Het Mahlerfestival 2025 kon de hoge verwachtingen van de geannuleerde 2020-editie maar deels bijbenen

Het grote derde Mahlerfestival is weer voorbij. Het verloop van het festival volgens onze recensies: goed begin (Eerste en Tweede symfonie), een lange dip halverwege (Derde tot en met de Zevende), maar gelukkig een sterke redding op het einde (Achtste, Negende en Das Lied von der Erde).

Het eigenlijke derde Mahlerfestival, waar jaren naartoe geleefd werd, stond gepland voor 2020. De grote orkesten die Mahler zelf dirigeerde zouden spelen: de Berliner Philharmoniker, de Wiener Philharmoniker, de New York Philharmonic en natuurlijk ons eigen Concertgebouworkest. Kaarten zouden verschrikkelijk duur worden, maar dat viel wel te begrijpen, met zo’n ongelofelijke line-up.

Voorpret bouwde opnieuw op toen het Concertgebouw een reanimatie-editie in 2025 aankondigde. Tot ze de line-up bekendmaakten: geen New York, geen Wiener – wel Chicago, Boedapest en het bij weinigen bekende NHK-orkest uit Tokio. Het Boedapest Festival Orkest kan goed spelen, maar is geen A+ orkest. En NHK, geen idee. Langzaam slonk de buzz. Sommige frustraties groeiden.

Met name over de exclusiviteit van het festival door de ticketprijs. 75 euro kostten de slechtste kaarten, 235 de duurste. Het goedkoopste passe-partout was iets meer dan 1.000 euro, een eersterangs bijna het dubbele. Dat is veel geld, maar je kunt ook redeneren dat je voor tien concerten beste rang tussen de gecancelde editie en deze ‘slechts’ 30 euro per maand hoefde te sparen. Één concert op z’n duurst meemaken kostte dan een kleine vier euro per wachtmaand.

Pissig

Frustratie over de ticketprijs is begrijpelijker in vergelijking met de kaartprijs van 2020. Die was nu weliswaar iets lager dan toen, maar of dat iets in verhouding staat tot de ‘iets’ minder goede orkesten, is een gevoelskwestie. Bij de drie concerten die ik bijwoonde (Mahler 3, 5 en 6) dacht ik steeds: „Ik zou goed pissig zijn als ik hier een paar honderd euro voor betaald zou hebben.” Geen van de drie waren slechte uitvoeringen, maar van het prestigieuze Mahlerfestival verwacht je meer.

Toch zal Het Concertgebouw niet rijk zijn geworden: de inflatie tussen de jaren waarin de passe-partouts in de verkoop gingen (2018 en 2023) is bijna 20 procent. Een eersterangs passe-partout had van 2.100 euro in 2018 naar rond de 2.500 euro in 2023 moeten gaan, maar ging naar 1.950 euro.

Gratis toegankelijkheid?

Lukte het niet een van de hooguit tweeduizend stoelen per concert te bemachtigen, dan kon je terecht bij een gratis livestream. Niet, zoals oorspronkelijk de bedoeling was, voor tweeduizend mensen tegenover het Concertgebouw op het Museumplein – wat de festivalsfeer ter plekke een stuk verhoogd zou hebben – want Ajax had beloofd kampioen te worden en moest daar worden gehuldigd. Het paviljoen ging naar het openluchttheater in het Vondelpark.

Verhoogde dat de toegankelijkheid? Deels. Klassieke muziek uit festivalspeakers klinkt nooit goed: de klank is flets, schel in de hoogte, dof in het midden en bijna non-existent in de laagte. Daar kan het Mahlerfestival niets aan doen. Wel behoorlijk suf was het ontbreken van ondertiteling bij gezongen muziek; wat heeft een nieuw, toevallig langslopend publiek aan Das Lied von der Erde als het niet weet waar het over gaat? Dat gecombineerd met anderhalf uur op harde bankjes zonder rugleuning, maakte dat je weglopers wel begreep.

Maar, het goede nieuws zat al in deze opsomming: er zat tussen de meerdaags terugkomende liefhebbers wel degelijk nieuw, toevallig langslopend publiek. De vrolijke sfeer was er niet te missen: er stonden rijen voor de bar, foodtrucks langs de kant en er was een tent met promotiemateriaal. Er klonk vrolijk gebabbel en gelach vooraf en in de pauze. Én er heerste, op gezang van roodborstjes en winterkoninkjes na, doodse stilte en aandacht tijdens de muziek.