Het percentage kinderen zonder zwemdiploma blijft stijgen

Het percentage kinderen tussen de 6 en 16 jaar oud dat geen zwemdiploma heeft, is tussen 2018 en 2022 verdubbeld. Dat blijkt uit een dinsdag gepubliceerd onderzoek van het Mulier Instituut. In 2018 was 6 procent van de kinderen niet in het bezit van een zwemdiploma, vier jaar later ging het om 13 procent. In de jaren daarvoor nam het aantal kinderen zonder zwemdiploma juist af.

Het gezinsinkomen lijkt een grote rol te spelen bij het behalen van een zwemdiploma. Hoe hoger het gezinsinkomen, hoe meer kinderen een zwemdiploma halen. Maar liefst 25 procent van de kinderen met ouders uit de laagste inkomensgroep heeft geen diploma, terwijl dat bij kinderen in de hoogste inkomensgroep slechts 2 procent is. Kinderen uit de categorie met het hoogste inkomen halen ook twee keer zo vaak hun A, B en C diploma, waarmee ze voldoen aan de Nationale Norm Zwemveilig.

Ook de achtergrond van kinderen speelt mee. Ruim een kwart van de kinderen met een migratieachtergrond heeft geen zwemdiploma, tegenover 18 procent bij kinderen die in Nederland zijn geboren, maar ouders hebben met een migratieachtergrond. Van de kinderen zonder migratieachtergrond heeft 95 procent een zwemdiploma.

Er is ook een positieve ontwikkeling te zien in cijfers: het percentage kinderen dat zowel zwemdiploma A, B als C heeft gehaald, was met 35 procent in 2022 weer terug op het niveau van voor de coronacrisis. Zij worden daarmee als zwemveilig gezien. In 2020, mogelijk omdat de zwembaden toen periodes gesloten waren, daalde het percentage.