In de 37 jaar dat Gerri Eickhof verslaggever was voor de NOS is nagenoeg alles op de buis onderhevig geweest aan verandering, behalve de aanwezigheid van Eickhof zelf. Tot nu. Eickhof gaat met pensioen. Deze zondag maakt hij zijn laatste item voor het NOS Journaal.
Zijn oeuvre als verslaggever is omvangrijk, niet alleen door de hoeveelheid items die hij in al die jaren maakte, maar ook door de verscheidenheid ervan. Een deel van de journaal-kijkers zal bij de naam Gerri Eickhof in eerste instantie denken aan de items die hij maakte met een bontmuts met flappen op zijn hoofd. Of aan zijn live tirade over Ajax in 2009, waarbij hij zijn persoonlijke frustratie (hij noemde de Arena „een megalomane vliegende schotel”) over de crisis waarin de Amsterdamse voetbalclub zich verkeerde niet verborg.
Een ander item dat tot digitale roem leidde ging over vanwege coronamaatregelen gesloten camping-wc’s, dat hij (zonder overleg met zijn chef) afsloot in rijm. „Zelfs voor doorgewinterde kampeerders is het warempel geen pretje, om steeds te moeten poepen op een chemisch toiletje”, zei hij. Dat item werd vervolgens op Radio 1 geanalyseerd door cabaretier Joep Beuving, die zei: „In het handboek ‘Hoe word ik een cultheld’ heeft Gerri Eickhof een eigen hoofdstuk.”
Maar Eickhof deed dat niet voor de cultstatus, zei hij in een interview met de Volkskrant in 2020, ook zijn ludieke items waren altijd in dienst van de uitzending. Het gaat vooral over hoe je „een onderwerp fatsoenlijk” op de buis krijgt, zei hij. En ook de balans in de uitzending speelde voor hem een rol. „Van tevoren keek ik hoe de journaaluitzending in elkaar zat. En ik dacht: poeh, zware uitzending.” Het is een relativering, dat rijmpje over de wc’s. Het moet uitdrukken dat er een lach en een traan is, zegt hij. „Een heel klein traantje, in dit geval.”
Oorlogen en rampen
Maar het werk van Eickhof omvat veel meer dan alleen de items waarmee hij zichzelf tot cult-verslaggever verhief. Hij bezocht crisisgebieden wereldwijd om verslag te doen van oorlogen en rampen. In zijn biografie schrijft hij: „Ik heb reportages gemaakt in acht verschillende oorlogen op drie verschillende continenten, soms wel twee, drie, vier maanden per jaar.”
/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data129399985-80ec0f.jpg|https://images.nrc.nl/b3lpP7NwD_YUYnE4c3wFJw-dLps=/1920x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data129399985-80ec0f.jpg|https://images.nrc.nl/wMTDk4q3EoMNzxtkY02qs7XnSbs=/5760x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data129399985-80ec0f.jpg)
Hij was onder andere in Kosovo, in Irak en in 1994 in Rwanda, ten tijde van de genocide. Daar bezocht hij een ziekenhuis waar hutu-vluchtelingen binnenkwamen. Dat ziekenhuis werd getroffen door een cholera-epidemie. Hij wist dat eindredactie de beelden van „stapels lijken” uit zijn item zou snijden. Maar door er extra veel „afschuwelijke close-ups” in te stoppen, zorgde hij dat „het overzichtsshot van de lijken” er toch in bleef, vertelt hij in het Volkskrant-interview. Dit zou hij bij natuurrampen niet doen, maar oorlog, stelt hij, is „man made misery, en dan vind ik dat je zoiets moet laten zien”.
Nee, dat werk was niet altijd fijn, schrijft hij ook. „Ik heb daardoor meer doden gezien dan een gemiddelde begrafenisondernemer bij het eerste lustrum.” Hij heeft meermaals gevangen gezeten, hoewel „meestal gelukkig maar een paar uur”. Een ontvoering in Belgrado in 1999 noemt hij „een dieptepunt”.
Het „kantelpunt” kwam in 2008. Toen de NOS hem belde met de vraag of hij naar Georgië wilde, zei zijn destijds zeven jaar oude zoontje Koen dat hij niet moest gaan. „Ga maar niet, ze schieten je dood”, had hij gezegd – en dus ging Eickhof niet. Een dag later kwam RTL-cameraman Stan Storimans om het leven door rondvliegende granaatscherven na een bombardement van het Russische leger op de stad Gori.
Binnenland
Daarna werd het door lichamelijke problemen (artrose) sowieso lastiger voor Eickhof om zich door onveilige gebieden te manoeuvreren. Zijn werk richtte zich daarom meer op binnenlandse verslaggeving.
Wel was erbij toen Barack Obama verkozen werd tot president van Amerika, in november 2008. Hij stond in het park in Chicago waar Obama zijn overwinnigsspeech zou houden. „Ik geloof dat ik toen wel erg vrolijk was”, zegt hij over dat moment. Hij heeft pas in het hotel „een traantje geplengd”.
De laatste jaren, sinds de Black Lives Matter-beweging opkwam, ondervond hij dat het moeilijk vond om over racismegerelateerde onderwerpen objectief verslag te doen. Een aantal items heeft hij om die reden overgeslagen, zoals het verslag van de BLM-demonstratie op de Dam, waarbij de focus kwam te liggen op het overschrijden van de anderhalvemeter-regel. „Als je iemand anders kan vinden, is dat misschien beter”, zei hij daarover tegen zijn chef. En ook de begrafenis van Gerard Reve in 2006 wilde hij niet verslaan, vanwege de „heel racistische uitspraken” die Reve heeft gedaan. De partner van Reve, Joop Schafthuizen, had zes jaar voor zijn dood in een interview met de VARAgids aangegeven dat als Eickhof op televisie kwam dat hij en Reve naar de televisie spuugden. Eickhof zelf was trots op die uitspraak. „Ik heb nog lang gedacht, elke keer als ik voor de camera stond: ‘Zo. Zitten ze weer lekker te spugen’. Dat schonk me buitengewoon veel genoegen.”
Wasmachine
In 1988, het jaar dat Eickhof begon bij de NOS, schafte hij ook zijn eerste eigen wasmachine aan. Dat blijkt uit een bekend filmpje van VPRO Tegenlicht, waarin hij als bewijs ook de aankoopbon laat zien. Het apparaat heeft al die jaren niet alleen zijn kleding gewassen, vertelt hij, hij ordende ook zijn gedachten terwijl hij naar de machine keek. De oude heeft niet lang daarna de geest gegeven, bij de nieuwe zit hij minder graag. Ze hebben een lange staat van dienst, zowel Eickhof als zijn wasmachine.
Dat aan de carrière van Eickhof nu een einde komt, vindt hij zelf niet erg, zei hij vorig jaar in een interview met Panorama. Hij ziet er zelfs „enigszins naar uit”, maar niet vanwege de rust. „De samenleving is niet meer zo leuk en de berichtgeving wordt daardoor ook minder aangenaam. Het is gewoon niet meer zo leuk als tien of twintig jaar geleden om te vertellen wat er in Nederland aan de hand is.”
