Het podium is ingericht als een opname-set voor een tv-serie: met een techniektafel, een rijdende camera en een triplex kamerwand met maar liefst vier deuren. In De Sitcom van het Vlaamse gezelschap De Hoe is dit het decor voor de opnames van het tweede seizoen van een sitcom, acht jaar na het eerste seizoen.
Wat er wordt opgevoerd, is allesbehalve een reguliere sitcom. Alles wat op het podium gebeurt, zowel voor als achter de schermen, wordt opgenomen, en is materiaal. Wat sitcom is en wat documentaire over het maken van de sitcom wordt nooit duidelijk, want de regisseurs maken geen onderscheid.
Acteurs Ans Van den Eede, Greg Timmermans, Natali Broods en Peter Van den Eede spelen voortdurend zichzelf, onder eigen naam, net als de crew. Daarnaast worden er eerder opgenomen documentairebeelden vertoond (op de houten kamerwand), waarin de acteurs thuis zijn. Die huiselijke omgeving heeft de suggestie van echtheid, maar alles is spel in deze doldwaze en supergrappige meta-satire op tv-maken, een ironische ode aan de oppervlakkigheid.
Wie niks snapt van het idee dat de werkelijkheden van toneel, tv-opnames en documentaire door elkaar lopen, is de gastacteur. Matteo Simoni speelt de bekende filmacteur die hij is, en die eindelijk een keer „de diepte” in kan bij het toneel, zegt hij, weg van „de oppervlakkigheid van film”. Steeds als hij in gesprek gaat over zijn gebrek aan tekst, want hij mag alleen van de zijkant toekijken, roept de regie na een paar minuten „cut”. Was er een scène, vraagt hij zich vertwijfeld af. En als hem dat wordt uitgelegd, klinkt er even later weer een „cut” en wordt hij opnieuw gefeliciteerd met zijn inbreng.
Agressieve verveling
Simoni speelt zijn ongemak erg geestig uit. Hilarisch is het als Peter Van den Eede tegen hem zegt dat hij zo te zien echt niet begrijpt wat er gebeurt: „Want anders was die verbazing wel erg goed gespeeld.”
Wat er zich afspeelt in de sitcom en tussen de acteurs, is deels van een stereotiepe niksigheid. Het gaat wel over liefde, geld, status, ambities, dromen, maar alles wordt afgeraffeld in korte dialogen, die op een grappige manier bewust aan de oppervlakte blijven. Zoals bij de scheiding tussen Ans en Greg. Greg spartelt nog tegen, maar Ans vertrouwt Natali toe dat haar „een agressieve verveling” overvalt als Greg drie zinnen zegt. Bijna-veertiger Ans tracht vergeefs te flirten met de 22-jarige regisseur Kes Bakker, die haar voorspiegelt dat hij een polyamoureuze verhouding heeft met de vrouwelijke crewleden.
Natali introduceert haar filosofie van „thingfullness”, uitgedrukt in een obsessie met dure handtassen, haar „spirituele compagnons de route”. Alles wat we hebben is oppervlakte, zegt ze, en zich overgeven aan dat inzicht werkt troostend en zelfs empowerend.
/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data131530741-9f554b.jpg|https://images.nrc.nl/FQOOo5t8kVYMBjlITQahtHkFtsE=/1920x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data131530741-9f554b.jpg|https://images.nrc.nl/pCFytQt5WJU4i7K5MJjHZK-FHaE=/5760x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data131530741-9f554b.jpg)
Foto Koen Broos
Ook Ans omarmt de oppervlakkigheid. Dat een vrouw haar gezin verlaat, is lichtzinnig, maar niet banaal, zegt ze, want „existentieel”, ja, zelfs „existentiële oppervlakkigheid”.
Dat (taal)spel met diepte en oppervlakte, met buiten- en binnenkant, met schijn en wezen, in een toneelstuk over televisie, is de licht filosofische verpakking van tweeënhalf uur komediespelen op het scherp van de snede. Peter Van den Eede worstelt bijvoorbeeld met zijn timing, volgens de anderen, en concludeert in gesprek met Greg dat zelfs nu hij als komiek wat minder grappig is, dat nog altijd om te lachen is. En iedereen zou ook lachen, als dat niet zo pijnlijk zou zijn, zegt hij. Daarin voelt hij zich misbegrepen. Want de tragiek van het pijnlijke is „de belangrijkste conditie waaruit humor moet ontstaan”. Waarop hij deze overweging afsluit met het haarfijn getimede, quasi-timide: „Misschien moet ik dat wat duidelijker maken aan de mensen?” Schitterend: van een moment van oprecht ogende twijfel draait hij moeiteloos naar zelfbewuste arrogantie.
Willem de Wolf, vast lid van De Hoe, staat jammer genoeg niet op het toneel. Met zijn ironisch-gedragen spel en teksten zorgt hij altijd voor een dankbaar tegenwicht aan de puur komische Peter Van den Eede en de dartele Natali Broods, zoals in de eveneens briljante vorige productie van De Hoe, Opening Night (mag die nog eens terugkomen?). Dit keer duikt De Wolf alleen op beeld op, in de auto, waarin hij peinst dat sitcoms alleen droevige personages zouden moeten bevatten, want de wereld draait om „pijn en verval”. Toch komt hij later alsnog tot het besef dat oppervlakkigheid „radicaal” is, en concludeert hij dat oppervlakkigheid „de nieuwe diepte” is. Met die laatste, onweerstaanbare taalsalto besluit deze onweerstaanbare voorstelling.
