Het is de Brit Stephen Fry die ons meer vertelt over lhbti’ers in het verzet

ZAP Lhbti’ers in het verzet kregen na de Tweede Wereldoorlog niet de erkenning die ze verdienden. Homo zijn was geen pluspunt toen. De Brit Stephen Fry maakt ons wegwijs.

Stephen Fry bekijkt een davidster.
Stephen Fry bekijkt een davidster.

Beeld NPO

‘Een verhaallijn in de film is, dat de moed die nodig was om queer te zijn in Nederland of Europa in de jaren twintig en dertig van de 20ste eeuw, leek op de moed die nodig was om in verzet te komen tegen de grootste tirannie van de vorige eeuw”, zei schrijver en tv-maker Stephen Fry begin mei bij Nieuwsuur over zijn documentaire Willem & Frieda, die maandagavond op NPO2 te zien was. Omdat lhbti-verzetsstrijders na de oorlog weinig waardering kregen, maakte hij een documentaire over Frieda Belinfante, cellist en eerste vrouwelijke dirigent van Europa, en kunstenaar/ schrijver Willem Arondéus. Beiden waren al jong uitgekomen voor hun homoseksualiteit waarmee, zo benadrukt Fry, al vroeg duidelijk was dat ze hun rug recht hielden en duidelijk wisten waar ze voor stonden. Hun geaardheid was bepalend voor hun houding tijdens de Tweede Wereldoorlog, vermoedt Fry, die extra geboeid is door de combinatie van homoseksualiteit en de Tweede Wereldoorlog omdat familie van hem werd vermoord in Auschwitz, en ook omdat hij vroeger bij het lezen van Oscar Wilde al wist dat ook hij als outcast zou opgroeien.

Outcast bleef Fry niet, maar Arondéus wel. Zijn boekillustraties werden voor de oorlog niet uitgegeven en als beeldend kunstenaar brak hij niet echt door. „Je zou kunnen zeggen dat hij wachtte op een kans om te schitteren en dat die kans uit onverwachte hoek kwam: van de nazi’s. Zo werd hij een held”, psychologiseert Fry – die in de documentaire betrokken, bij vlagen ook wat bombastisch overkomt.

Belinfante had meer succes met haar dirigentschap en eigen Klein Orkest in het Concertgebouw. Toen de Ariërverklaring verplicht werd, hief ze dat op. Met de cello was het klaar: die verkocht ze voor een enorm bedrag aan Henry Heineken, die zo indirect financieel het verzet ondersteunde. Werkend aan vervalste persoonsbewijzen leerde ze via Willem Sandberg (toen conservator van het Stedelijk Museum) Gerrit van der Veen en Willem Arondéus kennen. Vooral met de laatste krijgt ze een vertrouwensband. Naast de valse persoonsbewijzen die ze maken, besluit de groep in maart 1943 een aanslag te plegen op het bevolkingsregister in Amsterdam.

Geestig is het moment waarop Belinfante in een interview uit 1994 (een jaar voor haar dood, waarvan in de documentaire enkele fragmenten zijn opgenomen) nog steeds kwaad is dat ze niet mee mocht omdat ze een vrouw was. „Dat was het mannelijke superioriteitsgevoel . Daar is nog niet helemaal mee afgerekend in de wereld. Maar dat komt nog wel.”

De groep wordt daags na de aanslag verraden en opgepakt. Twaalf van hen, onder wie Arondéus, worden gefusilleerd, terwijl Belinfante op tijd weet te vluchten. Vlak voor zijn dood vraagt Arondéus aan zijn advocate door te geven: „Laat de wereld weten dat homoseksuelen geen lafaards zijn. dat ze niet minder moedig zijn dan wie dan ook.”

Geen pluspunt

Waarom is Arondéus, ondanks dat hij de leider was van de aanslag op het bevolkingsregister, veel minder bekend dat Gerrit van der Veen? Waarom zijn er zo weinig straten naar hem genoemd en ook geen enkele school? „Was dat omdat hij homoseksueel was?” vraagt Fry aan oud-politicus Boris Dittrich. Met zekerheid kan je het niet zeggen, maar „vlak na de Tweede Wereldoorlog toen ze verzetshelden gingen herdenken was homo zijn geen pluspunt. In de geschiedenis zie je dat homoseksuele mensen worden vergeten”, verklaart Dittrich de minder bekende rol van Arondéus en Belinfante.

Wie nu op Wikipedia kijkt bij de naam Arondéus, ziet daar nog steeds Gerrit van der Veen als leider van de groep. Misschien maken Fry en Dittrich het iets mooier dan het was, misschien zijn de lhbti’ers in het verzet nog steeds een beetje vergeten, en hebben we een Brit nodig om ons daaraan te helpen herinneren.