
Toen hiphop nog geboren moest worden, rapten gospelzangers al bijbelse verhalen. Lang voordat metalgitaristen noten versplinterden op de hals van de elektrische gitaar legde Sister Rosetta Tharpe daarvoor de basis in de kerk. Wie het niet gelooft, luistert naar ‘The Preacher and the Bear’ van The Jubalaires uit 1944 en de gitaarsolo op Tharpe’s ‘Up Above My Head’.
Wie dan nog steeds de gospel niet heeft gehoord, legt zijn oor te luister bij Aretha Franklin, Otis Redding, Marvin Gaye of Beyoncé. Allemaal geschoold in de kerk. Want dat is het conservatorium van de popmuziek, het gospelkoor is de kraamkamer van de hitlijsten.
Waar komt het vandaan?
Als het gaat om de enorme invloed van gospel op popmuziek, dan hebben we het vooral over ‘Black Gospel’, de muziek uit de overwegend Afro-Amerikaanse kerken. De geschiedenis is heel kort: in de tijd van de slavernij werd Afrikaanse spiritualiteit in Amerika verboden, inclusief de muziek die ermee verbonden was. Maar toen in de 19de eeuw de afschaffing van slavernij dichterbij kwam, werden de vrije zwarte Amerikanen interessante zieltjes om te winnen. Vanuit de stijve Engelse kerk kwamen afsplitsingen waarin een lossere, muzikale manier van aanbidden werd toegestaan.
Bij die kerken kwam een persoonlijke band tussen de gelovige en de Heilige Geest centraal te staan, die onder meer via muziek te bereiken was. In hoopgevende spirituals versmolten bijbelse teksten met de Afro-Amerikaanse manier van zingen.
Hoe klinkt het?
In de bijbel staat gospel voor de blijde boodschap die verspreid moet worden. Het is dus jubelmuziek: muziek die leidt tot extase, soms zelfs trance.
Natuurlijk draait het om grote stemmen, maar minstens zo belangrijk is het koor dat de voorzanger antwoordt. Deze vraag-antwoord-structuur is de manier om van aanbidders muzikanten te maken.
Wie liever geen gospel luistert, hoort het alsnog in blues, soul, r&b en rock. Begin 20ste eeuw kon je in het zuiden van Amerika op zaterdagavond ‘duivelse’ bluesmuziek horen die feitelijk alleen tekstueel verschilde van de ‘heilige’ muziek van zondagochtend en vaak door dezelfde muzikanten werd uitgevoerd. Daaruit kwam rock-’n-roll voort.
Zo ging het ook met soul. Gospelgroep The Soul Stirrers had in 1956 een hit waarin ze zongen „My Lord he’s so wonderful”. Tegelijk had Dale Cook een hit waarin hij op dezelfde melodie „My girl she’s so loveable” zong. Dale Cook was de schuilnaam van Soul Stirrer-zanger Sam Cooke, die de overstap naar seculiere muziek maakte.
Naar wie moet ik luisteren?
Begin eens bij Mahalia Jackson. Toen popmuziek een politieke kracht werd in de burgerrechtenbeweging van de jaren vijftig en zestig was zij de favoriete zangeres van dominee Martin Luther King.
Uit diezelfde beweging kwamen gospel-soulzangers als Aretha Franklin en Mavis Staples voort. Later waren het zangers als D’Angelo en Whitney Houston die kerk en pop samenbrachten.
De momenteel best verkopende gospelartiesten van Amerika zijn hier niet altijd bekend, zoals Kirk Franklin, die een urban geluid geeft aan de kerkmuziek. Het liefst hoor je het natuurlijk live, in Nederland bijvoorbeeld van Shirma Rouse of het ZO! Gospel Choir.
In de kern hoor je gospel overal. Voor wie dat nog steeds niet gelooft: de grootste hit ooit in de Nederlandse Top 40 was ‘Happy’ van Pharrell Williams. Dat is pure jubelende meeklap-gospel. Proef op de som: de nummer-1-hit van nu is ‘Ordinary’ van Alex Warren, alweer pure seculiere gospel.
Mag de Muziekprofessor een Amen?
Amen.
