Het geluid van een klaarkomende Herman van Veen vergeet je – helaas – nooit meer

Er staat een gitaar op het podium, nieuw voor de fans van Martijn Koning. Hij is in januari begonnen met gitaar spelen en hij bakt er nog niks van, maar toch wil hij graag een voorstelling met gitaar, vertelt hij. Alleen al dat het ding er staat „geeft de voorstelling meer niveau”.

Konings eerste onderwerp, een krolse kat die je volgens het internet kunt bevredigen met een wattenstaafje, is niet al te sterk. Al was het maar omdat Yentl en de Boer net een tournee afsluiten met daarin precies hetzelfde onderwerp, maar dan walgelijker (en in dit geval dus beter) uitgewerkt.

Koning is het leukst in zijn simpele, ontwapenend naïeve grapjes, die hij vaak binnensmonds en passant tussenwerpt. „Dit is een C-akkoord”, laat hij horen. „Chord in het Engels. Balla in het Turks. Dit is een C-balla.” „Oh en deze dingen heten allemaal Fred.”

Dove mensen beledigd

Maar het blijft ook allemaal een beetje simpel. Terwijl hij de weggetjes naar verdieping soms best openlegt. Zoals de gedachtegang dat de singer-songwriter de aartsvijand zou zijn van de komiek: de komiek krijgt bij het kampvuur de meisjes wel aan het lachen, maar een singer-songwriter krijgt applaus en wint de meisjes voor zich. Een leuke hypothese. Maar Koning analyseert niet; hij constateert enkel, en gaat door.

Zoals Micha Wertheim in Voor de grap terugkwam op zijn eerdere belediging van gehandicapte mensen, zo besteedt Koning nu een flink deel van zijn voorstelling aan de dovengemeenschap, die hij eerder tegen zich in het harnas joeg door op tv dove mensen te imiteren, en door wie hij daarom nu, vertelt hij, actief gehaat wordt. Op zijn innemende manier lukt het hem om te overtuigen dat die belediging werkelijk zijn bedoeling niet was; niet door sorry te zeggen, maar door de belediging tot in het dwaze door te trekken en zo onschadelijk te maken. Hij zingt, met z’n lippen zo stijf mogelijk (zodat er niet te liplezen valt): „Praat slecht over doven, maar wel binnensmonds.”


Lees ook
De recensie van Konings vorige show: ‘Martijn Koning floreert in de rol van lieveheersbeestje

Martijn Koning in zijn voorstelling ‘Appeltjes schillen’.

‘Waar is m’n sok?’

Het hoogtepunt bewaart Koning netjes voor het laatst: een sterke imitatie van Maarten van Rossem. Weer constateert Koning. Nu hoe Van Rossem altijd hetzelfde ‘verbaasde’ hoofdbeweginkje maakt als hem in tv-programma De Slimste Mens wat gevraagd wordt. Je denkt: verhip, inderdaad, waarom zou dat zijn? Maar ook hier blijft het bij een imitatie.

Dat laatste doet hij dan wel zo melig dat je – bij een hypothetische situatie die Koning à la Tim Fransen tot in het absurde oprekt – werkelijk voor je ziet hoe Van Rossem wegens ‘een koude grote teen’ op handen en voeten een donkere kleedkamer doorkruipt op zoek naar z’n sok, terwijl hij de zin „Waar is m’n sok, waar is m’n sok?” kermend afwisselt met woorden als „volstrekt” en „betrekkelijk”. Natúúrlijk mondt alles uit in een lange fellatioscène met Herman van Veen, die Koning ook net iets te goed kan nadoen, waardoor je het geluid van een klaarkomende Van Veen („Flip flap flop!”) helaas nooit meer zult vergeten.

Waarom de voorstelling Overkill heet, blijft onduidelijk. Je verwacht chaos en overdaad, maar daar is geen sprake van. Koning neemt voor elk onderwerp rustig de tijd in een kalme, helder gestructureerde, zeker niet overvolle voorstelling.