Documentaire Het is vooral het ontstaan van die unieke persoonlijkheid van zangeres Cesária Évora die de docu van Ana Sofia Fonseca mooi belicht via een combinatie van archiefbeelden en voice overs.
Zelfs wie te jong is om de wereldwijde doorbraak van Cesária Évora (1941-2011) in de jaren negentig (bewust) mee te hebben gemaakt, herkent haar weemoedige stem en melancholische nummers als ‘Sodade’ waarschijnlijk meteen. En zelfs al spreek je de taal van ‘de diva op blote voeten’ niet, toch voelen de emoties waarover ze zingt diep doorleeft.
Évora deed iets uitzonderlijks: als vijftigjarige vrouw doorbreken „in een industrie die geobsedeerd was met schoonheid en jeugd”, zoals haar manager en vriend José da Silva vertelt in docu Cesária Évora. Haar succes was een combinatie van een unieke stem met het Kaapverdiaanse repertoire, een aansprekende persoonlijkheid én geluk, legt hij uit.
Het is vooral het ontstaan van die unieke persoonlijkheid die de film van Ana Sofia Fonseca mooi belicht via een combinatie van archiefbeelden en voice-overs door bekenden en familieleden van de zangeres. Fonseca slaagt er niet volledig in de complexiteit van Évora’s karakter over te brengen, zo duikt de film bijvoorbeeld pas laat in haar psychische problemen, terwijl die duidelijk eerder speelden. Bijna terloops wordt aangestipt dat ze zich als dertiger meer dan een decennium opsloot in haar huis en dat haar beruchte alcoholgebruik op en naast het podium een soort zelfmedicatie was.
Maar Fonseca weet via de liefdevolle vertellers wel goed het charisma en de veerkracht van Évora over te brengen. Zonder dat het voelt als een ‘slachtofferverhaal’ krijgen we de koloniale klassensamenleving mee waarin de getalenteerde zangeres opgroeide en die snoeihard was voor tegendraadse zwarte meisjes. Hoe Évora er alles aan deed om onafhankelijk te blijven en ze altijd al mensen met haar stem kon betoveren. Hoe ze het merendeel van haar leven doodarm bleef – iets wat haar tekende en mogelijk de reden was dat ze haar geld kwistig uitdeelde toen het wel binnenstroomde. Daar werd misbruik van gemaakt.
Maar het mooiste aan de docu is natuurlijk de stem van Évora zelf, die ruim baan krijgt en via de soundtrack zijn eigen verhaal vertelt.
Voedselverspilling is erg. En vleesverspilling is misschien wel het ergst. Vlees is duur, vlees heeft een grote ecologische voetafdruk, en voor vlees zijn dieren gedood. Dieren eten zonder ze te doden, lukt sowieso niet. Maar als je twee drumsticks in de kliko kiepert, is de kip echt helemaal voor niets gestorven, en is het graan dat die kip at ook voor niets geteeld.
Meestal praten we over kilo’s en procenten als het over verspilling gaat. Nederlanders verspillen thuis per persoon zo’n 33 kilo voedsel per jaar, 7 procent daarvan is vlees. Maar hoeveel dieren we weggooien? Geen idee. En misschien leggen we die link ook liever niet. Wie wil er aan het hele varken denken als-ie een half braadworstje weggooit?
De Duitse studente Juliane Klaura wilde voor haar masterscriptie in cijfers vatten wat normaal onzichtbaar blijft: de verloren dierenlevens achter de kilo’s, om zo de link te leggen tussen verspilling en dierenwelzijn. Ze keek naar cijfers van de Voedsel- en Landbouworganisatie van de Verenigde Naties (FAO) over de vleesproductie in 2019 en gebruikte een rekenmethode uit 2011. Conclusie: 77 miljoen ton vlees ging in 2019 verloren of werd verspild. Dat komt overeen met 52 miljoen kilo eetbaar vlees, zonder bot, en dat zouden omgerekend 18 miljard dieren zijn.
Wat in haar paper uit 2023 het meest opvalt: in de rijkere landen, waar de verspilling het grootst is, werd vlees vooral aan het einde van de rit weggegooid: door supermarkten, restaurants en bij mensen thuis. In de armste landen, in sub-Sahara Afrika, is het verlies relatief veel groter door ziekte of sterfte van dieren bij boeren en tijdens transport.
„Kip heeft de grootste impact”, zegt Klaura. Dat klinkt paradoxaal, want kip belast het milieu minder dan varken. Maar Klaura doelt op dierenlevens. Je kunt een verloren kip in de berekening minder zwaar laten wegen dan een voor niets gestorven varken of koe, maar dan is kip nog steeds verreweg het meest verspilde dier.
Grote cijfers blijven plakken. Een derde van al het voedsel wordt verspild, meldde de VN in 2011. Dat cijfer was nogal grof, maar hielp wel om landen in beweging te krijgen. De helft minder verspilling bij consumenten en retailers in 2030, dat werd wereldwijd het doel. Achttien miljard dieren is ook een getal dat je niet snel vergeet. Maar wat zegt het?
Moreel ongemak
„Vlees eten en verspillen gaat samen met een groot moreel ongemak”, zegt Toine Timmermans, een Wageningse onderzoeker die in Nederland Samen tegen Voedselverspilling leidt, een coalitie van bedrijven, organisaties en overheden. En in dat opzicht is het belangrijk dat Klaura dit aansnijdt, zegt hij. Maar als Timmermans naar de laatste VN-cijfers kijkt, krijgt hij een genuanceerder beeld, dat zich moeilijk in aantallen dieren laat vatten. „Het tellen in dierenlevens wekt de suggestie dat er hele dieren worden weggegooid. Dat gebeurt zelden.”
De Food Waste Index van dit voorjaar laat zien hoe lastig het is om uit totaal verschillende data eenduidige cijfers te halen. Veel landen hebben onvolledige data, en overal gelden andere definities van wat ‘eetbaar’ is en wat je wel of niet als verloren of verspild voedsel kunt zien. Wat in het ene land als oneetbaar geldt – denk aan varkensoortjes of kippenklauwen – is in andere landen een delicatesse.
„Het beeld dat consumenten in Afrika geen voedsel verspillen, klopt niet”, zegt Timmermans. Huishoudens in landen met hogere inkomens verspillen per jaar gemiddeld maar zo’n 7 kilo voedsel meer dan huishoudens in landen met lagere inkomens – hoewel over de allerarmste landen geen data is. Het grote verschil zit niet tussen landen, maar tussen steden en platteland. Voedselverspilling is een grootstedelijk probleem.
Het klopt dat kleine boeren in ontwikkelingslanden vaak meer van hun opbrengst verloren zien gaan dan boeren in rijkere landen. En dat in warme landen meer voedsel weggegooid wordt dan in koude, waar het minder snel bederft. Maar in de moderne vleesindustrie, zegt Timmermans, gaat maar heel weinig verloren. Zelfs het laatste restje spiervezel dat van de botten wordt gespoten wordt verwerkt, Nederlandse varkensoortjes gaan naar China. „Slachterijen zijn heel goed in staat om alle onderdelen te verwaarden.”
Waar fabrikanten lange tijd huiverig waren om ‘separatorvlees’ op het etiket te zetten, omdat consumenten geen ‘pink slime’ of ‘spuitvlees’ in hun eten blieven, ziet Timmermans nu een ommekeer. Albert Heijn bijvoorbeeld mengt sinds kort eiwit uit runderbloed door het gehakt, en zet dit prominent op de verpakking. Zo maken ze gehakt met 10 tot 20 procent minder vlees en brengen ze de CO2-belasting omlaag. En het is ook nog goedkoper.
De supermarkten hebben in zes jaar tijd de verspilling in de winkel gehalveerd. Bij verse vis en vlees daalde die naar 1,4 procent. Door beter te voorspellen wat klanten kopen, vlees slimmer af te prijzen, in te vriezen of aan voedselbanken te geven. „Alle makkelijke dingen zijn nu gedaan”, aldus Timmermans.
Voedselzekerheid bereik je niet met meer productie. De winst zit in minder voedsel produceren en dat beter verdelen
De kontjes van vleeswaren
Moeilijker is het om de verspilling en het verlies terug te dringen bij boeren, slachters en vleesverwerkers. Enerzijds omdat het begin van de keten minder georganiseerd is in de strijd tegen verspilling. Maar ook, zegt Timmermans, omdat verspilling van eetbaar vlees in de industrie al minimaal is. „Er is nog wel wat afsnijverlies bij het verpakken – de kontjes van vleeswaren – maar ook daar wordt aan gewerkt.”
Dit jaar komt de vleesindustrie voor het eerst met cijfers. Die zijn summier, maar laten wel zien dat vooral veel rund- en kalfsvlees vernietigd wordt (21 procent). Dat gaat over ‘reststromen’ die volgens de wet niet voor menselijke consumptie gebruikt mogen worden. Vlees dat nu wordt afgekeurd en vernietigd, stelt de industrie, zou met andere regelgeving wél verwerkt kunnen worden, bijvoorbeeld in diervoeder.
Het stoort Timmermans dat consumenten en supermarkten in westerse landen vaak als grote verspillers worden neergezet. De écht ongemakkelijke waarheid, zegt hij, is niet dat mensen te veel verspillen, maar dat er te veel voedsel geproduceerd wordt. „Voedselzekerheid bereik je niet met meer productie. De winst zit in minder voedsel produceren en dat beter verdelen. Om klimaatverandering te beperken, moeten we niet alleen minder verspillen, maar vooral minder dierlijke producten consumeren. Er is nu al genoeg om 12 miljard mensen te voeden.”
„De boeren staan vol in de schijnwerpers – in politiek en maatschappij het gesprek van de dag. Juist dan voelt het dagelijks leven op het erf soms oorverdovend stil – het verlangen naar de liefde misschien groter dan ooit.” Zo opende presentatrice Yvon Jaspers zondag het nieuwe seizoen van Boer Zoekt Vrouw (NPO 2). Een wankel bruggetje. Wat heeft de boerenopstand te maken met eenzaamheid op het platteland? Smacht de boer, na een lange dag afval dumpen en brand stichten op de snelweg, naar twee zachte armen om zich heen? Wordt het verlangen naar een vrouw hem zo machtig dat hij met zijn tractor het provinciehuis ramt?
Het koppelprogramma stelde zes moeilijk plaatsbare workaholics aan ons voor. Vier waren gescheiden en wilde graag een nieuwe vrouw. Begrijpelijk. Leuke mannen, gaat zeker lukken. Meer intrigerend zijn de twee die nog nooit een partner hebben gehad. Zoals de Groningse koeienboer Jan. Hij was netjes op zichzelf, droeg een feestelijke bolletjesblouse en hield van bolletjesvla. „Je ruikt lekker, je doet er alles aan”, oordeelde Jaspers. Dat was het probleem niet. En wat te denken van de Brabantse Deedry, een jonge vrouw die in haar eentje een crèche voor honderd paarden bestiert? We zien prachtige beelden: een groepje rennende paarden, een drie dagen oud veulen voor het eerst in de wei. Op zo’n idyllische ranch wil iedereen wel wonen. Dus wat is er aan de hand met Deedry?
Boer Zoekt Vrouw (BZV) is niet meer wat het geweest is. De tijd dat het koppelprogramma op zijn klompen 4 miljoen kijkers haalde, is voorbij. Dat is niet raar, BZV bestaat al twintig jaar, het is eerder bijzonder dat het succes zo lang zo groot bleef. Het programma heeft stevige concurrentie gekregen van het populaire B&B Vol Liefde op RTL4. Niet dat ze tegelijkertijd worden uitgezonden, maar nu er een vergelijkbaar programma is, lijkt BZV ineens zo saai en serieus. De kandidaten zijn gewoner, minder gevarieerd, de montage is trager. De kans dat we het komende seizoen verrast gaan worden, lijkt klein.
Het tv-programma werd trouwens ingeleid door twee opmerkelijke, tegengestelde aanhaakreclames. Die van Lidl appelleerde aan nationalistische gevoelens door te benadrukken dat de supermarkt louter „Hollandse” aardappelen verkoopt. Die van Varkens in Nood haalde de boerenidylle onderuit door te wijzen op de illegale praktijk om de krulstaarten van biggetjes eraf te schroeien. In de lijst van „krulstaartvriendelijke” supermarkten bungelt Lidl onderaan.
Uitgangspunt uit zicht
In Ondergrondse Sporen (zaterdag, NPO2) reizen Martijn Blekendaal en Finbarr Wilbrink langs de Underground Railway, het 19de-eeuwse Amerikaanse netwerk dat gevluchte slaafgemaakten hielp om naar het Noorden te ontkomen. Het doel van het programma’s is om te kijken hoe de slavernij doorwerkt in de huidige tijd.
Deze aflevering gingen ze van New Orleans (Louisiana) naar Clarksville (Mississippi) en het onderwerp was religie. Religie kan onderdrukkend zijn maar biedt ook hoop en troost. Abortus werd behandeld, enkele doula’s spraken van de nieuwe slavernij: het verbod op abortus treft zwarte vrouwen extra hard. Om te laten zien dat religie ook kracht kan geven, zagen we een hoodoo-bijeenkomst en een blueszanger die dankzij het geloof over een beroerte heen kwam.
Mooie reportages, Ik wilde het allemaal graag zien, maar het uitgangspunt raakte wel erg ver uit beeld. Eigenlijk werd niet één keer een duidelijk verband met de Underground Railroad gelegd, of überhaupt iets verteld over hoe het netwerk in Louisiana en Mississippi fungeerde. Terwijl die verbanden wel voor het oprapen lagen. De rol van de kerken in de slavernij, en in het verzet ertegen, had er bijvoorbeeld best in gekund. Er is weinig in de VS wat niet raakt aan het slavernijverleden. Maar leg het even uit.
Het is nu al duidelijk dat die ‘asielcrisiswet’, mocht die er komen, meer zal doen aan het terugdringen van de democratie en de rechtsstaat dan aan het aantal asielzoekers in Nederland. De regeringspartijen willen alle vier ‘grip’ krijgen op migratie, en dat is op zichzelf een verdedigbaar politiek streven, maar de manier waarop dat moet gebeuren, laat zien dat de asielproblematiek gebruikt wordt om een autoritaire regeringsstijl af te dekken. Een ‘asielcrisiswet’ buiten het parlement om, eenmaal in werking doet die wet wat ze belooft: er is een crisis, want er is een heuse crisisnoodwet. Het ene toont het andere aan, en zo is bewezen wat moest worden rondgebreid.
Het blijft onbegrijpelijk dat die ‘noodwet’ in het hoofdlijnenakkoord is opgenomen: alleen de NSC kwam en komt met bezwaren, maar de VVD, de liberalen met een behoorlijk rechtsstatelijk geheugen? Politiek gesproken is het logisch dat Wilders hamert op dit asielkroonjuweel; zijn hele PVV drijft erop, maar via die noodwet wordt de uitzonderingstoestand afgeroepen, waarbij we vroeger dachten aan oorlog, dijkdoorbraken en de Covid-epidemie.
Collega Sjoerd de Jong was zo goed het werk van de Duitse jurist en oud-NSDAP-lid Carl Schmitt aan te halen (1888-1985), die schreef: „De soeverein is degene, die over de uitzonderingstoestand beslist.” Weinig denkers uit de twintigste eeuw hebben zich zo gekeerd tegen het parlementaire systeem en de rechtsstaat. Schmitt schreef in 1922 zijn Politieke Theologie, waarin die ‘soeverein’ een godgelijke macht krijgt toebedeeld, en iets meer dan tien jaar later zou hij enthousiast de „Machtigingswet” begroeten, waarmee Hitler het parlement buiten spel zette.
Schmitts werk betekende een breuk met liberale, universele rechtsprincipes. Het recht, vond hij, is altijd het resultaat van politieke beslissingen. Van belang daarbij is een nauwgezet onderscheid tussen vriend en vijand.
Het doordrukken van Wilders en minister Faber van die ‘asielnoodcrisiswet’ is ook een manier om de andere coalitiepartners te intimideren, en te dwingen tot een duidelijke keuze: voor of tegen ons. Bovendien gaat daar bij Wilders een zekere machtshonger achter schuil, want hij droomt openlijk over de PVV die als partij een parlementaire meerderheid zal behalen.
Carl Schmitt was ervan overtuigd dat de zogenaamde ‘volkswil’ altijd van bovenaf gevormd moet worden. Het is voor een politicus niet de belangrijkste taak te „luisteren naar het volk”, maar het volk zo te instrueren, dat de agenda van de soeverein precies uitdrukt wat het volk wil (ook als het volk dat zelf nog niet weet).
Wilders is zijn late leerling, net zoals Viktor Orbán in Hongarije en de AfD in Duitsland. ‘The times they are a- changin’, nu richting het autoritaire.
Stephan Sanders schrijft elke maandag op deze plek een column.