Mathilde Boom (81) danst nu tien jaar salsa. Gerrit Vooges (77) verwelkomt nabestaanden in het uitvaartcentrum. Raymond en Marion Parrée (68 en 66) stapten in het huwelijksbootje. Op hun bruiloft werden ze toegezongen door Ben Cramer (77). „Ik dacht dat hij met één been in het graf stond!”, zei een neef tegen de bruidegom. „Maar toen ging-ie zingen: ik viel zowat van m’n stoel!”
Wegkwijnen achter de geraniums: het cliché is al langer achterhaald. Nederlanders worden ouder, het aantal ouderen stijgt, er zijn 3,7 miljoen 65-plussers. Velen van hen staan in zekere zin midden in het leven.
Media neigen soms naar overdrijving. 95-jarige bungeejumpers en 101-jarige bergbeklimmers: ze spreken tot de verbeelding, maar ze vormen de uitzondering. Niet alles is maakbaar. Ouderdom en verval bestaan.
De fotoredactie van NRC ging met zes fotografen en met schrijvend redacteur ‘Ouder worden in Nederland’ Ingmar Vriesema op zoek naar gewone, vitale ouderen. Ze zijn met honderdduizenden inmiddels en vermoedelijk met meer. Zeventigers. Jonge tachtigers. Ze werken, ze leren klarinet, ze maken een doorstart als schipper in de Biesbosch.
Het nieuwe oud.
Want dat zijn ze ook: oud. Vrijwilliger Rika Hoogstad (85) heeft een knieprothese. Acrobaat Paulo Duijker (72) doet geen salto’s meer. Salsadanseres Mathilde Boom mijdt haar fiets na een val.
Adviesraden van de overheid hebben de vitale ouderen ontdekt. Ze zien hun arbeidspotentieel, ontwaren een oplossing voor het tekort aan personeel, vrijwilligers en mantelzorgers. „Het geschenk van de eeuw”, concludeerde de Raad voor Volksgezondheid en Samenleving.
Je kunt zeggen: laat die ouderen toch. Laat ze genieten van hun welverdiende rust. Maar wat als mensen zélf actief willen blijven? Zelf willen meedoen? Ouderen zijn net mensen. Sommigen rouwen nog steeds om het feit dat hun loopbaan noodgedwongen werd afgekapt bij het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd. Anderen werken stug door. Zoals Antonio van Helden, 78 jaar oud en sinds 1981 eigenaar van een Italiaanse supermarkt in hartje Rotterdam. Hij werkt meer dan fulltime. „Wat moet ik thuis doen dan?” zegt hij. „Met mijn vrouw in de tuin zitten zeker. Bloemetjes plukken.”
Hij had 47 potjes golf gespeeld, het afgelopen jaar. Dat zei Osamu Suzuki toen hij in 2021 met op 91-jarige leeftijd met pensioen ging. Ruim veertig jaar zat hij in de top van Suzuki Motor, en golf had hem fit gehouden. Hij zei bij zijn afscheid ook nog dat hij bereikbaar zou blijven voor advies. Zo vergroeid was hij met het autoconcern. Osamu Suzuki overleed op 25 december op 94-jarige leeftijd aan kanker.
Osamu werd niet geboren met een gouden gaspedaal onder zijn voeten, de naam Suzuki kreeg hij pas toen hij volwassen was. De latere grootindustrieel kwam op 30 januari 1930 ter wereld als Osamu Matsuki op het Japanse platteland en werkte zich een weg naar boven.
Hij begon zijn loopbaan bij een bank en verbond zich voor het leven aan de autofabrikant toen hij trouwde met een kleindochter van de oprichter Michio Suzuki. Osamu kreeg de achternaam van zijn echtgenote – niet ongebruikelijk in Japanse ondernemersfamilies – zodat ook zonder zoons de opvolging door een Suzuki gegarandeerd was.
In de bijna halve eeuw dat Osamu Suzuki in de top van het bedrijf zat, verschafte hij het automerk het imago dat paste bij het karakter van de baas: zuinig en degelijk. Om op de kosten voor airconditioning te besparen liet hij plafonds in fabrieken verlagen, hij vloog tot op hoge leeftijd economy class.
Die soberheid is ook kenmerkend voor de auto’s van Suzuki. Veel waar voor weinig geld, schreef NRC-autojournalist Bas van Putten in mei nog over de nieuwste Swift. Van Putten had duidelijk een zwak voor de saaie Swift, met zijn „ontroerende klunzigheid”, maar constateerde ook dat Suzuki’s door hun kloof met de tijdgeest amper meer serieus te nemen waren.
Hiërarchische cultuur
Dat valt Osamu Suzuki met zijn conservatieve leiderschapsstijl wellicht mede aan te rekenen. „Als ik naar iedereen zou luisteren, zou het te traag gaan”, schreef hij in zijn memoires. Zijn zoon zou later, ten tijde van het emissieschandaal dat ook bij Suzuki speelde, zeggen dat de hiërarchische cultuur van Suzuki het moeilijk maakte voor werknemers om problemen aan de kaak te stellen.
Toch heeft het familiebedrijf Suzuki veel aan zijn aangenomen zoon te danken. De onderneming die ooit begon met de productie van weefgetouwen, bereikte onder Osamu’s leiding de top van auto- en motorfabrikanten, met een omzet van ruim 33 miljard euro in 2023.
Osamu Suzuki zag kansen in landen waar andere fabrikanten die lieten liggen. Zo verwierf hij begin jaren tachtig een kwart van het Indiase staatsbedrijf Maruti Udyog, inmiddels opgegaan in Suzuki, en maakte hij de Maruti 800 zo populair dat de wachttijd op een gegeven moment was opgelopen tot drie jaar. Maruti Suzuki heeft op de Indiase automarkt nog altijd een marktaandeel van 40 procent.
Om geld te besparen liet hij plafonds verlagen en vloog hij economy class
In Nederland was vooral de Suzuki Swift populair als spotgoedkope minicar. Best verkochte kleur: grijs. Maar de meeste vertedering roept waarschijnlijk nog steeds het piepkleine Carry-busje op, dat zo compact was ontworpen omdat het dan voor Japanse belastingvoordelen in aanmerking kwam.
Zo geslaagd als de deal met Maruti was, zo onfortuinlijk verliepen sommige andere samenwerkingen onder Osamu Suzuki. Het gedroomde huwelijk met Volkswagen, dat in 2009 een vijfde van de Suzuki-aandelen kocht, liep uit op een vechtscheiding. Suzuki vond dat Volkswagen zich te veel met de bedrijfsvoering bemoeide, terwijl de Japanners Volkswagen de gordijnen in joegen door dieselmotoren bij Fiat te kopen in plaats van bij de Duitse partner. Uiteindelijk slaagde Suzuki erin zijn aandelen terug te kopen.
Osamu Suzuki wisselde meermaals van pet sinds hij in de jaren zeventig in de top van het bedrijf kwam. In 2000 trad hij terug als topman om als president-commissaris nog een dikke vinger in de pap te houden. Toen zijn schoonzoon als gedoodverfde opvolger was overleden en de winst onder druk stond, nam hij eind 2008 op zijn 78ste opnieuw het roer over.
In 2016, toen Suzuki net als andere fabrikanten dubieuze emissietests bleek te hebben gebruikt, kon Osamu Suzuki niet anders dan inbinden. Hij droeg de dagelijkse leiding over aan zijn zoon Toshihiro, maar bleef president-commissaris tot hij in 2020 zijn afscheid aankondigde.
Lees ook
De Suzuki Swift is een vedergewicht met spierballen
Hoeveel invloed Osamu Suzuki achter de schermen de laatste paar jaar nog had – zelfs na zijn negentigste ging hij nog dagelijks naar kantoor – is niet bekend. Maar in de grappen die hij zelf als topman had gemaakt, zat ongetwijfeld een serieuze kern. Wanneer hij de vraag kreeg hoe lang hij nog bij het bedrijf bleef, antwoordde hij: „Tot mijn dood.”
‘Ik zou mezelf geweld aandoen als ik zou zeggen dat de integratie van Marokkaanse Nederlanders en Turkse Nederlanders een succes is,” analyseerde premier Dick Schoof in NRC vorige week zaterdag over zijn tijd als premier. Hij omschreef een van de „feiten”, die door dit kabinet zo graag benoemd worden. Als je geloof hecht aan de woorden van politici die de „ondemocratische waarden” van jongeren met een migratieachtergrond „openlijk durven te benoemen”, lijkt het alsof Nederland sinds de coalitie van PVV-VVD-BBB-NSC is aangetreden een groter integratieprobleem heeft dan ooit tevoren.
Het was niet alleen PVV-leider Geert Wilders die hier dit najaar wederom een speerpunt van maakte in de Algemene Politieke Beschouwingen. Ook staatssecretaris Jurgen Nobel (Participatie en Integratie, VVD) scheerde alle islamitische jongeren over één kam en stelde dat zij „voor een groot deel onze Nederlandse normen en waarden niet onderschrijven”. Kers op het-benoemen-van-de-mislukte-integratie-taart was de motie van Kamerlid Bente Becker (VVD), die de regering verzocht „culturele en religieuze normen en waarden van Nederlanders met een migratieachtergrond bij te houden”.
Symboolpolitiek, want dit soort gegevens wordt door het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) eigenlijk allang bijgehouden. Komend jaar komt er bijvoorbeeld een rapport over homoacceptatie door verschillende religieuze groepen uit, en in november verscheen de rapportage Integratie en Samenleven.
Daaruit bleek inderdaad dat mensen met een herkomst buiten Nederland in sommige opzichten afwijken van het gemiddelde van de totale bevolking: hun woningen zijn doorgaans kleiner, er is hogere werkloosheid, een hogere afhankelijkheid van uitkeringen en het onderwijs wordt vaak eerder verlaten. Allemaal waar.
Alleen zijn die verschillen de afgelopen tien jaar wel kleiner geworden, zeker in de tweede generatie. Deze generatie heeft vaker grotere koopwoningen, een hogere arbeidsparticipatie, een hoger inkomen en vaker een hbo- of wo-diploma. „In de overgang naar het voortgezet onderwijs lijkt er sprake van een inhaalslag. Het aandeel leerlingen van de tweede generatie dat havo of vwo volgt steeg sterker dan gemiddeld”, schrijft het CBS in zijn rapport. „Dit geldt vooral voor leerlingen die in Turkije geboren zijn”, aldus de CBS-cijfers: van 30 procent in 2011/12 naar 67 procent in 2022. In het afgelopen jaar is de toename in havo- of vwo-advies het hoogst onder migranten van Marokkaanse herkomst.
Ook op het gebied van arbeidsparticipatie verandert er veel. Die neemt toe, en daarmee dalen de (jeugd)werkloosheid en uitkeringen. Waar het gemiddelde van de totale bevolking op betaald werk op 73 procent zit, geldt voor „mensen van de tweede generatie een hogere netto arbeidsparticipatie dan gemiddeld” (75 procent), waar het in 2013 nog ging om 67 procent. De toename is daarbij het grootst bij de Turkse herkomstgroep. Waar in 2013 nog 18,1 procent van de tweede generatie van Turkse herkomst met werkloosheid kampte, is dat in 2023 5,4 procent. Van alle herkomstgroepen ontvangt die van de Marokkaanse groep de minste werkloosheidsuitkeringen.
Wilders beweert dat „vaak moslims de boel verzieken” en dat een „groot deel, bijna de helft, van de mensen die in de gevangenis zitten in Nederland niet-westerse allochtonen zijn en moslims.” Sinds 2005 is volgens het CBS het percentage geregistreerde verdachten van misdrijven gedaald over de gehele linie. Het percentage van migranten die verdacht worden, is anno 2023 nog steeds hoger dan het gemiddelde, maar „vooral migranten en mensen van de tweede generatie worden nu minder vaak verdacht.”
Niet alleen het op hoge toon voeren van een integratiedebat is met dit kabinet onder rechts-radicale vlag gelukt, de integratie zelf lijkt dat ook voor wie de feiten durft te benoemen. Uit het CBS-rapport blijkt dat de verschillen elke generatie kleiner worden, waarbij het feit dat dit vooral in het onderwijs te zien is – de basis voor de toekomst immers –nog het meest hoopgevend is.
En wie nog meer wil uitzoomen op de feiten: wat in het debat ondertussen ook benoemd mag worden, is dat – volgens het CBS-rapport en een enquête van het Sociaal Cultureel Planbureau, de Survey Integratie Migranten – Nederlanders en Polen het minst positief naar culturele diversiteit kijken. Ruim de helft van de Nederlanders, en iets minder dan de helft van de Polen denkt (deels) negatief over culturele diversiteit. Bij inwoners met een Turkse of Marokkaanse achtergrond is dat nog geen 20 procent. Hoe homogener de buurt, hoe minder de bewoners openstaan voor een ander. Concludeert het CBS. Dat staat haaks op de waarden die Nederland lang predikte toen tolerantie als traditie werd gezien en het woord nog een positieve lading had.
‘Nothing really matters to me…” Voor de 21ste keer blaast ‘Bohemian Rhapsody’ weer het jaar uit, als nummer 1 van de Top 2000.
Op Oudejaarsavond hoor je Queen-gitarist Brian May zijn lyrische solo’s spelen door Britse Vox-versterkers. Of luister naar het huilende gitaarduet in ‘Hotel California’, van The Eagles, dit jaar op de derde plek: Joe Walsh en Don Felder speelden hun klassieker op Fender-versterkers.
Het warme geluid van de buizenversterker heeft zich tussen de oren van muziekliefhebbers genesteld. Het Amerikaanse Fender maakt al versterkers sinds de jaren veertig. Maar er zit een nadeel aan die vertrouwde techniek: buizen slijten, net als gloeilampen, en de versterkers zijn vaak duur en niet te tillen. Je kunt ze wel kopiëren of klonen, met een computer. Tegenwoordig passen alle iconische klanken van de Top 2000 in één kastje.
Er klinkt een schreeuw uit de broekzak van Bert Meulendijk. En dat betekent: kassa. Met deze kreet uit een Jiskefet-scène geeft de telefoon van de gitarist een seintje dat er via zijn webwinkel opnieuw een ‘profiel’ is verkocht – een digitale kopie van een gitaarversterker.
Zijn studio staat vol buizenapparatuur, verzameld gedurende decennia gitaarspelen. Maar zelf gebruikt Meulendijk alleen nog een Kemper, een mosgroen kastje van de gelijknamige Duitse firma. Het apparaat ziet eruit als een radio uit het Sovjet-tijdperk, in werkelijkheid is het een computer die de klank nabootst van tientallen populaire versterkermodellen.
Je hoeft slechts zo’n profiel te ‘laden’ en dan klinkt het alsof er een Marshall JMP100 (Angus Young van AC/DC, dit jaar op nummer 30 met ‘Thunderstruck’) naast je staat te brullen. Met één druk op de knop verandert het geluid in een Dumble (favoriete versterker van Stevie Ray Vaughan, op nummer 1.485 met‘Pride and Joy’) of een Fender Twin Reverb (Nirvana’s Kurt Cobain op ‘Smells Like Teen Spirit’, op nummer 36).
Meulendijk kloonde zijn eigen versterkerverzameling en verkoopt die profielen aan andere Kemper-gebruikers. Een versterker ‘profileren’ is zo gepiept, maar de finetuning luistert nauw. „Ik ben weken bezig met het bewerken en luisteren of het werkt in de mix of live, op het podium.”
Meulendijk koos in 1989 bewust voor een carrière als studiomuzikant. „Ik heb tours gedaan, dan speel je wekenlang dezelfde dingen. Ik vind studiowerk uitdagender, creatiever ook.” Hij heeft net een partij ingespeeld, een klusje voor producer Ferdi Bolland. Je kunt Meulendijks gitaarspel horen op honderden platen en producties, zoals op ‘Are You With Me ’ van Lost Frequencies (anderhalf miljard keer gestreamd op YouTube en Spotify).
„Niet dat iemand mij herkent”, zegt Meulendijk. Hij vindt het prima om op de achtergrond te blijven. Ook bij de Edwin Evers Band zul je hem niet snel molenwiekend over het podium zien rennen. Maar Meulendijks klanken zijn wel wereldberoemd. Sinds hij tien jaar geleden de Kemper ontdekte, heeft hij tienduizenden profielen verkocht, vooral in Duitsland en in de VS. Er spelen nu dus duizenden gitaristen met de ‘Bert-sound’.
Heeft hij nog wel zijn eigen unieke geluid of wordt het eenheidsworst? „Als je tien gitaristen op dezelfde versterker laat spelen, klinken ze toch allemaal anders. Het zit ook in het instrument, en vooral in je vingers.”
Niet alle muzikanten willen ervoor uitkomen dat ze digitaal werken. Zo treedt de Britse rockband Status Quo (‘Whatever you want’, op nummer 733) op met een muur van witte Marshalls op het podium. In één van die versterkers zit stiekem een kleine groene Kemper geschroefd die het daadwerkelijke geluid maakt.
Bert Meulendijk maakt er geen geheim van. „De kans is klein dat ik ooit nog een buizenversterker koop.” De digitale alternatieven zijn vederlicht en qua klank maakt het niet meer uit, vindt de beroepsgitarist. Als je moet kiezen tussen rock-’n-roll of rugpijn, dan is de keuze niet zo moeilijk.
Spijkerriem
Je kunt gitaarversterkers klonen, maar de andere optie is het buizengeluid te ‘modelleren’, met computeralgoritmes. Deze techniek stamt uit de jaren negentig en was eerst in trek bij metalgitaristen die de wat industriële sound wel bij hun spijkerriem vonden passen.
Modelleren raakte in een stroomversnelling omdat de prijzen daalden – meer concurrentie voor pioniers als Line6 en Fractal. Het geluid werd veel realistischer dankzij krachtiger chips en via internet kun je inmiddels alle denkbare versterkertypes downloaden. Ook Metallica (‘Nothing Else Matters’, nummer 11) doet het inmiddels digitaal.
De ‘amp-simulators’ vlogen afgelopen jaar over de toonbank, constateert Jochanan Bax. Ooit had hij met zijn broer een drive-in-show met licht en geluid, nu runt hij de grootste Nederlandse muziekwinkel. „Gitaristen zijn nooit klaar, ze zijn altijd op zoek naar een nieuwe sound”, zegt Bax. De digitale versterkers worden gekocht ‘voor erbij’, om thuis te kunnen spelen op lage volumes. Hij ziet de omzet van buizenversterkers langzaam afnemen. Jammer, want daar zit wel meer marge op.
De buizen zijn lang niet uitgestorven, zegt Marijn van der Maat. Hij bouwde in het verleden zelf versterkers en is gitaartechnicus, je kunt hem tegenkomen in de coulissen bij Racoon, Ilse de Lange of De Staat. In de muziekwinkel waar hij werkt, kiezen piepjonge muzikanten meestal voor versterkers die eruitzien of ze uit de jaren vijftig geteleporteerd zijn. „Alle gitaristen zijn ooit begonnen omdat ze een held hadden als John Mayer, Slash van Guns N’ Roses of David Gilmour van Pink Floyd. Die werken vaak nog met oude spullen.” Zelf – Marijn was tot voor kort gitarist in een surfrockband – houdt hij het ook bij de traditionele apparatuur. „Die vind ik het meest inspirerend.”
Staccatostijl
Gruizig, ruig, donkerbruin, zuigend en pompend… het vocabulaire voor gitaargeluiden is even rijk als verwarrend. Gitaristen kunnen urenlang praten over de ingrediënten van hun versterkers. Hetzelfde geldt voor de effectpedalen waarmee je het klankbeeld verder inkleurt, zoals een schilder verf mengt op een palet.
Jop van Summeren, bassist van De Staat (‘Witch Doctor’, nummer 555) zocht uitbreiding van zijn klankspectrum. Hij had eerst een koffer vol effectpedaaltjes voor zich op het podium liggen, maar zweert tegenwoordig bij de Fractal. Dat past goed bij de staccatostijl van De Staat.
„Vaak gaat het in de digitale wereld over het nabootsen van de sound van vroeger. Maar ik ben geen purist. Ik wil extreme dingen kunnen programmeren, geluiden die niet te maken zijn met analoge spullen.” Van Summeren wordt even filosofisch: „Alles is een zoektocht naar een geluid dat je in je hoofd hebt.” Dat is de manier om nieuwe klassiekers te maken, voor de volgende Top 2000.