
De zaak
Op de digitale rol met alle zaken die deze week door de rechtbank behandeld worden, ziet deze eruit als een uit de hand gelopen kwajongensstreek. Een 28-jarige die maandenlang op andermans naam pizza’s en kebab bestelt, bloemen laat bezorgen, meubels en een tv aanschaft. Die accounts aanmaakt bij achteraf-betaaldiensten, een creditcard aanvraagt, het slachtoffer inschrijft bij datingsites. En alsof dat niet genoeg is, reserveringen voor massages en kappersafspraken maakt, valse meldingen doet bij de politie, sollicitaties indient en telefoontjes pleegt – heel veel telefoontjes.
Maar voor de politierechter in Den Haag blijkt de belagingszaak allesbehalve tweedimensionaal te zijn. In het verdachtenbankje zit een jonge vrouw, haar advocaat naast zich. Het slachtoffer, dat niets meer met haar te maken wil hebben, is niet komen opdagen. Op die plek zitten de oudere zus en de vader van de verdachte, ter ondersteuning. Wat volgt is een krap uur waarin de emoties van de verdachte in een stortvloed van woorden uit haar stromen bij elke vraag die de rechter stelt.
„Ongeveer één jaar geleden heb ik mijn broer aan een vreselijke ziekte verloren, namelijk slokdarmkanker”, vertelt ze. In die periode was ze behoorlijk in de war. In de moskee ontmoet ze de vrouw die later slachtoffer wordt in deze zaak. Ook zij blijkt een naaste verloren te hebben. „In een hele korte periode – excuses, ik raak er een beetje emotioneel van – bouwden wij een vriendschap op. Ze heeft mij twee keer op een islamitische reis meegevraagd, waardoor wij een hechtere band kregen.”
De reclassering acht de kans op herhaling nog altijd aanwezig
Maar na terugkomst uit het buitenland veranderde de dynamiek. De verdachte vertelt dat het slachtoffer zich steeds controlerender ging gedragen. „Als ik voetbalde, dan had ik geen kuisheid. Als ik een vriendschap sloot, moest ik dat bij haar vragen.”
Ze erkent dat ze een deel van de bestellingen zelf op naam van het slachtoffer heeft geplaatst. „Maar een groot deel waren cadeautjes voor mevrouw. Ik hield zo enorm veel van haar. Ze deed zich voor als iemand die onwijs veel voor mij betekende en mij altijd wilde helpen.” De rechter onderbreekt haar: „Ik probeer toch een beetje te blijven bij waar het vandaag over moet gaan: de bestellingen.” In het dossier zitten screenshots van bestellingen, afspraken en politiemeldingen. „En ik moet u eerlijk zeggen: ik vond het best wel heftig. U heeft heel veel eten besteld… meldingen bij de politie gedaan dat er iets aan de hand zou zijn op haar adres.”
Dan vraagt de rechter: „Wat speelt zich nou af in uw hoofd – dus even los van wat zij allemaal gedaan heeft – dat u dit soort dingen doet?”
De verdachte blijft terugverwijzen naar het gedrag van het slachtoffer. Zij zou vertrouwelijke informatie over haar familie hebben doorgespeeld, zegt ze. „Dit zijn heftige situaties, mevrouw de rechter. Ik wil ook de kant van mijn verhaal uitleggen, want deze zaak is heel erg complex.”
De rechter: „Ik snap dat er sprake was van een complexe situatie tussen u en haar, maar het valt me wel op dat u telkens, als ik u vraag wat er in ú omging, alleen vertelt wat zij allemaal heeft gedaan.”
Dat het slachtoffer geen schadevergoeding vraagt, doet volgens de rechter niets af aan de ernst van de zaak
De vrouw heeft in totaal achttien dagen in voorarrest gezeten. Eerst wordt ze kort na haar aanhouding vrijgelaten, onder de voorwaarde dat ze geen contact meer zoekt. Maar als ze toch weer een melding over het slachtoffer bij de politie doet, belandt ze opnieuw in de cel.
De reclassering acht de kans op herhaling nog altijd aanwezig. De verdachte zegt zich daarvan bewust te zijn en meldt dat ze psychologische hulp heeft gezocht.
Omdat ze al achttien dagen in voorarrest heeft gezeten, vindt de officier van justitie dat daar geen extra celstraf bovenop hoeft. Ze eist een taakstraf van honderd uur en een maand voorwaardelijke celstraf, die alleen ingaat als de vrouw binnen twee jaar opnieuw de fout in gaat of zich niet aan de door de reclassering geadviseerde voorwaarden houdt. „Het gaat hier om een stelselmatige inbreuk op iemands privacy en dagelijks leven”, zegt de officier. „Dat raakt diep.”
Het oordeel
De politierechter komt tot het oordeel dat de vrouw zich schuldig heeft gemaakt aan belaging. Ze baseert zich op de aangifte van het slachtoffer, de vele screenshots en berichten in het dossier, en op wat de verdachte daar zelf over heeft gezegd. „Een deel klopt wel”, zei ze eerder op de zitting. Die uitspraak weegt de rechter zwaarder dan haar suggestie dat er ook dingen verzonnen zouden zijn. Wat dan niet zou kloppen, kon ze niet concreet uitleggen.
Volgens de rechter gaat het om „een patroon van gedragingen” dat verder gaat dan losse incidenten. „Een nare manier van iemand onder druk zetten.”
Dat het slachtoffer geen schadevergoeding vraagt, doet volgens de rechter niets af aan de ernst van de zaak. „Veel mensen willen zich helemaal niet mengen in zo’n strafproces. Dat betekent niet dat de impact kleiner is.”
Omdat het om een eerste veroordeling gaat, legt de rechter geen onvoorwaardelijke celstraf op. Ze veroordeelt de verdachte tot een taakstraf van 120 uur, waarvan 36 uur wordt afgetrokken vanwege het eerder uitgezeten voorarrest. Daarnaast krijgt ze een maand voorwaardelijke gevangenisstraf, met een proeftijd van twee jaar. Aan die straf zijn voorwaarden gekoppeld: een meldplicht, psychologische behandeling, dagbesteding en een contact- én locatieverbod. De rechter sluit af: „U moet uw leven echt los van haar gaan opbouwen.”
