbureaus geregeld van opdrachtgevers te horen kregen toen ik daar als student was ingeschreven. Ze vertelden het me uit verontwaardiging en omdat ze vonden dat ik het moest weten.
Afwijzing en ongefundeerd wantrouwen nestelen zich in je. Het worden metgezellen, fluisterende duivels die je waarschuwen voor teleurstelling en die je schichtig maken, hoe onschuldig je ook bent en hoe vaak je het ook meemaakt.
Het went niet om naast mijn witte geliefde te lopen en er door de marechaussee steevast uitgepikt te worden voor controle. Wanneer hij dan ostentatief roept „dat is omdat je Marokkaan bent”, geniet ik van het ongemak dat ontstaat. Ik ongemakkelijk, dan jullie ook maar. En altijd is er de innerlijke paniek: straks vinden ze iets dat niet van mij is, zoals in films gebeurt. Je fantasie slaat op hol, ook al weet je rationeel dat je niks verkeerd hebt gedaan.
Huidskleur als voorspeller van gedrag hoort bij het grofvuil
Dat is wat etnisch profileren aanricht. Het zaait twijfel die groter en groter wordt tot onbeheersbare proporties. Als je niks te verbergen hebt, hoef je je ook geen zorgen te maken, klinkt het betweterig aan wal, maar dat is niet hoe het werkt. Terwijl je ondervraagd wordt en kalm antwoord geeft, slaan je gedachten op hol: ‘kom ik wel ontspannen over’, ‘niet afdwalen’, ‘wat als hij me niet gelooft’, ‘vriendelijk glimlachen’.
En dan heb ik geluk met mijn Nederlandse paspoort. Een Filippijnse au pair zag ik op Schiphol, en plein public, eens vernederd worden door zo’n bokito in uniform. Haar papieren waren in orde, toch vond hij het nodig haar aan een treiterig verhoor te onderwerpen en haar antwoorden belachelijk te maken.
Een Libanese oma trof het evenmin. Midden in de nacht ondervroeg de marechaussee haar, ondanks haar geldige visum voor familiebezoek. Dat ze geen Frans of Engels sprak, boeide hen niet.
In het nieuws over etnisch profileren, wordt dit sadistische aspect vergeten. De vernedering van mensen die nergens van verdacht worden. Iedere biculturele Nederlander van niet-westerse afkomst weet hoe moeilijk het is om een visum te krijgen voor familie. Mensen die het lukt, zouden feestelijk verwelkomd moeten worden.
Het mag niet meer van de rechter, etnisch profileren bij grenscontroles, dat is een belangrijke overwinning. Maar mensen op basis van afkomst afwijzen voor een baan mag ook niet, en toch houden de problemen in de praktijk aan. Rapport na rapport verschijnt er met iedere keer dezelfde verontwaardigde reacties, maar het wantrouwen blijft.
Je kunt wetten veranderen – en het is belangrijk dát ze veranderen en iedereen gelijk behandelen – maar daarna is een daadwerkelijke mentaliteitsverandering nodig. En die druk je niet makkelijk door in een land waar de politiek zwaar leunt op stigmatisering van bevolkingsgroepen.
De marechaussee denkt na over ‘welke consequenties dit heeft voor ons werk, nu en in de toekomst’. Het is verontrustend dat ze niet eens ontkennen dat ze etnisch profileren. Huidskleur als voorspeller van gedrag of criminaliteit hoort bij het grofvuil. Op dezelfde hoop waar het giftige schedelmeten ook ligt.
De marechaussee mag voortaan haar vooringenomenheid thuislaten en biculturele Nederlanders en niet-westerse bezoekers vriendelijk behandelen. Bestel maar vast een rode loper.