Een meisje met een blauw gezicht en elfenoren stapt de stampvolle trein in. Ze blijft bedremmeld in het gangpad staan, en duikt weg in haar telefoon. Pas bij het volgende station ontspant ze. Daar maakt een vrouw van tegen de dertig haar entree. Hoge laarzen onder een strakke rood-zwarte outfit en een rok van gekreukte tule. Losjes op haar schouder rust een joekel van een hamer, duidelijk zelfgemaakt. Naast haar een vriend in een paarse mantel, enkellang. Clownschmink met littekens. Ze complimenteren het elfenmeisje met haar uitdossing, en raken aan de praat.
Dit zijn Harley Quinn en The Joker – Batmans vaste tegenspelers – op weg naar de Utrechtse Jaarbeurs. Die staat dit weekend in het teken van de Comic Con, een conventie van duizenden verklede strip-, game- en anime-fans. In een onophoudelijke parade dalen ze op Utrecht CS de roltrappen af.
Op het Jaarbeursplein vormen ze een kleurenzee. Pastelblauw, wit en roze domineren: de pruiken en glimpakken van de Japanse anime-personages. Daar tussendoor wat groepjes in legerkleding, Lord of the Rings-kostuums of Star Wars-pakken met lichtzwaarden.
Door je oogharen bekeken is dit een grootschalig kinderfeestje. Alleen: dit zijn volwassenen. Als je die term tenminste nog kunt gebruiken voor een massa van vooral twintigers en dertigers.
De mijlpalen die traditioneel de volwassenheid markeren schuiven steeds verder op, zo bewijzen de statistieken. In 1980 gingen jongeren gemiddeld op hun twintigste uit huis, nu op hun vijfentwintigste. Toen kregen ze een eerste kind op hun vijfentwintigste, nu op hun dertigste. Financiële onafhankelijkheid, trouwen: het gebeurt steeds later, de adolescentie wordt opgerekt.
Infantilised: How Our Culture Killed Adulthood. Met een titel als een aanklacht bekritiseert Keith Hayward, criminoloog aan de universiteit van Kopenhagen, dit fenomeen in zijn pas verschenen boek. Hij hekelt deze ‘cosplaying’ (het uit Japan afkomstige ‘costume play’) maar hij ziet de infantilisering overal: in Halloween, in Lego, in kleurboeken voor volwassenen, in TikTok-dansjes, in het najagen van teenage-kicks in nachtclubs, in het gebruik van emoji’s (iets wat een achtjarig doet: stickers ergens op plakken), maar ook in het paternalistische gehamer op ‘veiligheid’.
Jules Verne
Tegelijkertijd is er de tegenovergestelde trend waarin we kinderen steeds meer zijn gaan behandelen als kleine volwassenen. Zie hun volle buitenschoolse agenda’s, de prestatiedruk, en kijk ook naar al die tien-, elfjarige meisjes die al obsessief bezig zijn met hun ‘skin routine’.
Bij De Correspondent las ik een interview met Eloise Rickman, een Britse schrijfster die meent dat kinderen „de meest gediscrimineerde groep ter wereld” vormen, omdat volwassenen alles voor ze bepalen: van hoe laat ze naar bed gaan tot wat ze eten. „Als mijn man dat met mij zou doen, zouden we het mishandeling noemen.” In alle ernst pleit ze voor „de strijd voor kinderbevrijding”.
Het zijn vreemde tijden. Terwijl we tienjarigen stimuleren om zich te gedragen als verantwoordelijke staatsburgers die zelfbewust hun volle agenda’s beheren, dartelen hier horden dertigers rond in Pikachu- en Frozen-kostuums. Tel je beide ontwikkelingen bij elkaar op, dan luidt de conclusie, cru gesteld: we bereiden kinderen voor op een wereld die we zelf ontvluchten.
Een „intergenerationele verwarring”, oordeelt Hayward. Na de kindertijd volgt een uitgestrekte fase, van twaalf tot ver in de dertig, van ‘kidults’. Halfzachte wezens voor wie de volwassenheid een gruwel is die je zo lang mogelijk moet vermijden.
Haywards betoog heeft in eerste instantie iets aanstekelijks. Op deze Comic Con verwachtte ik vandaag zijn cultuurpessimisme bevestigd te zien. Maar de kidults zetten me ook aan het denken.
Achter de ticketscan van de Jaarbeurs komen we in een ruimte met garderobe en lockers, wat de sfeer geeft van een middelbareschoolfeest. Hier spreek ik Jasper (34) die zijn vriendin Silke (32) helpt met het ombinden van een uitklapbaar paar ravenzwarte engelenvleugels. Zelf draagt hij een leren Robin Hood-achtig kostuum. „Alles zelfgemaakt of nou ja, grotendeels.”

De lol van cosplaying is ook het knutselen in avonden en weekenden. Silke: „We houden allebei erg van theater. Hier kun je even iemand anders zijn.” Jasper: „En deze hele subcultuur is ontzettend open en energiek. Op zo’n dag heb je leuke ontmoetingen, vaak met mensen die je online al kent.”
Dat viel me in de rij al op uit de gesprekken: dit is een gemeenschap die online met elkaar gamet en chat en elkaar pas voor het eerst fysiek ontmoet op cosplay-evenementen . Dus escapisme? „Ik zie het bijna als het omgekeerde”, zegt Silke. „Je zoekt juist nieuwe kanten op van jezelf.
Verkleden is al zo oud als de mensheid, maar misschien werd het eerste cosplay-evenement wel in 1877 georganiseerd, door de sciencefiction-auteur avant la lettre: Jules Verne. Ook hij zocht afleiding: zijn vrouw was ziek, hun tienerzoon gaf kopzorgen en was naar een strafkolonie gestuurd. Tijd voor een verzetje: een gekostumeerd bal voor honderden vrienden, die zich spontaan uitdosten als personages uit zijn avonturenromans.
Wat is het leven zonder maskerade op z’n tijd? Op een creatieve camping in Frankrijk heb ik eens volwassenen als kabouters over het terrein zien marcheren voor een theaterworkshop. Er zaten journalisten tussen, klimaatwetenschappers, bestuurders. Eén vilten puntmuts wekte hun kinderlijke ziel tot leven. Na afloop aan de bar waren ze uitgelaten. Iets hiervan ging ongetwijfeld ten goede komen aan hun normale, verantwoordelijke werklevens.
Uiterlijke maskerade
Tegenover zulke heilzame speelervaringen heeft het dedain van analisten als Keith Hayward iets heel knorrigs. Tegelijkertijd snap ik de cultuurkritiek. Eenmaal binnen op de Cos Con merk ik dat ik met hem mee wil brommen. Het is vooral een commercieel evenement, met beursstands vol prullaria, stripalbums, plastic meuk, foodtrucks, selfie-wanden. De ogen van de opgedirkte Game of Thrones– en Lord of the Rings-imitators staan daas. Op het hoofdpodium, gesponsord door een chilisausmerk, is een catwalk met 250 cosplayers die telkens in groepjes opkomen, hun pose striken onder joelend geklap en dan weer afgaan. Het probleem is dat hier, op een enkele zwaardvechtworkshop na, niet werkelijk gespééld wordt. De uiterlijke maskerade is het lege einddoel.
Ik verstop me tussen het publiek op de stoeltjes. Op mijn telefoon blader ik door Johan Huizinga’s Homo ludens (1938). Misschien kan deze klassieke studie naar de spelende mens me weer wat opbeuren. Was voor deze historicus het spel niet een noodzakelijke civiliserende kracht, waar alle cultuur uit voortkomt?
‘Kidults’, halfzachte wezens voor
wie de volwassenheid een gruwel is
Maar ik stuit op een passage waar Huizinga juist precies klinkt als Hayward, maar dan voorzien van een plechtige polygoongalm: „De adolescente geesteshouding, ongebreideld door opvoeding, vormen en traditie, tracht in elk domein de overhand te krijgen, en slaagt daarin maar al te zeer. Gansche gebieden van de openbare meeningsvorming worden beheerscht door het temperament van opgroeiende knapen en de wijsheid van de jongensclub.” (Bij Querido verscheen in november overigens een geïllustreerde heruitgave, in moderne spelling.)
Als ik opkijk zie ik vóór me een lange kerel – slank, volle baard – van misschien wel veertig jaar, in een Thor-kostuum met rode cape. Even flitst er een beeld van 6 januari 2021 in me op. Al die barbaar-sjamanen, in hun dierenvellen, beschilderd met stars and stripes, met hun schilden en hun stierenhoorns: wat waren dit anders dan cosplayers die iets te veel waren gaan geloven in hun spel?
Schuilkelder en laboratorium
Huizinga heeft het over de ‘clubgeest’ met ‘yells, kreten, groetformules’, ‘optrekken in marschpas’ en ‘formeele handgebaren’. Eind jaren dertig kan dat maar een ding betekenen. We horen de laarzen stampen en zien de gestrekte armen.
Nee, ik zal cosplay niet gelijkstellen aan het fascisme, maar ik denk dat we hier iets belangrijks leren over het spel. De volwassen spelsituatie is juist een relativering van alle posities. Denk aan de omkering van de hiërarchie in het carnaval. De problemen ontstaan als je er te veel ‘in blijft hangen’, wat de kern lijkt van Haywards cultuurkritiek: de totale fixatie van media, consumptie en commercie dompelt de samenleving onder in een teen spirit die de volwassenheid ontwijkt.
Misschien moeten we een onderscheid maken tussen het spel dat iets ontwijkt, tegenover het spel dat iets teweegbrengt. In het eerste geval is de speelplaats een schuilkelder, in het tweede geval een laboratorium. De experimenteerruimte is wat bij Huizinga zo mooi de ‘toverkring’ heet, waarbinnen andere wetten gelden. Maar dat vereist wel een volwassen bewustzijn dat weet dat het erin en eruit kan stappen.
Als cosplayen echt spelen is, kan het zo’n toverkring zijn. Dan zorgt het voor verbinding. En wat je hier hoor ook veel hoort: het geeft zelfvertrouwen. Kijk je er zo naar, dan kan zelfs die catwalk alsnog een heilzame spelvorm zijn. Ik meende zelfs de blauwe elf uit de trein te zien, maar het kan ook een andere zijn geweest. Wel zag ik weer voor me hoe ze, in de stationshal, haar vriendinnen ontmoette. Eentje had een constructie op haar schouders die een parasol stutte in de vorm van een vliegenzwam. De hele stoet, nagestaard, stapte de Starbucks in, en daar zag je het elfenmeisje transformeren, van de beschroomde treinreizigster tot iemand met totale zelfverzekerdheid.
Die gedaantewisseling was in feite krachtiger dan het verkleden zelf. Dat was alleen het middel om tot de uitdagende kick te komen iets ongehoords te durven, en daarbij alle blikken te trotseren. Zo blijken de interessantste plekken van de Comic Con de garderobe en de stationshal te zijn. Daarom besluit ik de eentonige Jaarbeurs te verlaten. Terug naar het station.
Speelsheid toelaten
Onderweg dacht ik aan mijn kledingkast. Ik sta ook wel eens voor de spiegel een mooi pak dicht te knopen. Dan vóél ik het zelfvertrouwen mijn schouders en wervelkolom binnenstromen. Verschilt dit in de kern van cosplaying? Ook ik doe iets na, hul mij in een rol. Je identiteit hoeft geen eindbestemming te zijn.
Ja, doorgaans zijn het de tieners die nog uitproberen wie ze kunnen zijn, maar wie daarmee stopt, stijft alle souplesse en zwier uit zijn leven. Het is een misvatting om te denken dat het volwassen leven gelijkstaat aan het afzweren van het spel. Het betekent vooral dat je beter begrijpt wanneer we aan het spelen zijn en wat de waarde daarvan is.
In de stationshal vraag ik me af waarom Keith Hayward zo verrassend weinig aandacht besteedt aan de vraag waaróm ‘we’ volwassenheid zijn gaan zien als iets om te vermijden. Het is zondag, dus de forenzen hebben plaatsgemaakt voor dagjesmensen, maar na dat carnavaleske cosplayen zijn ze zo grijs en eentonig dat het lijkt alsof ze allemaal naar een crematie op weg zijn.
Zou het kunnen dat de afkeer van de volwassen wereld juist komt omdat die zo star is, gericht op efficiëntie en prestaties? Is het niet eerder de verpletterende afwezigheid van iedere speelsheid die jonge mensen beducht maakt voor het leven na de tienerjaren?
De aanbevelingen die Hayward geeft om het infantiele achter ons te laten zijn nogal mottig. Grow up, roept hij. Ga op zoek naar „films, boeken, museumexposities en andere culturele producten die de complexiteit en vitaliteit van het volwassen leven weerspiegelen”. Laat kinderen weer kind zijn. Laat je niet inpalmen door hysterie, identiteitspolitiek, obsessies met veiligheid en andere woke-kolder.
Het is allemaal niet onzinnig, maar moeten we de volwassenheid nu werkelijk nog ernstiger en zwaarder maken? Ligt de uitweg niet eerder in het toelaten en integreren van een heilzame dosis speelsheid in het alledaagse leven?
De treinen blijven ze aanvoeren, op alle perrons, de helden en heldinnen. Soms zie je een eenling verloren wachten achter de incheckpoortjes, in een feeënjurk of een gladiatorkostuum, dat pas iets betekent als de anderen zich bij hen voegen. Dit is waar de werkelijke transformatie zich steeds opnieuw voltrekt. Hier krijgen hun samoeraistokken en kromzwaarden hun magische kracht. Hier gaan ze ook met elkaar in een schijngevecht, schreeuwen ze en lachen ze: glimpen van een kinderlijke ziel die binnen bij het eigenlijke evenement zullen zijn gedimd.
Ze gloeien juist op door de geamuseerde of meewarige blikken van hun volwassen soortgenoten. De reizigers met hun kledingtassen. Confectie om de rol te vertolken van iemand die niet uit de toon valt.
Escapisme? Misschien zijn juist wij, de kleurloze passanten, wel voor iets op de vlucht.
