Het romandebuut van Manik Sarkar kostte zeven jaar geploeter

Hoe zou iemand die al decennia als literair vertaler werkt ertoe zijn gekomen om een romandebuut te schrijven over een toegewijde slager die aan zijn eigen ambachtelijkheid ten onder gaat?

„Ja, ik begrijp je vraag, maar ik denk dat de stap helemaal niet zo groot is”, zegt Manik Sarkar (1973). „Er zijn wel overeenkomsten. Wat Rensing, het hoofdpersonage in mijn roman Ossenkop, en een literair vertaler gemeen hebben, is dat ze erg hun best doen om de mooiste resultaten af te leveren, maar dat er maar heel weinig mensen zijn die dat zien. Vertalen is soms heel ondankbaar werk, paarlen voor de zwijnen – het is geweldig als je leuke recensies krijgt voor een vertaling, maar dat gebeurt echt niet zo vaak, je hoort meestal pas iets als het niet goed is. Dus er is wel een verband.”

Rensing is zo’n slager, ergens op het Noord-Nederlandse platteland in de nog niet geautomatiseerde of geglobaliseerde wereld van de tweede helft van de twintigste eeuw, die precies weet „hoe je bij het verwerken van de achtervoet van een kalf het spierstuk vanzelf uit het vlees kunt laten rollen door de witte zeen aan de onderzijde heel te laten”, schrijft Manik Sarkar in Ossenkop. Slager Rensing is iemand die met grote zorgvuldigheid „het schouderblad met de punt van het mes omhoog wipte en met zijn vingerspitsen had gevoeld hoeveel vet hij aan de schouders moest laten zitten om speksnippers te voorkomen”. Dus zijn voorland, zijn schitterende lotsbestemming, is om de slagerij te bestieren, „hier zou hij zo vaak als hij kon een trage, bloedige dans uitvoeren met de mooiste runderen die er bestonden; hij zou de wereld leren om aan te raken, te proeven, te ruiken”.

Maar als de supermarkt in het dorp geopend wordt, laten de mensen het topvlees van de slagerij links liggen. Hoewel ze daar grauw vlees met geel vet eraan verkopen, gehakt waar het vocht uit loopt.

Met zijn 51 jaar is Manik Sarkar misschien een wat atypische ‘rijzende ster’, maar hij is wel iemand die meteen iets maakte wat opviel. Zijn debuut Ossenkop is een kleine roman met een tragische gelaagdheid van een hoge ambachtelijke kwaliteit. Het verscheen vorig voorjaar, kreeg welwillende recensies en werd inmiddels ook genomineerd voor de Bronzen Uil, voor het beste literaire debuut, en stond op de longlist van de Boon Literatuurprijs. Maar de aanloop ernaartoe was lang. De eerste stappen op het pad van de literatuur zette Manik Sarkar al twintig jaar geleden, toen hij het vak van literair vertaler leerde – in de voetsporen van zijn moeder, die als vertaler werkte en aan de universiteit dat vak doceerde. Het was niet dat vertalen nu echt de droom van de jonge Manik was („Ik wist al hoe eenzaam dat werk is”), maar hij deed het om iets met schrijven te doen, met literatuur, met taal. Hij werd de vertaler (uit het Frans en Engels) van schrijvers als Philippe Claudel, Joël Dicker, Kamel Daoud en Hisham Matar.

„Ik denk dat als ik meer lef had gehad, ik meteen al begonnen was met zelf schrijven”, zegt hij nu. „Maar eerst moest ik nog begin veertig worden, voor ik dacht: als ik voel dat ik er echt iets mee wil, moet ik er nu werk van maken.”

Foto Andreas Terlaak

Hij ging schrijfcursussen volgen. „Daar leerde ik dat het schrijven van een boek meer behelst dan een paar mooie zinnen formuleren”, lacht hij. „Het klinkt stom, maar als vertaler denk je natuurlijk nooit na over het verhaal: dat is er al. Als je zelf schrijft, ontdek je dat er niet, zoals bij een vertaling, maar één optie de beste is, als een puzzeltje waar je uit moet komen, maar dat je de hele tijd wel drie kanten op kunt, minstens.”

Ossenkop kostte dus alsnog zeven jaren van geploeter – Manik Sarkar heeft wel „een stuk of vijftig, zestig beginnetjes liggen”, maar toen hij eenmaal op het spoor van die eigenaardige plattelandsslager zat, wist hij dat hij iets te pakken had. „Ik had een dorp voor ogen en daar bleef mijn aandacht steeds hangen bij de slager. Vanwege het fysieke aspect dat aan dat werk zit, het viezige – de mensen gruwelen toch een beetje van het werk van de slager. Ik herinnerde me dat de slager in het dorp in Groningen waar ik opgroeide ook een absolute vakman was, dat was duidelijk, maar hij had toch niet hetzelfde aanzien als andere ambachtslieden. Terwijl: ik ging me verdiepen in het ambacht en vond online het Handboek voor de slager en er bleek een fascinerende wereld schuil te gaan waar je als buitenstaander geen weet van hebt. Al die woorden voor vlees, al die technieken en instrumenten die ze hebben voor het slachten en het hele proces van vleesbereiding – ik vond schoonheid waar je geen schoonheid verwacht.”

Je kunt heel goed in iets zijn en toch niet in staat zijn het over te brengen

Manik Sarkar

Zo dompelde hij zich onder in een nieuwe wereld – zien we daar soms nog een overeenkomst tussen het verhaal van de slagerij en het vak van literair vertaler? „Nou, zo stel je je de ideale vertaling misschien voor, maar in de praktijk lukt dat niet. Je krijgt als vertaler weinig tijd en weinig geld. Dat is natuurlijk ook een thema van Ossenkop: dat Rensings ideale situatie op praktische bezwaren stuit, en dat zijn geweldige vlees veel te duur is voor zijn klanten. Zijn talent is aan het dorp niet besteed. Als je het niet kunt verkopen, leidt het nergens toe. Je kunt heel goed in iets zijn en toch niet in staat zijn het over te brengen.”

Dat leerde hij ook: je kunt de mooie woorden hebben, een personage, én min of meer de richting van je verhaal weten, maar toch liep het nog niet. „Het was gewoon te saai. Omdat ik nog niet de juiste stem had gevonden. Dat klinkt misschien ongrijpbaar, maar dat herkende ik uit mijn werk als vertaler. Die stem vind ik eigenlijk altijd op hetzelfde punt, namelijk halverwege de tweede versie van een vertaling. De eerste versie is technisch, dan zet je de boel over in het Nederlands, schetsmatig. De tweede versie is het artistieke werk, dan máák je er iets van. En dan heb je op een gegeven moment door hoe het moet klinken. Dat werkte bij het schrijven ook zo, dat herkende ik, tot mijn verbazing eigenlijk. Ja, dat heb ik misschien toch aan die jarenlange ervaring te danken.”

NRC presenteertDe rijzende sterren van 2025


Film

Didier Konings

14 januari

theater

Romy Vreden

15 januari

Design

Femke Hoppenbrouwer

16 januari

Beeldende kunst

Faria van Creij-Callender

17 januari

Dans

Courtney May Robertson

17 januari

Fotografie

Hajar Benjida

18 januari