Het onvoltooide of gekwetste lichaam verbindt Auguste Rodin en Berlinde De Bruyckere

Even schakelen is het wel, als je na drie zalen vol beelden uit gips, marmer en brons, plotseling een hyper-realistische, gekneusde onderarm aantreft. Opgebouwd uit verschillende lagen vlezig-grijsgekleurde was ligt het daar, op een opgevouwen deken, dat weer op een oud, houten werkbankje ligt. De was van het beeld 14 September (2003) van de Belgische kunstenaar Berlinde De Bruyckere (1964) lijkt iets gesmolten. Daardoor maakt het onderste deel van de arm een onnatuurlijke buiging naar beneden. Het is niet gebroken, maar gebogen – onnatuurlijk, maar levensecht, en vooral: invoelbaar in z’n verslagenheid.

Er recht tegenover staat Het bronzen tijdperk (1877) van de negentiende-eeuwse Franse beeldhouwer Auguste Rodin – net zo levensecht, alleen niet vanwege het materiaal (donker, glanzend brons), maar vanwege het natuurgetrouwe formaat van de staande man, en zijn intrigerende, dynamische pose: hoofd geheven, één arm gebogen, met de hand op de kruin, ogen half gesloten. Het is op een moderne manier ambigu: kwetsbaar én trots; extatisch én aangedaan. Dit beeld heeft veel meer psychologische lading dan de decoratieve beelden van Rodin (1840-1917) uit de eerdere zalen.

Het lichaam als uitdrukkingsvorm voor complexe emoties, daarin ontmoeten Rodin en De Bruyckere elkaar hier.

Berlinde De Bruyckere, 14 September, 2003.
Foto CAP, Bergen

Auguste Rodin, Het bronzen tijdperk, 1877
Foto CAP, Bergen

Renaissance

Het vernieuwde kunstcentrum CAP (Culture, Art, Patrimoine – de samenvoeging van drie bestaande instellingen) in Bergen, Wallonië, opent met een omvangrijke tentoonstelling over Rodin. Meer dan tweehonderd kunstwerken zijn er van hem te zien. Die laten samen gedetailleerd zien hoe Rodin zich ontwikkelde: van een ambachtelijk geschoolde vakman, naar een belangrijke vernieuwer en grondlegger van de moderne beeldhouwkunst. Daarbij ligt de nadruk op de inspiratie die hij putte uit de Renaissance (Het Bronzen Tijdperk voltooide hij na terugkeer van een reis naar Italië, waar hij zich liet inspireren door Michelangelo, en heel zichtbaar ook door de slanke figuren van Donatello en Verrocchio). Rodin werd beïnvloed door de Renaissance in zijn streven naar realisme, het vastleggen van menselijke emoties en bewegingen, en zijn gedetailleerde studie van de anatomie.

Bijzonder prikkelend aan de tentoonstelling zijn de hedendaagse beelden en tekeningen van Berlinde De Bruyckere die door de tentoonstelling zijn geweven. Het zijn er niet veel, eerder speldenprikjes, maar ze zetten de boel wél op scherp, doordat ze je uitnodigen om met hedendaagse ogen naar Rodins beelden te kijken – en dat gaat verrassend goed.

Vanaf de opdracht in 1880 voor de Hellepoort, een enorme bronzen deur geïnspireerd op Dante’s De Goddelijke Komedie gaat Rodins werk wervelen: hij creëerde tientallen figuren waar hij zijn hele verdere carrière uit zou putten: De Denker, Ugolino, De Kus. Rodin was sowieso een groot hergebruiker: tal van beelden paste hij later opnieuw toe door ze te draaien, te kantelen of te combineren. Fascinerend zijn de vele zogeheten ‘zwarte tekeningen’ die Rodin maakte, een serie tekeningen die zijn begonnen als eerste denkoefeningen voor de Hellepoort. In zwart, grijs en wit verbeelden ze verwrongen lichamen, mythische figuren, gehelmde soldaten – in hun schetsmatigheid zijn ze bijzonder krachtig. Dat geldt ook voor de vele naakten die Rodin tekende: hij liet modellen door zijn studio lopen om natuurlijke bewegingen vast te leggen, en tekende zonder naar het papier te kijken. In dezelfde zaal hangen enkele tekeningen van De Bruyckere, soms is het moeilijk het verschil te zien: dezelfde onafgewerkte, vloeiende lichaamsvormen.

Twee gedachten

Je zou kunnen zeggen dat de tentoonstelling op twee gedachtes hinkt: hoe werd Rodin beïnvloed door de Renaissance? En hoe communiceren de beelden van De Bruyckere met het werk van Rodin? Maar in de laatste zaal komen die twee verhaallijnen krachtig samen. Hier ligt de nadruk op de late werken van Rodin, toen hij, geïnspireerd door beschadigde, ongerestaureerde beelden uit de Oudheid, de emotionele expressie van onvoltooide en bewust gehavende beelden onderzocht. Zoals in de fier rechtopstaande Homme qui Marche, (1907) – dat is zonder hoofd en armen des te krachtiger. In een ander beeld, het prachtige portret van beeldhouwer Camille Claudel (met wie Rodin in zijn studio samenwerkte en twintig jaar lang een liefdesrelatie had), zijn in het gezicht de rechte lijnen nog zichtbaar van de mal waarin het beeld gegoten is. Precies die methodes van het weglaten en het achterlaten van maaksporen, past ook De Bruyckere toe, zoals in Lijfje (2009), de gekromde rug zonder ledematen die hier op een kussentje ligt: zonder hoofd en armen is het des te kwetsbaarder.

En dan zijn er in de stad Bergen nog twee zalige toegiften. In de tuin achter het stadhuis staat tijdelijk een uitvoering van De burgers van Calais (1905), het beeld dat Rodin na 1885 in opdracht maakte voor Calais, ter herdenking van stadsnotabelen die in 1347 na een lange belegering door de Engelsen, besloten zelf de sleutels van de stad te overhandigen aan de overwinnaar. De compositie heeft geen duidelijk focuspunt, alle mannen kijken een andere kant uit, wat zorgt voor een treffende verwarring.

In de collegiale Sint-Waltrudiskerk, thuis voor een beeldhouwwerk in rennaissancestijl van kunstenaar Jacques Dubrœucq (1505-1584), staan twee uit brons gegoten Arcangelo’s van Berlinde De Bruyckere – volledig met een kleed overdekte engelfiguren op hoge sokkels. Van hun lichaam is alleen de onderkant van de benen en voeten zichtbaar – hun hielen komen van de grond, alsof ze op het punt staan op te stijgen of te landen. Voor eeuwig tussen hemel en aarde in. In het middenschip van de kerk staat Meditatie met armen (na 1900) van Rodin: een ruw verbeelde naakte vrouw, hoofd verborgen in haar handen. De klassieke schoonheid is verdwenen, maar de emotionele uitdrukking is des te groter.

Over zijn onafgewerkte beelden zei Rodin, dat hij van Michelangelo had geleerd dat „de onafgewerkte staat waarin meerdere van [zijn werken] gebleven zijn, ze iets pathetisch geeft. Hoe meer hun bewegingen heftig en trots zijn, des te meer zijn we erdoor getroffen dat het lot hun zelfstandigheid heeft geweigerd. Als we ze zo levendig en onafgewerkt zien, lijkt het alsof ze vechten om te ontsnappen aan de schetsmatige staat waarin de beitel ze heeft gelaten. Ze willen de sluier die hen verhult scheuren, zich bevrijden uit hun transparante gevangenis: ze lijden.”

Die onafgewerkte staat bij zowel Rodin als De Bruyckere is door en door menselijk: we worden allemaal imperfect, onvolmaakt op deze wereld geworpen – en daarin schuilt schoonheid.