Het leed in Hawija erkennen en verzachten is mislukt

Reportage

Hawija Nederland trok bijna 4,5 miljoen euro uit voor Hawija. Slachtoffers van het Nederlandse bombardement op de stad zeggen dat veel van het geld verdween in corrupte zakken.

Abdallah Rashid Saleh (51) knielt bij de graven van zijn familieleden in Hawija, februari 2023.
Abdallah Rashid Saleh (51) knielt bij de graven van zijn familieleden in Hawija, februari 2023. Foto Hawre Khalid

„Ik had hem nog één keer willen knuffelen”, zegt Abdallah Rashid Saleh (51) bij het graf van zijn zoon Rashid. „De avond voor hij stierf zaten we samen te eten. Rashid was toen negen jaar en vroeg me of hij die nacht in mijn armen zou mogen slapen. Ik had hem gezegd dat het mocht, maar we kregen de kans niet. Altijd als ik zijn graf zie, denk ik aan die gemiste knuffel.”

Abdallah staat op de begraafplaats van Hawija. Het is een droge vlakte bezaaid met kleine vierkante stenen. Direct naast de steen van Rashid liggen er nog zes. Abdallah gaat ze één voor één af. „Hier liggen mijn vrouw Khamisa en mijn nicht Sajidah. Hier mijn dochters Yamamah en Amal. En hier mijn andere twee zoons, Mahmoud en Ibrahim.”

Allemaal kwamen ze om het leven tijdens het Nederlandse bombardement op Hawija. In de nacht van 2 op 3 juni 2015, nog voordat Abdallah tegen zijn zoon had kunnen aankruipen, bombardeerden Nederlandse F-16’s een wapenfabriek van de jihadisten van Islamitische Staat (IS), die de Iraakse stad destijds bezetten. Omdat de fabriek vol explosieven lag, veroorzaakte de luchtaanval een gigantische explosie. Abdallahs woning, en die van honderden andere burgers, lagen in de directe omgeving van de fabriek.

„Ik heb het hoofd van mijn dochter Amal over de grond zien rollen”, zegt Abdallah. Hij knielt bij de graven van zijn zeven familieleden en begint te huilen. „Mijn dochter Yamamah leefde nog net, maar haar lichaam was in tweeën gescheurd. Ik probeerde haar naar het ziekenhuis te brengen, maar ze stierf onderweg in mijn armen. Daarna ben ik hierheen gekomen en heb ik iedereen zelf begraven.”

Abdallah Rashid Saleh (51) verloor zijn vijf kinderen, vrouw en nicht in het Nederlandse bombardement op Hawija. Hij wil excuses en een schadevergoeding. Foto Hawre Khalid

Inmiddels woont Abdallah in een dorp nabij Tikrit, samen met zijn drie nog levende kinderen. Om de begraafplaats te bezoeken, moet hij anderhalf uur reizen. Geld daarvoor heeft hij nauwelijks, want van zijn baan als reparateur van airconditioners en koelkasten is het moeilijk rondkomen. „Het gaat niet goed met me”, zegt Abdallah. „Ik ben mijn familie en al mijn bezittingen kwijtgeraakt. Bovendien heb ik hartproblemen opgelopen door de explosie. Een operatie kost 8 miljoen dinar [5.500 euro], dat kan ik niet betalen.”

Naast excuses verlangt de Irakees dan ook een schadevergoeding, maar Nederland biedt geen van beide. Wel trok het kabinet ruim 4 miljoen euro uit voor door de Verenigde Naties uitgevoerde wederopbouwprojecten in Hawija, maar daar merkt Abdallah in Tikrit niets van. Hij is geen uitzondering: naar schatting waren de meeste dodelijke slachtoffers vluchtelingen die slechts tijdelijk in Hawija verbleven. Veel nabestaanden leven inmiddels elders.

„Ik snap niet waarom ze al dat geld aan de VN geven in plaats van aan ons”, zegt Abdallah. „Eerst dachten we nog dat Nederland om mensenrechten geeft, maar dat klopt niet. Ze geven niet eens om de slachtoffers van hun eigen bommen.”

Compensatie

Het Nederlandse bombardement op Hawija kostte aan zeker 85 mensen het leven, concludeerden de Universiteit Utrecht, PAX en de Iraakse ngo al-Ghad na uitgebreid onderzoek ter plaatse. Overlevenden verloren hun geliefden, leden grote materiële schade, raakten arbeidsongeschikt vanwege hun verwondingen en kampen tot aan de dag van vandaag met medische en psychische problemen.

De wederopbouwprojecten die Nederland steunde, worden in Hawija niet ervaren als betekenisvolle compensatie voor dit leed, blijkt uit een bezoek van NRC aan de stad afgelopen februari. Ook slachtoffers die nog wél in de stad wonen, zeggen nauwelijks baat te hebben gehad bij de projecten en eisen nog altijd excuses en schadevergoedingen.

Deze uitkomst was al in 2020 voorspeld door een deel van de Tweede Kamer. In de vele debatten over Hawija pleitten onder andere PvdA, SP, GroenLinks, ChristenUnie en Denk voor individuele compensatieregelingen, juist ook vanwege twijfels over de door het kabinet voorgestelde projecten. „Als je halve familie door een bom is weggevaagd, ben je met een nieuwe weg in je dorp echt niet geholpen”, zei toenmalig Kamerlid John Kersten (PvdA) in een commissiedebat.

Toch zag toenmalig minister Ank Bijleveld (Defensie, CDA) daarvan af. De minister erkende dat er „veel meer explosieven” in de bommenfabriek lagen opgeslagen dan was aangenomen. Ook riep de aanwezigheid van veel burgers naast de fabriek de vraag op of de aanval zorgvuldig was voorbereid. Maar de uitschakeling van het doelwit zelf was „duidelijk legitiem”, aldus de minister, dus was Nederland volgens geldend humanitair oorlogsrecht „wel verantwoordelijk, maar niet aansprakelijk voor de gevolgen van de aanval, en daarmee niet verplicht tot het uitkeren van schadevergoedingen”.

Een man wandelt door het industriegebied van Hawija, vlakbij de plek van het Nederlandse bombardement.Foto Hawre Khalid

Alsnog schadevergoedingen uitkeren, zou volgens het kabinet bovendien een precedent scheppen voor schadeclaims voor andere, eveneens legitieme luchtaanvallen. Nederland voerde van 2014 tot en met 2018 ruim zeshonderd aanvallen uit op IS-doelen in Irak en Syrië. Eerder dit jaar nog berichtten NRC, de NOS en Nieuwsuur dat ook bij een Nederlandse aanval nabij de universiteit van Mosul in 2016 zeker zeven burgers om het leven kwamen.

Om toch iets voor Hawija te betekenen en de Kamer tegemoet te komen, koos het kabinet voor een tussenoplossing. Niet individuen, maar „de getroffen gemeenschap” van Hawija zou worden gecompenseerd. Eind 2020 kondigde de minister aan dat het kabinet ruim 4 miljoen euro zou uittrekken voor zogenoemde ‘vrijwillige compensatieprojecten’. Het geld was bestemd voor twee „gerenommeerde organisaties” van de Verenigde Naties, het United Nations Development Programme (UNDP) en de International Organization for Migration (IOM), die namens Nederland zouden investeren in onder meer het herstel van de werkgelegenheid, stroomvoorziening en andere infrastructuur in Hawija. De projecten zouden zich richten op schade die te herleiden is tot het Nederlandse bombardement en worden uitgevoerd „in directe samenspraak met de gemeenschap”, schreef de minister aan de Kamer.

Nederland voerde van 2014 tot en met 2018 ruim zeshonderd aanvallen uit op IS-doelen in Irak en Syrië

Maar juist die lokale gemeenschap ervaart de projecten als een teleurstelling. Zowel slachtoffers als lokale autoriteiten spreken van corruptie bij de VN-uitvoerders en zeggen dat een deel van de projecten niet naar behoren is afgerond. Bovendien zouden de VN de gemeenschap onvoldoende betrokken hebben bij de besluitvorming, waardoor de projecten slecht aansloten bij de urgentste behoeften van de doelgroep. Slachtoffers zeggen dat de projecten niet zozeer hun eigen belangen als die van de Iraakse overheid dienen, weten soms niet eens van Nederlands betrokkenheid en voelen zich genegeerd. Voor zover het doel van het kabinet was hun leed te erkennen en te verzachten, is dat mislukt.

‘Ze luisteren niet’

„Jullie zijn van de officiële krant, toch?” Sabhan Khalaf Ali kijkt zijn bezoek wat ongeduldig aan. De burgemeester van Hawija gaat gekleed in pak en heeft een zwarte borstelsnor. Hij verzorgt een gastvrij ontvangst in zijn kantoor met vruchtensap en kokoskoekjes, maar lijkt weinig zin te hebben in het gesprek. „Ik heb dit al zo vaak verteld.”

De burgemeester zegt dat hij nauwelijks betrokken is bij de aanvang van de Nederlandse projecten in zijn stad. „Wij hoorden er pas van nadat het geld al was toegezegd aan de VN”, zegt hij. „Lange tijd zagen we alleen de borden die de projecten aankondigden. Dankzij de mensen van PAX ben ik in 2021 naar Nederland gegaan om mijn zorgen te delen. Daar heb ik jullie regering verteld dat deze VN-organisaties corrupt zijn, maar ze luisteren niet.”

Ook een recent bezoek van minister van staat Winnie Sorgdrager van afgelopen mei ervaarde de burgemeester als een teleurstelling. Sorgdrager werd eind 2020 ingesteld als voorzitter van de onafhankelijke onderzoekscommissie naar het bombardement op Hawija en zal naar verwachting dit najaar haar rapport uitbrengen. Eind mei dit jaar was ze voor het eerst in Hawija, vergezeld door onder meer Nederlands ambassadepersoneel uit Bagdad. „Ze hebben zichzelf niet eens goed voorgesteld”, zegt Khalaf Ali nadien door de telefoon. „We moesten achteraf googelen om erachter te komen wie wie was.”

Desgevraagd gaat de commissie op deze laatste klacht niet in. Wel laat een woordvoerder weten dat de commissie al tijdens een eerder bezoek aan Bagdad in 2022 naar Hawija had willen komen, maar dat dit vanwege de veiligheidssituatie niet mogelijk was. In zowel Bagdad als Hawija is volgens de woordvoerder onder meer gesproken met nabestaanden van de slachtoffers. „De commissie heeft binnen de korte tijd die haar in Hawija ter beschikking stond zo veel mogelijk mensen getracht te spreken”, schrijft de woordvoerder. „Deze gesprekken hebben veel indruk op de commissieleden gemaakt.”

Slachtoffers van het Nederlandse bombardement in het gemeentehuis van Hawija. De twaalfjarige Omer Ahmed liep ernstige brandwonden op. Foto Hawre Khalid

De indruk van de burgemeester was anders. Hij zegt dat hij er bij de commissie op heeft moeten aandringen om met nabestaanden te spreken. „Eerst wilden ze niet, ze zeiden dat ze geen tijd hadden”, zegt hij. „Dit was juist hun hele taak! Zelfs toen ik alsnog een paar nabestaanden binnenbracht, namen ze niet genoeg tijd om met hen te spreken. Het toont hun gebrek aan interesse voor de mensen hier.”

Abdallah was een van de nabestaanden die kort zijn verhaal mocht doen. Hij was er speciaal voor naar Hawija afgereisd vanuit Tikrit. „Ik moest denken aan mijn dochter die in tweeën was gescheurd, dus begon ik weer te huilen”, zegt hij telefonisch. „Dat raakte hen wel, sommigen hadden tranen in hun ogen. Maar ze lieten me niet lang praten. Na een kwartier stond ik weer buiten.”

Een volgend programmaonderdeel van de commissie was een bezoek aan het industrieel terrein van Hawija, om daar onder meer herstelde winkels en het nieuwe elektriciteitsnetwerk te zien. „Een dame van IOM deed de rondleiding”, zegt de burgemeester. „Ze koos een van de winkeliers uit om met de delegatie te spreken. Die man had zelf veel geld ontvangen van de VN, dus zei hij precies wat de VN wilde dat hij zei. Het was één grote show.” Dit verhaal wordt bevestigd door het eveneens aanwezige wijkhoofd Mousa al-Jabraoui. De commissie laat in haar reactie specifieke vragen hierover en over de interactie met nabestaanden onbeantwoord.

Veelbelovend

Op papier zien de ‘compensatieprojecten’ er veelbelovend uit. In voortgangsrapportages aan de Kamer schrijft Defensie over een breed scala aan werkzaamheden. Terwijl het VN-ontwikkelingsprogramma UNDP het elektriciteitsnetwerk zou herstellen, zou de migratie-organisatie IOM onder meer puin ruimen, voorbereidingen treffen voor ontmijning, verwoeste bedrijfspanden herstellen en investeren in werkgelegenheid en de aanleg van landbouwinfrastructuur. UNDP ontving hiervoor zo’n 1,5 miljoen euro, IOM zo’n drie miljoen, aldus Defensie.

Maar volgens zowel de burgemeester als het wijkhoofd zijn lang niet alle beloften waargemaakt. „Het enige dat we echt gezien hebben is het elektriciteitsproject”, zegt Khalaf Ali. „De landbouwprojecten zijn aangekondigd, maar nauwelijks uitgevoerd. Er is maar heel weinig puin geruimd. En er zouden mijnen geruimd worden, maar daar is nooit iets van terechtgekomen.”

Ook de voortgangsrapportages van Defensie en de eindrapporten van de VN-organisaties roepen de nodige vragen op. Zo erkent het ministerie in een brief aan de Kamer van november 2022 – toen het project al afgesloten had moeten zijn – dat minder dan een kwart van de circa 260 door IOM ‘geïdentificeerde’ bedrijfspanden hersteld zijn en dit nog tot oktober 2023 kan duren. In mei dit jaar schrijft Defensie zonder verdere uitleg dat 259 bedrijfspanden toch al „zijn hersteld”. Die laatste formulering strookt echter niet met de vagere woordkeuze van IOM, die schrijft dat het „de rehabilitatie van 259 winkels gesteund heeft” maar in het midden laat of dit project echt is afgerond. Ook valt op dat IOM spreekt van de ‘identificatie’ van landbouwprojecten, maar nauwelijks details geeft over de uitvoering ervan. Tot slot staat in de eindrapportage dat een beloofde puinvermalingsmachine Hawija niet bereikt heeft voor het einde van het project vanwege complicaties met de douane.

Toch concludeert minister Kajsa Ollongren (Defensie, D66) in een brief aan de Kamer van mei dit jaar dat de projecten „succesvol zijn afgerond”. „Voorop staat dat de hoofddoelstellingen zijn behaald”, schrijft Ollongren. „IOM en UNDP betrokken de lokale autoriteiten en inwoners van Hawija bij de uitvoering van hun projecten om te zorgen dat deze zo goed mogelijk aansluiten op de lokale behoefte.” Ook benadrukt minister Ollongren dat beide organisaties „in hun rapportages aandacht [besteden] aan de maatregelen die zij hebben genomen op het gebied van verantwoorde uitgaven”.

Maar juist die financiële verantwoording ontbreekt. Beide VN-organisaties benadrukken weliswaar dat er niet is samengewerkt met terroristen van IS, maar laten in het midden waar de miljoenen euro’s precies aan zijn besteed. De rapportage van UNDP bevat slechts een zeer summiere ‘financiële samenvatting’ waarin kostenposten grofweg zijn onderverdeeld in de aanschaf en installatie van elektrisch materieel (1,25 miljoen euro), reiskosten (75.000 euro) en algemene managementkosten (107.000 euro). De rapportage van IOM, die dubbel zoveel Nederlands geld ontving, bevat überhaupt geen verantwoording.

NRC vroeg beide VN-organisaties om opheldering, maar ontving geen antwoord. Defensie laat weten dat „beide organisaties zijn gehouden aan de afspraken inzake financiële verantwoording”. Gevraagd naar gedetailleerde begrotingen, schrijft Defensie dat „interne regelgeving” van IOM niet toestaat dat „de financiële verantwoording op deze wijze openbaar werd gemaakt. Defensie beschikt daar wel over.” Waar het ministerie precies over beschikt, valt uit dat antwoord niet op te maken.

Corruptie

De burgemeester van Hawija ruikt corruptie. Hoewel Defensie benadrukt dat de volledige 4,4 miljoen euro naar de gesteunde projecten is gegaan, vermoedt Khalaf Ali dat het geld deels bij andere VN-fondsen is beland en dat de uitgave ervan mede daardoor niet te controleren is. „IOM en UNDP vertellen ons niet welke projecten precies gefinancierd zijn met Nederlands geld”, zegt hij. „Ze geven geen details. En geen details betekent corruptie.”

Khalaf Ali levert geen harde bewijzen, maar heeft wel aanwijzingen voor onregelmatigheden. Zo vernam hij naar eigen zeggen dat het elektrisch materieel meer dan een ton goedkoper was dan in de UNDP-begroting staat. Ook zegt hij dat winkeleigenaren die geld ontvingen voor het herstel van hun zaak door IOM-medewerkers zijn uitgekozen op hun bereidwilligheid dit geld met hen te delen. „Maar dat gaat natuurlijk niemand erkennen.”

„De Tweede Kamer zou er bij Defensie en de VN op moeten aandringen om een gedetailleerde financiële verantwoording openbaar te maken”, zegt Saba Azeem van vredesorganisatie PAX. Ze heeft dertien jaar ervaring in de ontwikkelingssector, waarvan zes in Irak, en deed namens PAX meer dan anderhalf jaar veldwerk in Hawija. Ook zij zegt dat een deel van de projecten niet naar behoren is afgerond en bevestigt dat er in de gemeenschap veel verhalen de ronde doen over corruptie bij de uitvoerders.

Hoewel Defensie benadrukt dat de volledige 4,4 miljoen euro naar de gesteunde projecten is gegaan, vermoedt Khalaf Ali dat het geld deels bij andere VN-fondsen is beland en dat de uitgave ervan mede daardoor niet te controleren is

Zulke aantijgingen zijn moeilijk hard te krijgen, erkent Azeem, maar daarmee nog niet ongeloofwaardig. „Helaas is dit de realiteit van de hulpsector in Irak”, zegt ze telefonisch. „Zeker bij de VN werken veel bureaucraten en papierschuivers. Ze hebben exorbitante salarissen en rekenen standaard indirecte kosten die buiten financiële audits vallen. Bovendien is de VN nauw vervlochten met de Iraakse politieke elite. Dat opent de deur naar nog meer corruptie.”

Defensie laat weten dat UNDP en IOM gekozen zijn uit veertien internationale ngo’s en VN-organisaties die al in Hawija actief waren en dus het gebied goed kenden. Het kabinet had er echter beter aan gedaan kleinschalige ngo’s te steunen en directer samen te werken met de lokale gemeenschap, zegt Azeem. „Daarmee vergroot je de kans dat het geld bij de juiste mensen belandt”, zegt ze. „Bovendien waren de projecten beter afgestemd op de behoeften van de slachtoffers. Dat was nu veel minder het geval, want de VN communiceerden vooral met de gouverneur van Kirkuk en de federale regering in Bagdad in plaats van met slachtoffers en de gemeente in Hawija.”

Als gevolg van deze aanpak hebben de slachtoffers het gevoel dat de projecten niet hun eigen belangen dienen, maar die van de Iraakse overheid. „Het is goed dat er nieuwe winkels zijn, maar ze zijn niet van ons”, zegt Majid, een monteur wiens oude zaak werd weggevaagd door het Nederlandse bombardement. Hij staat op het industrieterrein en laat de aanleg van een nieuw pand zien. „Hier moet ik straks gewoon huur voor betalen aan de overheid. Ik had liever nieuwe apparatuur gehad.” Ook het nieuwe elektriciteitsnetwerk is volgens Madjid bestemd „voor de regering”. „De stroom is gekoppeld aan het overheidsnetwerk”, zegt hij. „Daardoor valt deze op vaste tijden uit. Wij wilden juist onze eigen stroomvoorziening die het altijd doet wanneer we hier aan het werk zijn.”

Monteur Majid voor zijn te herbouwen winkel in Hawija. Nederland financierde het herstel via de VN-organisatie IOM. Het project had eigenlijk in oktober 2022 af moeten zijn.

Dat Nederland de infrastructuur financierde, is volgens wijkhoofd al-Jabraoui bij veel mensen onbekend. Op een IOM-bord in het industriegebied staat weliswaar een logo van het ‘Kingdom of the Netherlands’, maar dat is niet vertaald naar het Arabisch, en de Arabische projectinformatie eronder bevat geen verwijzing naar Nederland. „Zo begrijpen de mensen het niet”, zegt al-Jabraoui. „Ze denken dat dit gewoon algemene VN-projecten zijn.”

Ook de reden voor de financiering komt niet naar voren in VN-promotiemateriaal. Zo bejubelt een UNDP-artikel over het elektriciteitsproject de kwaliteit van de falafelbroodjes die dankzij de stroom verkocht kunnen worden, maar bevat geen enkel woord over het Nederlandse bombardement. Het artikel vermeldt slechts dat het industriegebied „verwoest achterbleef” in 2015, maar laat in het midden wie die verwoesting aanrichtte. „Dit was ook niet de opdracht die aan de organisaties is meegegeven”, schrijft Defensie op de vraag of de communicatie over de reden voor de financiering beter had gekund.

Bloedgeld

Toch is juist de openlijke erkenning van gemaakte fouten en toegebracht leed een essentieel onderdeel van het Iraakse begrip van ‘compensatie’, benadrukt wijkhoofd al-Jabraoui. „Dat zit diep verankerd in onze cultuur”, zegt hij. „Als je iemand doodt, betaal je bloedgeld. Je gaat op bezoek bij de nabestaanden, kijkt hen in de ogen, erkent je fouten en biedt een schadevergoeding. Deze VN-projecten hebben niets te maken met wat de gemeenschap verwacht van compensatie.”

Dat blijkt wel uit de indringende blikken van meer dan twintig slachtoffers in een klein vertrek van het gemeentehuis. De burgemeester heeft hen hier uitgenodigd om hun verhaal te komen doen. Dat hun bezoekers journalisten zijn en geen overheidsmedewerkers, is een onderscheid dat niet iedereen lijkt te maken. Een Nederlander is immers een Nederlander, en Nederlanders hebben in Hawija iets uit te leggen. „Waar is onze compensatie?”, wil iedereen hier weten.

„We dragen geen haat in ons”, zegt Abdallah geruststellend. „Maar er is een fout gemaakt en burgers zijn daardoor gestorven, dus moeten er excuses en compensatie komen.” De man naast hem blijft eveneens beleefd, maar staat er harder in. „Ik heb mijn broer en mijn neefje verloren maar heb geen enkele vergoeding ontvangen”, zegt Athir Thamer. „Hoe kun je dan verwachten dat ik Nederland niet haat?”

Fahima Dawod Saleh en haar dochter Nour in hun voortuin in Hawija. Nour liep kanker op, volgens haar dokter vanwege de chemicaliën die vrijkwamen bij het Nederlandse bombardement.
Athir Thamer verloor zijn broer en neefje in het Nederlandse bombardement op Hawija. “Hoe kun je dan verwachten dat ik Nederland niet haat?”

Foto’s Hawre Khalid

Sinds het bombardement lijdt de broer van Athir aan epilepsieaanvallen, kreeg zijn moeder een hartaanval en is zijn vader „gestorven van verdriet”, vertelt hij. Een twaalfjarige jongen in de hoek van de kamer heeft vervormde oren en een gezicht vol brandwonden. Gezondheidsklachten behoren duidelijk tot de grootste zorgen van de slachtoffers, maar de door Nederland gesteunde projecten bevatten geen medische component.

„Het enige wat ik vraag, is geld voor de dokter”, zegt Fahima Dawod Saleh. Ze ontvangt NRC na de ontmoeting op het gemeentehuis in haar voortuin in de wijk Yarmouk, op zo’n vijfhonderd meter van de plek van de luchtaanval. Haar oudste dochter Mouna kwam daarbij om het leven vanwege rondvliegend glas. Haar jongste dochter Nour liep kanker op, volgens Fahima vanwege de chemicaliën die bij de explosie vrijkwamen. „Haar operatie kost 10 miljoen dinar [7.000 euro]”, zegt ze. „Dat kunnen we niet betalen, want we zijn al 6 miljoen dinar [ruim 4.000 euro] kwijtgeraakt aan de reparatie van ons huis. Bovendien kan mijn zoon niet meer werken omdat zijn hand verbrijzeld is bij het bombardement.”

Door de uitzichtloze situatie is Nour zwaar depressief geraakt, vertelt Fahima. „Eén keer vonden we haar terwijl ze bezig was benzine over zich heen te gieten. Ze wilde zich in brand steken.” Gevraagd hoe het met haarzelf gaat, begint de vrouw meteen te huilen. „Ik ben moe”, zegt ze. „Heel Hawija is getraumatiseerd, maar er is geen psychologische hulp.”

Haar zoon Mohammed komt naast zijn moeder staan en mengt zich in het gesprek. De oplossing voor de situatie is wat hem betreft heel simpel. „De namen van de slachtoffers staan al geregistreerd”, zegt de dertiger. „Nederland moet gewoon zelf naar Hawija komen en hier de compensatie direct overhandigen. Neem nou maar het advies van een Irakees aan: zolang je dit via allerlei organisaties of de Iraakse overheid doet, verdwijnt het geld in corrupte zakken.”

Gemiste kans

De vraag blijft: is een andere benadering met individuele vergoedingen uitvoerbaar? In haar bezwaren hiertegen verwees minister Bijleveld niet alleen naar de kwestie van aansprakelijkheid, maar ook naar „praktische bezwaren”. Het zou lastig zijn om na te gaan wie precies in aanmerking komt voor compensatie, temeer daar Defensie jarenlang volhield dat het vanwege veiligheidsredenen en later de coronapandemie te riskant was om zelf naar Hawija te gaan.

Individuele compensatieregelingen zijn complex, erkent Erin Bijl van vredesorganisatie PAX, maar zeker niet onmogelijk. Er bestaan inderdaad lijsten van de slachtoffers, bevestigt ze, en zowel PAX als de lokale ngo al-Ghad hebben al met meer dan honderd nabestaanden gesproken en zijn bereid bij het proces te helpen. Bovendien is de veiligheid verbeterd en heeft Nederland al ervaring op het gebied van directe compensatie. „In Afghanistan koos het kabinet er in sommige gevallen ook voor om slachtoffers van Nederlandse operaties vrijwillig een schadevergoeding te bieden”, zegt Bijl. „Ook toen accepteerde Defensie overigens geen aansprakelijkheid. Hetzelfde kan dus net zo goed in Hawija.”

De vrees dat het geld al snel bij IS-sympathisanten zou belanden, vooral geuit door de PVV, is volgens Bijl overtrokken. Dat risico is klein, zegt ze, want IS opereert al jaren ondergronds en de Iraakse veiligheidsdiensten kunnen de achtergrond van de slachtoffers doorlichten. „Hoe dan ook is het risico van niet betalen veel groter”, aldus Bijl. „We zien nu al dat Nederlands huidige beleid tot veel woede en anti-westerse gevoelens leidt. Op lange termijn schep je zo juist een voedingsbodem voor extremisme.”

Dat de VN-projecten in Hawija teleurstelden, ziet Bijl als een „gemiste kans”. „Ik ben ervan overtuigd dat Defensie oprecht iets voor de gemeenschap wilde betekenen”, zegt de onderzoeker, die in een adviserende rol veel contact heeft met het ministerie. „Het probleem zat hem vooral in de informatiekloof. Omdat Nederland niet eerder ter plaatse was, is het kabinet te veel afgegaan op wat organisaties als IOM en UNDP rapporteerden.”

Lees ook: De aanval op Hawija zorgde voor meer doden en schade dan gedacht

Gevraagd om een reactie op de grote teleurstelling in Hawija, schrijft Defensie dat „dit beeld” niet naar voren kwam „uit gesprekken met IOM, UNDP en een aantal begunstigden van de projecten”. De zorgen van de burgemeester zijn al langer bekend en op ambtelijk niveau besproken, aldus het ministerie. Ook heeft minister Ollongren de burgemeester gesproken tijdens een bezoek aan Erbil in november vorig jaar. Op de vraag of er nog een evaluatie van de projecten komt, bijvoorbeeld door de Inspectie Ontwikkelingssamenwerking en Beleidsevaluatie (IOB) antwoordt het ministerie: „Dat is op dit moment niet voorzien.”

Evengoed is onduidelijk of Ollongren gevolg zal geven aan de toezegging van haar voorganger om het bestaande compensatiebeleid te heroverwegen wanneer Defensie een bezoek aan Hawija verantwoord acht. Uit het bezoek van Sorgdrager blijkt dat Nederlands overheidspersoneel inmiddels wel degelijk naar het gebied kan gaan. Wanneer dat het geval is, schreef minister Bijleveld in 2020 aan de Kamer, zou er sprake zijn van „een nieuw afwegingsmoment” om vergoedingen op individueel niveau te heroverwegen.

Zo’n zestig slachtoffers en nabestaanden van het bombardement zochten hun heil alvast langs een andere weg. Zij meldden zich bij advocaat Liesbeth Zegveld, die namens hen een schadeclaim voorbereidt. Elf van hen hebben de Nederlandse staat bovendien gedagvaard. Ook zij eisen individuele schadevergoedingen en worden bijgestaan door Zegveld, die stelt dat het bombardement onrechtmatig was en de staat „wist of had behoren te weten dat de luchtaanval enorm veel burgerslachtoffers zou (kunnen) veroorzaken”. De eerste zitting in deze zaak staat gepland voor 22 september.

Op de vraag of er nog een evaluatie van de projecten komt, bijvoorbeeld door de Inspectie Ontwikkelingssamenwerking en Beleidsevaluatie (IOB) antwoordt het ministerie: „Dat is op dit moment niet voorzien.”

En dus is het mogelijk dat de slachtoffers in Hawija er via de rechter in slagen de compensatie af te dwingen die Defensie hen niet vrijwillig wilde geven. „Dat is nu onze grootste hoop”, zegt burgemeester Khalaf Ali. „We hebben het geloof in de Nederlandse regering allang verloren, maar we vertrouwen op de Nederlandse rechtsstaat.”

Abdallah, de man die zijn vrouw, nicht en vijf kinderen verloor, is een van Zegvelds cliënten. Van de voortgang van de zaak lijkt hij slecht op de hoogte, het contact daarover verloopt via de lokale ngo al-Ghad. „Ik hoop maar dat het lukt, want ik ben doodop”, zegt Abdallah. „Eigenlijk is het niet onze taak om de hele tijd achter hen aan te gaan. Zij zouden naar ons moeten komen.”

Nechirvan Mando droeg bij aan de verslaggeving in Hawija
Fotografie Hawre Khalid

2 en 3 juni 2015
Nederlandse F-16’s vernietigen een bommenfabriek van Islamitische Staat in de Iraakse stad Hawija. Bij het bombardement komen zeker 85 burgers om het leven.
18 oktober 2019
NRC en NOS onthullen de Nederlandse betrokkenheid bij de aanval.
2019-2020
In Kamerdebatten bepleiten onder meer PvdA, SP, GroenLinks, ChristenUnie en Denk schadevergoedingen voor de slachtoffers. Een meerderheid van onder meer VVD, CDA, PVV en SGP is tegen, onder meer uit vrees dat IS-aanhangers zullen profiteren.
April 2020
Slachtoffers en nabestaanden dienen een schadeclaim in bij Defensie.
December 2020
Het kabinet trekt ruim 4 miljoen euro uit voor ‘compensatieprojecten’ in Hawija. Het gaat om een ‘vrijwillig gebaar’ naar de gemeenschap en is geen schulderkenning, beklemtoont het kabinet.
Mei-juli 2021
VN-organisaties UNDP en IOM beginnen met de uitvoering van de projecten.
Mei 2023
Projecten zijn „succesvol afgerond”, meldt Defensie. Eindrapportages van UNDP en IOM gaan naar de Tweede Kamer.
September 2023
Eerste zitting in de rechtszaak van slachtoffers uit Hawija tegen de Nederlandse staat.