Het vak bedrijfseconomie is ook nuttig voor de loonslaaf

Het eindexamen NRC-collega’s bekijken eindexamens vanuit hun eigen vakgebied. Economie-redacteur Eva Smal over het examen bedrijfseconomie op de havo.

Een vijfde van de Nederlandse pubers scoort matig als het gaat om kennis van financiële begrippen, was een aantal jaren geleden het nieuws. Eén ding is zeker: dat geldt niet voor de havo-leerlingen die met goed gevolg deze woensdagmiddag het eindexamen bedrijfseconomie hebben afgelegd.

Tijdens het examen bedrijfseconomie – een vak dat ten tijde van mijn eigen eindexamen in 2002 nog Management & Organisatie heette – komt een hele trits begrippen en vaardigheden langs die de leerlingen moeten kennen en uitleggen. De leerlingen moeten onder meer begrijpen hoe een bedrijfsbalans eruitziet, met activa, reserves, vreemd en eigen vermogen en winst en verlies. Die begrippen komen onder meer langs bij het beantwoorden van vragen over de uitbreiding van supermarktketen Jumbo en over het al dan niet beginnen van een bezorgdienst door een restaurant.

Het examen is opgebouwd uit zes opgaven met in totaal 29 vragen. Op basis van een aantal inleidende teksten moeten de leerlingen berekeningen maken of vragen in tekst beantwoorden – er zat maar één meerkeuzevraag in. Voor leerlingen die moeite hebben met begrijpend lezen zal dit dan ook geen gemakkelijke toets zijn geweest.

De examenmakers weten bij de meeste vragen slim meerdere termen te behandelen. Zo is het verschil tussen aandelen en obligaties het thema van een vraag over een erfenis die de twee broers Rob en Mathijs hebben gekregen van hun oom Tonni. De vraag is, wat kunnen ze beter verkopen om de erfbelasting te betalen? En passant komen begrippen langs zoals dividend, schulden en solvabiliteit van een onderneming.

Ik vermoed dat de meeste leerlingen die voor bedrijfseconomie hebben gekozen de ambitie hebben om later een eigen bedrijf te beginnen. Zo luidt één opgave: „Noem een kenmerk van een zzp-overeenkomst”. Wat dat betreft lijkt het vak me een echo van wat vroeger een middenstandsdiploma was. Zo’n diploma was tot het jaar 2000 verplicht om een eigen bedrijf te kunnen leiden.

Toch is de naam bedrijfseconomie wellicht wat misleidend voor de inhoud van het vak. Het zou wellicht goed zijn om ‘& persoonlijke financiën’ toe te voegen? Er komen namelijk veel nuttige begrippen langs die iedereen zou moeten kennen én begrijpen. Ook de leerlingen die meer zien in een vast contract onder een baas. Hoe werkt een loonstrookje? Hoeveel kost het om extra vakantiedagen te kopen? Wat zijn de voorwaarden om een hypotheek te krijgen? Wat zijn de rechten van een ondernemingsraad? En zoals eerder gezegd: hoe werkt erfbelasting?

Wat die personal finance betreft hebben de examenmakers wel een opvoedkans gemist. In een vraag over betaaldienst Klarna wordt uitgelegd wat het verdienmodel is achter deze door jongeren veelgebruikte dienst om uitgesteld te betalen op webshops. Daar was het heel nuttig geweest om direct uit te leggen hoe duur die dienst is als je als klant een betaling mist.