‘Het is de heavy metal van de klassieke muziek’ – drie musici over Anton Bruckner

Wie in het Concertgebouworkest speelt, kan maar beter van de monumentale symfonieën van de Oostenrijker Anton Bruckner houden, want zijn muziek is een hoeksteen van de Amsterdamse klassieke traditie. En dat doet het drietal musici, hier aan tafel in het RCO House, op een steenworp afstand van Het Concertgebouw, waar de komende week de Tweede en Vierde symfonie weerklinken.

Het was daar dat hoornist Laurens Woudenberg (42) als jonge tiener voor het eerst Bruckner hoorde. „Mijn lerares had me meegenomen. Vanaf onze plekken op het podium naast het orgel zweefden we enigszins boven dat – in mijn ogen – gigantische orkest. We zaten midden in die meeslepende klank. Dat maakte wel indruk.”

„In die leeftijd ben je echt ontvankelijk voor Bruckner”, zegt violist Nienke van Rijn (50). „Zo ingewikkeld is die muziek helemaal niet. Die symfonieën zijn dan echt waanzinnig gaaf. Ik was zelf ook rond de twaalf toen ik de Vierde ontdekte. Die heeft wat van een ridderroman met jachthoorns en het galopperen van de paarden. Dat verhalende sprak enorm tot mijn verbeelding. En mijn eerste gedachte destijds was: ik wil in een orkest om opgenomen te worden in die weidse klank.”

„Ik was er vergeleken bij jullie dan weer vrij laat bij”, zegt violist Marc Daniel van Biemen (38). „Wat gek is, want mijn ouders zaten in een symfonieorkest. Maar ik richtte me aanvankelijk op een loopbaan als solist. Bruckner schreef geen stukken voor eenzame strijkers. Ik leerde zijn muziek kennen in mijn studietijd in Amerika via een bevriende hoornist. Mijn onzekerheid zat me dwars en ik voelde me ontheemd. En toen was daar plotseling Bruckner. Zijn symfonieën werden de soundtrack van mijn Amerikaanse jaren. De kracht ervan sleepte me door menige mentale crisis heen. Vooral het slotdeel van de Achtste, dat bijna apocalyptische. Als ik dat hoorde dacht ik: het leven komt wel goed. Het is de heavy metal van de klassieke muziek.”

Gestolde tijd

Voor een hoornist als Woudenberg is Bruckner in zekere zin een paradijs. „Het is duidelijk dat hij van de hoorn hield, want hij schrijft uitdagende hoofdrollen voor ons in alle soorten en maten. Ik vergelijk zijn symfonieën wel eens met de biatlon. Eerst laat Bruckner je op de toppen van je longen langlaufen en wanneer je buiten adem bent, moet je in de sneeuw liggen en de rust vinden om in de roos te schieten. Hij leidt je door enorm krachtige passages en geeft je dan een verraderlijk subtiel muzikaal lijntje.”

Onder violisten is Bruckner berucht vanwege zijn tremolo’s, het korte en snelle heen en weer bewegen met de strijkstok op de snaren. Het wil nog wel eens tot blessures leiden. ‘De Bruckner-arm’ is een gevleugeld begrip in orkesten. „Wij vormen het harmonische geraamte van zijn muziek”, zegt Van Rijn. „Al die akkoorden.”

Van Biemen: „Het is geen typische vioolmuziek.”

Van Rijn: „Nee, Bruckner ziet het orkest als een orgel. Wij zijn één instrument voor hem. Daar moet je je aan overgeven.”

Van Biemen: „Uit het drijven op die stroom komt wel de magie. Ik herinner me uitvoeringen van Bruckner met stokoude dirigenten als Nikolaus Harnoncourt en Bernard Haitink. Zij deden bijna niets. Het was alsof ze slechts voor ons stonden en hun aura het werk deed.”

Van Rijn: „Ze belichamen een soort wijsheid, waar Bruckner om vraagt. Zijn muziek is gestolde tijd, langzamer dan bij welke componist dan ook.”

https://www.youtube.com/watch?v=WbgoNBcvxm0

Woudenberg: „Dirigent Iván Fischer zei zoiets in een toespraak tot het publiek bij een van de symfonieën. Hij merkte op dat we tegenwoordig alles vluchtig willen doen, maar dat luisteren naar Bruckner je iets teruggeeft: tijd.”

Van Rijn: „Hoe krijg je mensen naar een Bruckner-concert? Je zegt: ‘Zet X en TikTok uit.’ Je hoeft er geen app, psycholoog of yogaleraar op los te laten. Ga gewoon luisteren en laat het over je heen komen. Ik herinner me een Achtste met Haitink bij de BBC Proms. Dat is altijd een luidruchtige happening. Maar die keer werd het doodstil in de Royal Albert Hall, alsof het publiek anderhalf uur lang zijn adem inhield.”

Van Biemen: „Bruckners muziek is een vorm van meditatie. Niet alleen voor de luisteraar trouwens. Om die trip te maken, is het voor ons evengoed belangrijk in een zen-modus te komen. Anders wordt het een gevecht.”

Van Rijn: „Je moet ook weer niet te zen worden. Neem de enkele bekkenslag in de Zevende symfonie, de apotheose van het langzame deel. De slagwerker wacht daar het hele stuk op. Maar hier bij Het Concertgebouw kon het gebeuren dat hij hem op een dag vergat.”

Woudenberg: „Ik hoorde dat hij er zelfs handschoenen voor had aangetrokken. Maar daardoor verloor hij even zijn focus, en voor hij het wist was het moment voorbij.”

Van Rijn: „Hoe dan ook. Een musicus die niet mee kan of wil in Bruckners gestolde tijd, die wordt gek. Maar wie het over zich heen laat komen, waant zich in een berglandschap dat beweegt en tegelijkertijd hetzelfde lijkt te blijven. Je ziet de groei nauwelijks, maar uiteindelijk verrijst er een waanzinnige boom. Maar je moet je wel openstellen. Voor wie wil opschieten, duurt zo’n symfonie oneindig.”

Van Biemen: „Een dirigent als Leonard Bernstein moest er niets van hebben. ‘Welke muziek zou je niet meenemen naar een onbewoond eiland’, vroeg hij een violist eens. ‘Bruckner’, antwoordde de man. ‘Die keus is te gemakkelijk’, vond Bernstein.”

Hans Zimmer

In een tijd dat de symfonie als vorm uitgeput leek, vond Bruckner een nieuwe bron van inspiratie, die volgens de drie musici ook vandaag nog springlevend is. „Luister naar het slot van Bruckners Vierde symfonie en je zit middenin de film Gladiator”, zegt Van Biemen. „Je weet meteen bij wie een componist als Hans Zimmer de kunst heeft afgekeken.”

Woudenberg: „Het verbaast me niks dat veel jongeren door Bruckner gegrepen kunnen worden. Zijn symfonieën zijn gerechten die je op honderd verschillende manieren kunt bereiden.”

Van Rijn: „Al blijft het een vorm van slow cooking.”

Van Biemen: „Maar altijd lekker.”

https://www.youtube.com/watch?v=U8U3ho-nlFk

Het einde van Bruckners Vierde symfonie.