Het huis van deze teruggekeerde Syrische rebel blijkt ingepikt door een Assad-aanhanger

Op een vroege ochtend in december klopte Hamza Alramdoun voor het eerst in dertien jaar aan bij zijn ouderlijk huis in Homs. De zon was net op en de Syrische rebel had de hele nacht gevochten om zijn geboortestad te bevrijden van het Assad-regime. Hij was uitgeput en had vijf vrienden verloren in de strijd, maar kon niet wachten om weer thuis te zijn.

„Mijn oude buurman Somer deed open”, zegt Hamza (30) een paar dagen later in pizzatent Chill & Grill in het centrum van Homs. Hij heeft een wilde bos krullen en draagt een zwartleren jack en rode Adidas-gympen. „We hebben voor de revolutie nog samen op school gezeten. Maar ik zag meteen de haat in zijn ogen.”

Somer steunt het Assad-regime, vertelt Hamza, en werkte volgens hem zelfs voor de militaire inlichtingendienst. „Hij heeft ons huis gewoon gestolen nadat we zijn gevlucht.” Om veiligheidsredenen kon NRC niet langs bij Somer voor wederhoor, maar de praktijk die Hamza beschrijft was tijdens de oorlog wijdverbreid.

Hij pakt zijn telefoon en laat een filmpje zien. Daarop staat hij voor zijn huis met een kalasjnikov. Aan de muur hangen portretten ter ere van gesneuvelde shabiha, een Syrische term voor handlangers van Assad die in pro-regime-milities vochten. Hamza rukt de portretten van de muur en schreeuwt de longen uit zijn lijf. „Dit is mijn huis!”, brult hij. „Dit is mijn wijk! Ik ben weer terug!”

Een fysieke confrontatie met zijn oude buurman ging Hamza naar eigen zeggen uit de weg. „Ik heb hem gezegd dat hij snel moet oprotten en ben weer vertrokken”, zegt hij. „Ik vertrouw erop dat de leiders van de bevrijding gerechtigheid zullen brengen.”

Maar hoe begin je daaraan in een land dat decennialang is overspoeld met oorlogsmisdaden? Wie bepaalt wie schuldig is? En hoe vind je de balans tussen de gerechtigheid waar slachtoffers naar snakken en de stabiliteit die het verwoeste en verarmde Syrië nodig heeft?

Op die vragen moet rebellenleider Ahmed al-Sharaa antwoorden zien te vinden. Daarbij moet hij navigeren tussen twee uitersten. Als de regering té hard optreedt tegen de oude regimerestanten, kan dat leiden tot ongecontroleerd geweld, want veel rebellen snakken naar wraak en veel loyalisten van Assad zijn nog altijd bewapend. Maar doet hij te weinig, dan blijven conflicten in wijken als die van Hamza etteren en neemt de kans toe dat burgers op den duur eigen rechter gaan spelen – met alle gevolgen van dien.

Hamza Alramdoun (30) is terug in zijn geboortestad Homs.
Foto Al Baraa Haddad

Poging tot arrestatie

Voorlopig functioneren rechtbanken niet of nauwelijks, is de nieuwe politie onderbemand en heeft de transitieregering met name in oude bolwerken van het regime te weinig troepen om vermeende oorlogsmisdadigers aan te pakken. Dat bleek wel op 25 december in de kustprovincie Tartous, waar veertien regeringssoldaten gedood werden door loyalisten van het regime bij een poging tot arrestatie van een hoge officier van de Saydnaya-gevangenis, die verantwoordelijk wordt gehouden voor duizenden executies. Een dag later werd deze Mohammed Kanjo al Hassan alsnog opgepakt.

Ook in de provincie Homs begonnen de autoriteiten het nieuwe jaar met een grootschalige arrestatiegolf, waarbij volgens het Syrische Observatorium voor de Mensenrechten zo’n 650 mensen zijn opgepakt. Onder hen zou volgens berichten op sociale media ook een man zijn geweest die documenten en bewakingsbeelden uit de Saydnaya-gevangenis zou hebben meegenomen. De operatie is afgerond, melden Syrische staatsmedia, maar volgens Hamza vinden in de dorpen rond de stad nog altijd schermutselingen plaats tussen rebellen en shabiha.

Juist in Homs kan zulk geweld snel sektarische vormen aannemen. In de stad wonen zowel veel soennieten als veel alawieten. Waar de alawieten het onder Assad voor het zeggen hadden (Assad is zelf alawiet), zijn de rollen nu omgedraaid. Kort na de bevrijding verschenen op sociale media al beelden van groepen soennieten die door de straten trokken en eisten dat de alawieten de stad zouden verlaten.

Toen zijn oom werd vermoord, ging de tiener bij de gewapende oppositie

Hamza groeide op te midden van deze sektarische spanningen. Zijn familie is soenniet, maar buurman Somer en veel anderen in de wijk zijn alawiet. Toen in 2011 de opstand tegen Assad uitbrak, hitste het regime de alawieten in de wijk op tegen de demonstranten. „Ik was toen zeventien en deed mee aan de protesten”, zegt Hamza. „Toen de mensen in de wijk daarachter kwamen, zei mijn vader dat ik onmiddellijk moest vertrekken. Het was de laatste keer dat ik hem zag. Hij overleed als vluchteling in Jordanië.”

Kort na Hamza’s vertrek werd zijn oom vermoord met een bijl door een groep mannen, vertelt hij. Dat was het moment waarop de tiener besloot zich aan te sluiten bij de gewapende oppositie. „Ik wilde mijn oom wreken”, zegt Hamza. „Het voelde goed om een wapen op te pakken.”

Zo begon Hamza’s jarenlange zwerftocht langs talloze rebellengroepen, waaronder ook Jabhat al-Nusra, de Syrische tak van Al-Qaida en voorloper van Sharaa’s strijdgroep Hayat Tahrir al-Sham (HTS). „Ik zocht antwoorden en al die groepen beweerden die te kunnen bieden”, zegt Hamza. Tussen het vechten door dook hij naar eigen zeggen de boeken in. „Ik las alles, van Goethe tot Dostojevski tot Abu Mus’ab al-Suri (een theoreticus van Al-Qaida, red.)”

In 2018 belandde Hamza in het rebellenbolwerk Idlib, een noordwestelijke provincie onder controle van HTS. Daar hield hij zich de laatste jaren steeds meer bezig met schilderen en theater, vertelt hij. Maar toen vorige maand het HTS-offensief begon, sloot Hamza zich weer aan bij zijn oude strijdmakkers en spoedde zich naar Homs.


Spijt

Heeft hij spijt van wat hij tijdens de oorlog gedaan heeft? Bij die vraag valt de hyperactieve Hamza even stil. „Er is één moment dat me blijft achtervolgen”, zegt hij dan. „Na een gevecht zag ik zeven regime-soldaten. Ze waren bewapend, maar al bezig zich terug te trekken. Ik twijfelde: zal ik schieten of niet? Uiteindelijk heb ik ze doodgeschoten.” Hij slikt. „Ze waren mensen en ik heb hen vermoord.”

Nu de oorlog voorbij is, wil Hamza een theater oprichten waarin hij en zijn oude strijdmakkers voorstellingen kunnen geven om hun trauma’s te verwerken. Maar zulke catharsis is volgens hem niet besteed aan handlangers van het regime. „Die mensen kunnen niet genezen”, zegt hij. „Hun doel was misdaden te plegen.”

Toch is er wel degelijk een grote groep van voormalige regime-soldaten die verplicht het leger in moesten. De transitieregering probeert hen aan te moedigen zich te melden en hun wapens in te leveren. In ruil daarvoor krijgen ze een ‘tijdelijke beschermingskaart’ waarmee ze zich kunnen identificeren bij politiecontroles.

Ook in Homs staan tientallen mannen in de rij voor het politiekantoor om hun wapens af te geven. Ze kijken ongemakkelijk, boos en beschaamd. Veel van hen willen niet met de krant praten, wie dat wel durft beweert steevast niets misdaan te hebben. „Ik zat negen jaar bij het leger maar heb nooit met de rebellen gevochten”, zegt Wissam, een van de mannen in de rij. Hij is duidelijk nerveus en spreekt zichzelf al een paar zinnen later tegen. „We werden gedwongen te vechten. Wie weigerde, werd gedood.”

De ex-soldaten moeten een vingerafdruk laten maken en worden kort ondervraagd over hun diensttijd, vertelt een medewerker van het kantoor. Uit vrees voor wraakacties heeft hij zijn gezicht bedekt. „Het gaat er nu vooral om de wapens van straat te krijgen”, zegt hij. „Later is het aan een rechter om uit te zoeken wie bloed aan zijn handen heeft.”

Verwoeste buurt van Homs.

Foto’s Al Baraa Haddad

Juridisch talent

Juist aan rechters is er een schrijnend tekort, zegt Mohammed Joja (45), een Syrische advocaat die tot voor kort in Turkije woonde maar direct na de bevrijding terugkeerde naar Homs. „Ik denk dat zo’n 60 procent van de rechters in Homs zijn vertrokken”, zegt Joja in een café. „Ze waren verbonden aan het regime en corrupt. We moeten het rechtssysteem helemaal opnieuw inrichten.”

De Syrische diaspora beschikt over genoeg juridisch talent om die klus te klaren, zegt Joja, die vertelt dat hij en veel anderen door de autoriteiten zijn uitgenodigd om bij te dragen aan de transitie. „Maar er moet eerst een nieuwe grondwet komen, en een daadwerkelijke regering. Dat gaat jaren duren.” De advocaat vindt dat begrijpelijk maar ziet ook risico’s. „Mensen die hun geliefden hebben verloren in Saydnaya zullen niet rusten voor ze gerechtigheid zien. Hoe langer dat duurt, hoe groter de kans dat mensen zelf wraak zullen nemen. Daarmee is het recht nooit gediend.”

Op sociale media duiken nu al veel beelden op van ogenschijnlijke wraakacties

Nu al duiken op sociale media veel beelden op van ogenschijnlijke wraakacties. Daarin zijn zowel burgers als rebellen te zien die vermoedelijke voormalige aanhangers van het regime slaan of vernederen. De beelden zijn doorgaans niet te verifiëren en worden veelal verspreid op kanalen waarop veel desinformatie verschijnt, maar zorgen evengoed voor grote onrust binnen met name de alawitische gemeenschap.

Ook Hamza verloor een broer in de Saydnaya-gevangenis, maar in de pizzatent in Homs zweert de rebel vorige maand plechtig dat hij niet langer uit is op wraak.

Drie weken later erkent hij in een telefonisch vervolginterview evenwel dat hij onderhand wat ongeduldig is geworden. Hoewel hij zijn wijk eigenlijk niet langer in mag zonder speciale toestemming van de autoriteiten, sprong hij deze week toch even op de brommer van een kennis bij de nieuwe veiligheidsdiensten om een kijkje te nemen.

Tot Hamza’s opluchting bleek zijn oude buurman inderdaad vertrokken, maar daarmee is zijn wijk wat hem betreft nog lang niet veilig. Zo liep hij meteen al Somers neef tegen het lijf en vertelt hij dat de winkelier tegenover zijn huis Assads oude bondgenoot Hezbollah steunt. „Maar nu heeft hij ineens een revolutievlag opgehangen. Hij wilde me de hand schudden, maar dat heb ik geweigerd. Ik schud geen handen van criminelen.”

Wanneer zijn moeder binnenkort terugkeert uit Jordanië, is Hamza dan ook niet van plan samen in zijn ouderlijk huis te gaan wonen. „Zonder gerechtigheid kunnen we ons niet thuis voelen”, zegt hij. „Ik denk dat we voorlopig maar iets moeten huren in een soennitische wijk.”