N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Reportage
Zorgvervoer Nederland De lonen zijn te laag, wachttijden worden niet uitbetaald, zeggen stakers in het leerling- en zorgvervoer. Maar niet iedereen staakt mee.
Met speels gemak duwt zorgtaxichauffeur Tim Sijtsma een brancard richting zijn busje. „Heeft u daar hulp bij nodig”, vraagt een mevrouw nog. Maar nee, Sijtsma heeft het feloranje gevaarte, met daarop liggend een kale man, al behendig op het liftje van zijn bus gerold. In tegenstelling tot een aantal van zijn collega’s werkt Sijtsma vandaag: terwijl zij staken voor een betere cao, vervoert hij meneer Van Roode van het Haarlemse Spaarne Gasthuis naar diens woonzorgcentrum in IJmuiden.
Aan die staking, waartoe vakbond FNV vrijdag en zaterdag opriep, deden naar schatting zeshonderd chauffeurs mee uit het leerlingen- en zorgvervoer: een sector waarin zo’n 22.000 mensen werken. Volgens de werknemersorganisatie liggen de lonen er laag, worden ziektedagen en wachttijden niet uitbetaald en wordt bij rituitval vaak gekort op het loon van de chauffeur. Vandaar dat de vakbond opriep het werk twee dagen neer te legen.
De kans dat de actie iets verandert is klein, erkent chauffeur en FNV-kaderlid Eric Pool. Werkgeversorganisatie KNV sloot eerder dit jaar namelijk al een cao-akkoord met vakbond CNV, waarin voor dit jaar 8 procent loonsverhoging is afgesproken en nog eens 4 procent vanaf 2024. „Maar dat is te laag als je kijkt naar de huidige inflatie”, zegt Pool. „Bovendien zijn de regelingen rond het ziekteverzuim nauwelijks verbeterd.” Hij verwacht dat het akkoord eind maart algemeen verbindend wordt verklaard. „Maar zover is het nog niet. En dus hebben we nog steeds een kans om met deze staking een signaal af te geven.”
Verlaten kantine
In de kantine van het Amsterdamse vakbondshuis zit hij daarom klaar met zijn telefoon. Daarop houdt hij bij wie zich bij de staking aansluit. Vroeger kwamen vakbondsleden een handtekening zetten om aan te geven dat ze mee hadden gedaan, nu scant hij een voor een hun QR-code in een app. Aan de muur naast hem hangen foto’s van vakbondsuccessen: een spandoek boven een viaduct, een afgeladen Dam. De mensenmassa op de foto staat in schril contrast met de bijna verlaten kantine. Toch klinkt Pool strijdvaardig.
„Wij rijden kinderen met bijvoorbeeld autisme, ADHD of in een rolstoel van en naar hun school. We vervoeren ouderen die slecht ter been zijn. We brengen mensen met dementie naar hun dagbesteding. Fysiek kan dat zwaar werk zijn, maar vooral mentaal is het pittig.” De deadlines voor het ophalen en afzetten van cliënten zijn strak, zegt Pool. „Soms moet je binnen een half uur op drie verschillende plekken iemand oppikken. Tegelijk wil je juist de tijd kunnen nemen om deze mensen te begeleiden: rustig de gordel bij ze omdoen, ze helpen met hun jas.”
Lees ook: Veel verschillen bij de stakingen, maar ‘werkdruk’ speelt overal mee
Collega-chauffeur Zeno Honing laat hem ondertussen een mail zien van KNV. „Hier kan ik echt kwaad van worden”, zegt Pool. „Ze spelen zo in op je gevoel. Wij zouden onze cliënten, een heel kwetsbare groep, in de steek laten door te staken.” Pool denkt aan één van zijn vaste passagiers, een vrouw van 23, volledig rolstoelafhankelijk, die hij elke dag naar haar werk brengt. „Het was best een lastige keuze om haar twee dagen niet te vervoeren. Ook omdat ik hoorde dat haar ouders geen alternatief geregeld kregen.” Maar hij is „een echte vakbondsman”, dan hoort dit soort dingen erbij.
„Veertig procent van mijn collega’s staan met hun rug tegen de muur, die kunnen het leven gewoon niet meer betalen”, zegt Pool. „Wij staken zelden, juist om de cliënten te ontzien. Dat geeft wel aan hoe serieus de situatie nu is. En sommige bazen laten hun werknemers gewoon in de steek.” Zijn lip trilt van woede.
Coma
Zorgchauffeur Tim Sijtsma voelt niks voor staken. „Ik kan prima leven met de afspraken die er liggen.” Achter hem tilt meneer Van Roode zijn hoofd op, zo kan hij door de achterruit precies de snelweg zien. Het is een vertrouwd gezicht voor hem, hij was wegwerker. Tot zijn nieren het negen maanden geleden plots begaven door een sepsis, waarbij hij zeventien dagen in coma raakte. Toen hij eenmaal wakker werd kon hij niet meer lopen. Niet veel later kwamen de hallucinaties. „Dan dacht ik dat ik in de Tweede Wereldoorlog zat.”
Nu moet hij twee keer in de week naar het ziekenhuis voor dialyse, vier uur lang. „Daar is niks aan, maar met een televisie vermaak ik me wel.” Sijtsma brengt hem en haalt hem weer op, van bed tot bed. „Ik probeer mensen te helpen zoals ik zelf geholpen zou willen worden.” Stress levert hem dat niet op. Terwijl Van Roode aan de dialysemachine lag, heeft Sijtsma thuis de was gedaan.
Als Sijtsma IJmuiden binnenrijdt, mindert hij vaart voor de vele verkeersdrempels. „Als je een liggend iemand vervoert moet je rijden met je billen, daar zit je gevoel”, zegt hij. Van Roode slaakt een zucht. „Ik ga zo maar eens pitten. Het voelt alsof ik een halve marathon heb gelopen.”