N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
BVD-archief Diefstal, seks, beschuldigingen van geheime bankrekeningen en wapenhandel. Het BVD-archief biedt een onverwachte kijk op het leven van Joseph Luns – Nederlands bekendste naoorlogse staatsman. „Dit soort story’s zijn geen opwekkende literatuur.”
Commotie op het ministerie van Buitenlandse Zaken. Gerard Beelaerts van Blokland, plaatsvervangend secretaris-generaal, roept vrijdag 1 oktober 1971 het hoofd beveiligingszaken en de chef personeelszaken met spoed bij zich. „Een zeer delicate zaak” noopt tot beraad.
Een collega, het hoofd beheer gebouwen, is betrapt op het stelen van meubels („rijkseigendom”) uit de ontruimde ambtswoning aan Plein 1813 in Den Haag. De Rijksrecherche onderzoekt de zaak, maar de kwestie escaleert, vertelt mejuffrouw Ada Ockers, het hoofd beveiligingszaken. Want als het ministerie de collega aanpakt dan dreigt hij naar buiten te brengen dat minister Joseph Luns ook meubels clandestien heeft meegenomen. Zoals gewoonlijk wordt „de kleine man” gepakt, had de collega gezegd, en gaan „de grote lieden” vrijuit.
Het dreigement staat in een „geheim memorandum”. Het zit in het persoonsdossier over Joseph Luns dat de Binnenlandse Veiligheidsdienst (BVD), de voorloper van inlichtingendienst de AIVD, aanlegde. NRC trof het aan in het Nationaal Archief in Den Haag. Daar liggen sinds vorige maand dossiers ter inzage van tienduizenden mensen die tussen 1948 en 1998 in de gaten zijn gehouden door de geheime dienst. Ze waren mogelijk een gevaar voor de staat, lid van extremistische groepen of verdacht van spionage. Maar onder hen bevinden zich dus ook bekende politici.
Nederland is dol op de markante man in driedelig streepkostuum
Om zicht te krijgen in de modus operandi van de BVD, hield NRC het dossier van Joseph Luns tegen het licht, controleerde waar mogelijk de feiten en spoorde de laatste getuigen op. Zijn vuistdikke dossier biedt een kijkje in de wereld van de geheime dienst – hoe de BVD te werk ging en hoe politici tot in hun slaapkamer in de gaten zijn gehouden. Het dossier voegt tegelijk onbekende pagina’s toe aan het levensverhaal van Joseph Luns en biedt een nieuwe blik achter de schermen van het landsbestuur, een halve eeuw geleden.
Joseph Marie Antoine Hubert Luns was negentien jaar (1952-1971) minister van Buitenlandse Zaken voor de Katholieke Volkspartij (KVP). Als minister en later als secretaris-generaal van de NAVO schudt hij de hand van acht Amerikaanse presidenten, van Harry Truman tot Ronald Reagan.
Nederland is dol op de markante man in driedelig streepkostuum. Bij een enquête van onderzoeksbureau NIPO in 1969 is Luns de „meest bewonderde levende persoon” van het land, populairder dan tv-presentator Mies Bouwman. Tegelijk klinkt er in de media kritiek op de conservatieve Luns, die sympathie toont voor de militaire regimes in Portugal en Spanje en het apartheidsbewind in Zuid-Afrika. Ook politici in Den Haag zijn uitgekeken op de dominante bewindsman met zijn hese stem.
Zijn eigen KVP is dan ook verheugd met zijn benoeming, in de zomer van 1971, tot secretaris-generaal van de NAVO. Een toppositie voor Nederland. Ook het buitenland reageert positief. The New York Times noemt hem „de nestor van de ministers van Buitenlandse Zaken in de wereld”. Le Figaro spreekt van „een joviale reus, symbool van Hollandse degelijkheid”.
Gepantserde Rolls-Royce
Luns en zijn echtgenote Lia, barones van Heemstra, verruilen de ambtswoning aan Plein 1813 voor een villa aan de Franklin Rooseveltlaan in Brussel. Voortaan wordt hij elke dag vanaf nummer 43 in een gepantserde Rolls-Royce Silver Shadow naar zijn werk gereden.
Dat hij er op dat moment van beschuldigd wordt zich een deel van het antieke interieur uit de Haagse ambtswoning te hebben toegeëigend, is pijnlijk. Buitenlandse Zaken en de BVD hebben de NAVO, na een veiligheidsonderzoek, kort daarvoor laten weten dat aan de nieuwe secretaris-generaal geen risico’s kleven.
Als de meubels uiteindelijk worden aangetroffen in een Haags pied-à-terre van de familie Luns en worden teruggebracht, lijkt de kous af. Maar een halve eeuw later verraadt het Luns-dossier dat er meer aan de hand was dan verdwenen meubels. De witte, roze en blauwe velletjes, de betypte memo’s en handgeschreven notities – alle ‘vertrouwelijk’ of ‘zeer geheim’ – bevatten ook ander belastend materiaal.
Zo duikt in het dossier een informant op die vertelt dat hij met de Haagse nachtclubeigenaar Gerard van den Brink heeft gesproken. In maart 1970, dat is drie maanden voordat Luns naar Brussel vertrekt, vertelt deze nachtclubeigenaar over autoverkoper Robbie van der Lelij die geregeld met een blonde vrouw in zijn zaak komt. De vrouw is eigenlijk de vriendin van minister Luns, beweert Van den Brink, en zij ontmoet de minister geregeld in het buitenland, als hij op dienstreis is.
„Deze vrouw vertelt Van der Lelij altijd wanneer zij weer zo’n afspraak heeft”, zegt de informant. „Ik heb in twee gevallen de mededelingen van Robbie kunnen verifiëren, namelijk toen enige tijd daarna de reis en bestemming van minister Luns bekend werd gemaakt. De reizen gingen naar Bulgarije en de USA”. Luns brengt in mei 1969 een bezoek aan Washington en reist in januari 1970 naar Bulgarije.
De BVD vindt het vermeldenswaardig dat de vrouw een sportauto – merk Renault – van Luns gekregen zou hebben, en noteert uit de mond van de informant: „De vrouw in kwestie is een beschaafd type, vrij klein van stuk, enigszins mollig met goed gevulde boezem, blond haar en een rond gelaat, circa 30 a 32 jaar oud.” Om wie het gaat – en of het klopt – blijft onduidelijk. Van der Lelij is intussen bijna twintig jaar dood, blijkt uit een opgave van het CBG Centrum voor familiegeschiedenis in Den Haag.
In het dossier valt op dat elk gerucht, elke bewering, elk feit wordt genoteerd, tot de boezemomvang van een veronderstelde vriendin toe. Het is onduidelijk of de gegevens kloppen. Slechts hier en daar doet de BVD navraag. Factchecking lijkt geen prioriteit te hebben, althans dat is niet terug te vinden in het dossier.
Het is niet vreemd dat de BVD informatie noteert zonder elk detail te checken, reageert Bob de Graaff, emeritus hoogleraar intelligence en security aan de Universiteit Utrecht. „Je kunt niet alles controleren. Daarnaast is de informatie mogelijk op termijn van belang.” Bovendien liggen er nog dossiers achter slot en grendel bij de AIVD. De Graaff: „Het kan zijn dat daaruit blijkt dat de dienst wel uitgebreid aan factchecking heeft gedaan.”
De interesse in het seksleven van Luns vindt De Graaff niet vreemd. „Je noteert zoiets, maar dat wil niet zeggen dat het meteen als een gevaar gezien wordt. Tegelijk wil de dienst ook niet verrast worden. Situaties waarin iemand chantabel kan worden, hebben de aandacht. Dat is de reden waarom het interessant is om deze informatie te noteren.”
‘Hij is een streber’
Het oudste document in het persoonsdossier van Joseph Luns is uit 1948. Het is nog opgesteld door de Centrale Veiligheidsdienst, de voorloper van de BVD. Luns is dan eerste secretaris van de ambassade in Londen. De top van het ministerie wil „een uitgebreid en discreet onderzoek” naar hem. Waarom dat nodig is, vermeldt het dossier niet.
Luns wordt door de geheime dienst getypeerd als iemand met schulden die vaak op het departement om extra geld komt vragen. „Hij is een vlotte kerel doch een streber; iemand die meent dat hij er recht op heeft om vooruit te komen.” Over het NSB-lidmaatschap van Luns in de jaren dertig wordt niets geschreven. Het dossier bevat daarover alleen krantenknipsels uit 1979, toen dit onthuld werd door het Algemeen Dagblad.
Molly Geertsema
De inventarislijst van het openbaar gemaakte BVD-archief laat zien dat de dienst ook dossiers heeft aangelegd over tientallen andere ministers, staatssecretarissen en Tweede Kamerleden. Dossiers over leden van het Koninklijk Huis staan niet op de lijst – terwijl de dienst toch interesse moet hebben gehad in prins Bernhard, prins Claus of Pieter van Vollenhoven. Het dossier van gebedsgenezeres Margaretha Hofmans is zo goed als leeg, terwijl de ‘Greet Hofmans-affaire’ het Koninklijk Huis in de jaren vijftig deed wankelen.
Iemand die wel een dossier heeft, is Willem (Molly) Geertsema, minister van Binnenlandse Zaken voor de VVD van 1971 tot 1973. Zijn dossier bevat een link naar een andere affaire rond Luns.
Minister Geertsema blijkt bevriend met Rien Werner, een Haagse horecabaas die eerder bij Buitenlandse Zaken werkte. Daar werd hij niet gepruimd, blijkt uit het dossier. Het is mejuffrouw Ockers, het hoofd beveiligingsbureau van het ministerie, die Werner tegenover de BVD in de jaren zestig „een glibberig mannetje” noemt dat door de gangen „sluipt”.
Maar begin jaren zeventig wordt Werner volgens het dossier „politiek betrouwbaar” genoeg gevonden om de geheime dienst van informatie te voorzien. Dat doet hij samen met zijn biseksuele vriend Pieter Wielemaker. Onder het pseudoniem A. Seeland runt hij aan de Piet Heinstraat 96 in Den Haag een praktijk als helderziende en relatiemanager.
Wielemaker is volgens Werner „voor de vorm” getrouwd met een „dame van lichte zeden” die op de eerste verdieping van de Piet Heinstraat 96 een massagehuis drijft. Onder haar klanten zou zich „de heer Luns” bevinden, die aan „sadomasochistische” praktijken zou doen. De BVD-rapporteur: „Wielemaker vindt het in zekere zin wel vervelend, dat iemand als de minister van Buitenlandse Zaken hieraan behoefte gevoelt, maar van de andere kant is het een goede klant.” De rapporteur vindt „dit soort story’s geen opwekkende literatuur”. Toch acht hij zich verplicht „de materie onverkort te melden”. Als het waar is, zou dit de minister chantabel kunnen maken.
Op de begane grond is het in de helderziendenpraktijk van Wielemaker een komen en gaan van prominenten, meldt Werner. Hij vertelt over de echtgenotes van staatssecretaris Hans de Koster (VVD) en de ministers Bé Udink (CHU) en Norbert Schmelzer (KVP). Mevrouw Schmelzer zou zich tot Wielemaker hebben gewend met de vraag hoe en wanneer zij van haar man zal zijn verlost. Schmelzer zou overspel plegen met de vrouw van zijn pr-adviseur.
Niet alles wat Werner zegt, wordt gecontroleerd. Maar dit wel. De BVD doet navraag bij de chef van de zedenpolitie in Den Haag. Die vertelt „zeer vertrouwelijk” dat het anders zit: het is mevrouw Schmelzer die „bepaalde betrekkingen” heeft met de pr-adviseur. Enkele jaren later vertrekt ze bij haar man.
Wielemaker vindt het in zekere zin wel vervelend, dat iemand als de minister van Buitenlandse Zaken hieraan behoefte gevoelt, maar van de andere kant is het een goede klant
BVD-rapporteur
Na een halve eeuw zijn de meeste personen uit de dossiers niet meer in leven, maar de helderziende Wielemaker houdt nog altijd praktijk, zij het niet langer aan de Piet Heinstraat. Op het bordje bij de bel prijken onder elkaar zijn artiestennaam A. Seeland en zijn echte naam, alsof hier een stel woont. Van Wielemaker – 83 jaar oud, 1,90 meter lang, ruim zittende joggingbroek – mag NRC binnenkomen.
Zijn woning lijkt een Marilyn Monroe-museum. Aan de muren hangen honderden foto’s van zijn idool. De rondleiding eindigt bij een kristallen bol in zijn werkkamer, die hij voor zijn waarzeggerspraktijk gebruikt: „Ik had vanochtend nog twee klanten.”
Zijn gehoor laat te wensen over en zijn geheugen is ook niet meer wat het was. Gevraagd naar zijn contacten met prominente Nederlanders noemt Wielemaker onder meer prins Claus, Geertsema en Luns. Over die laatste wil hij wel kwijt dat hij klant was van de massagesalon. Meer helderheid komt er niet. Of hij de agenda’s met al die afspraken nog heeft? „Welnee, die heb ik allang weggegooid. Daar stonden bovendien nooit de echte namen in.”
Vanuit zijn woonplaats Brugge zegt Hubert Luns, de zoon van Joseph, aan de telefoon te weten van de „vrouwengeschiedenissen” van zijn vader. Dat heeft hij uit „meerdere bronnen” gehoord. „Ik wil niet in details treden. Maar de vriendinnen waren „niet op de vingers van twee handen te tellen”. Een van hen was zijn secretaresse, Elisabeth Borgman Brouwer. „Zij was meer dan zomaar een vriendin. Dat was een publiek geheim”, zegt Hubert Luns. „Wij noemden haar BB.”
Miljoenen op de bank
Terug naar 1971. Het laatste bericht over de seksuele escapades van de inmiddels naar Brussel vertrokken minister wordt op 12 oktober opgeborgen in zijn dossier. Een dag later kan het dossier over Joseph Luns alweer uit de kast. Op de stoep van de geheime dienst staat een klokkenluider met brisante informatie. Het is de souschef van de afdeling beveiliging van het ministerie van Buitenlandse Zaken, Jan Hesselink.
De notitie (‘zeer geheim’) van het gesprek met hem begint met de mededeling dat Hesselink „over het volgende absoluut niet mocht spreken, maar dat hij het toch deed omdat de BVD naar zijn oordeel op de hoogte diende te zijn.”
Hesselink vertelt dat na het vertrek van Luns de ambtswoning aan Plein 1813 leegstond en ambtenaren er documenten ontdekten. De gespreksnotitie: „Deze documenten handelden over wapentransacties en wapenleveranties door wapenhandelaren aan Portugal. Uit de documenten bleek dat Luns bij deze transacties betrokken is geweest en daarvoor gelden heeft ontvangen.” Hesselink zegt niet te weten wie de documenten nu in bezit heeft, maar als ze in handen vallen van de pers kan Luns worden „gebroken”.
Als het waar is, dreigt een groot schandaal. Wapens leveren aan Portugal is verboden vanwege een embargo van de VN-Veiligheidsraad uit 1963. Portugal is dan een dictatuur. Dictator Salazar probeert met geweld opstanden in de koloniën Mozambique en Angola neer te slaan.
De beschuldiging is ook brisant, omdat een Nederlands staatsbedrijf in 1961, op het moment dat de oorlog in Angola en Mozambique begint, in het geheim AR-10 geweren leverde aan Portugal. Dit blijkt uit een leveringsoverzicht dat het Militair Museum in Soest bezit. De 1.556 Nederlandse AR-10’s worden in Afrika door Portugese commando’s gebruikt. Dat was destijds niet bekend.
Er waren wel Kamerleden die in die tijd vermoedden dat Nederland wapens leverde aan Portugal. Maar als ze Luns daar in 1969 in een commissievergadering naar vragen reageert die cryptisch: „Dat is nooit aangetoond.” En eind 1970 verzekert Luns de Kamer dat Nederland het wapenembargo respecteert.
De BVD wil van klokkenluider Hesselink, die met het wapenverhaal aan kwam zetten, weten of het geen geruchten zijn. De sous-chef vertelt dat het zeker is. „Hier wordt gezegd dat Luns zijn miljoenen in Zwitserland op een bank heeft staan.” De ambtenaar meldt tegelijk dat de zaak bij Buitenlandse Zaken al is „getoetoept”. Dat is Indisch-Nederlands voor in de doofpot gestopt.
Dat geldt ook voor de meubels die Luns en enkele ambtenaren uit de ambtswoning hebben meegenomen. Hesselink vertelt dat de verdenking „diefstal” is aangepast in „zonder toestemming in bruikleen hebben”. Ze hebben de goederen ingeleverd. De kamer van mejuffrouw Ockers stond er vol mee.
Het is deze Ada Ockers, hoofd beveiligingszaken, die de belastende documenten zegt te hebben gezien. Een paar dagen later zal ze tegen BVD-baas Andries Kuipers uitvoerig vertellen wat ze op zaterdag 2 oktober 1971 gelezen heeft in de ambtswoning. Kuipers tikt er een ‘zeer geheim’ verslag van. Ockers vertelt hem dat ze de stukken aantrof in de eetkamer en in de blauwe salon. Het verslag: „In de ene kist een map met bankrekeningen, Bank of New York, Bank of America, New York City Bank, een Belgische bank, een Franse bank, een Londense en een te Genève. Stortingsbedragen somtijds tonnen in enkele maanden, vooral de New York Bank en die van Genève. Grootste geziene post $800.000.”
Alle luiken dicht
Maar er was ook een tweede map in de oude ambtswoning van Luns, die bevat correspondentie met een vriend van hem, Arnoud van Thiel Coovels. Hij woont in Portugal. Ockers herinnert zich zinnetjes als „Je gaat nu naar Lissabon. Probeer vast wat geld mee te krijgen.” En: „Je hebt daar nu driekwart miljoen aan overgehouden. Je moet mij niet met drie ton afschepen.”
Van Thiel dringt, aldus het verslag, aan om het geld over te maken via een Zwitserse bank, zodat „diensten” dat niet kunnen achterhalen: „Moest eerst op de rekening van Luns, dan overschrijven op Van Thiel. Herhaaldelijke klacht van Van Thiel dat L. hem tekort deed. Bezoek aan Lissabon deed L. via Brussel of Londen.”
De twee vrienden corresponderen vervolgens over „een kwart miljoen voor FJ op een bankrekening in Zwitserland”. Verder gaat het over reizen naar Beiroet en Boekarest. Luns schrijft dat hij in Praag was en dat hij „de zaak heeft kunnen regelen en ook niet op de ambassade is geweest – in de hoop dat het dan ook niet ontdekt wordt (…).” Elders staat: „Bedoelde zending is in Mozambique aangekomen” en „Ik heb in Beiroet gehoord dat de zending in Angola is aangekomen.”
BVD-hoofd Andries Kuipers laat doorgaans de dagelijkse leiding over aan zijn plaatsvervanger. Maar deze kwestie heeft zijn persoonlijke aandacht.
Hij staat in 1971 vier jaar aan het roer van de BVD. In de Tweede Wereldoorlog zat Kuipers, zoals veel collega’s, in het niet-communistische verzet. Hij was lid van een verzetsgroep die militaire inlichtingen verzamelde. Het verhaal wil dat Kuipers verkleed als Duitse officier een rit langs de Atlantikwall maakte met veldmaarschalk Erwin Rommel – terwijl hij geen woord Duits sprak.
Onder Kuipers’ bewind straalt de BVD openheid uit. De dienst verschijnt in het telefoonboek en Kuipers geeft luchtige interviews. Tegen weekblad Haagse Post vertelt hij in mei 1971: „Sommige mensen voelen zich niet happy als hun naam niet in de boeken van de BVD staat genoteerd. Ik heb mensen ontmoet die teleurgesteld waren dat ze niet afgeluisterd waren.”
In de kwestie-Luns blijven echter alle luiken gesloten. Uit het dossier blijkt dat Kuipers de zaak naar zich toetrekt, in overleg met minister-president Barend Biesheuvel (ARP) en minister Norbert Schmelzer, partijgenoot van Luns. Schmelzer volgt Luns op als minister van Buitenlandse Zaken.
Anders dan bij de verdwenen meubels blijft de Rijksrecherche buiten beeld. Althans, daarover staat niets in de stukken. De BVD-chef gaat in zijn eentje op onderzoek uit en legt zijn gesprekken vast in geheime verslagen. Daarvan maakt hij telkens maar één exemplaar, dat hij opbergt in de kluis op zijn werkkamer.
Dat Kuipers in het geheim op pad gaat, is opmerkelijk. Na de beschuldigingen van corruptie en wapenhandel hadden Biesheuvel en Schmelzer aangifte moeten doen bij het Openbaar Ministerie. Immers, artikel 162 Wetboek van Strafvordering verplicht ambtenaren in die tijd tot aangifte bij elk strafbaar feit „waarmee zij in de uitoefening van hun bediening worden geconfronteerd”. Niets in het dossier wijst erop dat het OM hierbij betrokken wordt.
Mejuffrouw Ockers is overstuur
In een van zijn verslagen schrijft Kuipers dat hij op 26 oktober 1971 premier Biesheuvel spreekt over „de verdenkingen van duistere financiële praktijken” van Luns. Biesheuvel vraagt hem met spoed mejuffrouw Ockers te bellen. Zij kan Kuipers de bewijsstukken bezorgen.
Kuipers praat met Ockers en bezoekt met haar de leegstaande ambtswoning. Als ze de stukken wil aanwijzen, kan ze die niet meer vinden. Kuipers noteert na zijn gesprek met Ockers haar verklaring: „Vermoedelijk had mr. Luns (…) de ambtswoning bezocht en de compromitterende mappen meegenomen. Zij was er van overstuur geweest.”
De BVD-chef hecht weinig geloof aan het verhaal van Ockers. „Zij kan niet vertellen wat de rol van Mr. Luns zou zijn geweest, noch waarom hij zou zijn beloond.” Hij staakt zijn onderzoek en schrijft: „Het verhaal is dermate inexact dat niet valt vast te stellen hoe laakbaar in dit geval het gedrag van Mr. Luns is geweest.”
Geen ministers inlichten
Luns zelf wordt – het is inmiddels 1 november 1971 – op gesprek gevraagd in Den Haag. Tegenover Biesheuvel en Schmelzer wijst hij, volgens een verslag in het dossier, alle beschuldigingen van de hand. Als de NAVO-chef weer in zijn Rolls-Royce zit, op weg naar Brussel, overlegt de BVD-chef met Biesheuvel en Schmelzer.
Kuipers doet de „aanbeveling” de zaak te laten rusten. Hij heeft „veel wantrouwen” over wat Ockers beweert. Volgens hem zou ze ook nog gezegd hebben dat de Amerikaanse, Engelse en Belgische diensten op de hoogte zijn, en dat ze contact had gehad met die diensten. Dat lijkt Kuipers onmogelijk. Hij eindigt: „Op mijn advies besloten de ministers vervolgens de zaak als afgedaan te beschouwen en geen andere ministers in te lichten.”
Emeritus hoogleraar Bob de Graaff noemt dit „het grote nieuws” uit het dossier-Luns. Het is volgens hem ongekend dat minister van Binnenlandse Zaken Geertsema niet wordt geïnformeerd. „Hij is de politieke baas van de BVD. Dat juist hij er buiten gehouden wordt, wekt het vermoeden dat de dienst eigenmachtig opereerde.”
Een doofpot kan De Graaff niet uitsluiten, zegt hij. „Hier wordt een beveiligingsambtenaar wel heel gemakkelijk weggezet als iemand die spoken heeft gezien. Tegelijk is het landsbelang groot. Een internationaal schandaal brengt de net verworven positie in de NAVO in gevaar.”
Joseph Luns schrijft op 2 november 1971 vanuit Brussel, op briefpapier van de NAVO, nog een boze brief. Hij wil dat de snuffelende ambtenaren strafrechtelijk worden vervolgd. Maar zijn partijgenoot Schmelzer gaat er geen zaak van maken, antwoordt hij. „Mede nu er geen gevaar voor enige ruchtbaarheid lijkt te bestaan en ik dus geen reden zie voor vrees dat je eigen goede naam in het geding komt, meen ik dat het instellen van een onderzoek of van vervolging niet erg zinvol kan zijn, maar daarentegen zelfs ongewenste effecten kan hebben.”
Geertsema is de politieke baas van de BVD. Dat juist hij er buiten gehouden wordt, wekt het vermoeden dat de dienst eigenmachtig opereerde
Bob de Graaff emeritus hoogleraar
Zo verdwijnt de zaak buiten beeld. De rest van het kabinet krijgt niets te horen, blijkt uit de notulen van de ministerraad. Dat gebeurt pas nadat De Telegraaf op 13 januari 1972 meldt dat oud-minister Luns opheldering heeft moeten geven over „een bankrekening in New York”, terwijl er niets aan de hand was. „Mr. Luns heeft deze verdenkingen direct kunnen ontzenuwen.”
Minister Schmelzer geeft daarna alsnog tekst en uitleg in de ministerraad, maar is zuinig met de feiten. Dat het om mogelijke corruptie en wapenhandel gaat, horen de ministers niet. Schmelzer vertelt ook niet dat hij en de minister-president al in oktober op de hoogte waren en dat ze niet het OM, maar het hoofd van de BVD naar de kwestie hebben laten kijken.
Wat de krantenkolommen beheerst, is dat ambtenaren hebben rondgesnuffeld in privéspullen van de familie Luns. „De onverkwikkelijke gang van zaken rond het kraken van het privéarchief” van de NAVO-secretaris-generaal heeft „politiek Den Haag diep geschokt”, schrijft De Telegraaf.
De kwestie heeft geen gevolgen voor Joseph Luns. Hij is onverminderd populair en zal nog dertien jaar secretaris-generaal van de NAVO blijven. Het hoofd van het bureau beheer gebouwen, dat meubels meenam en dreigde Luns erbij te lappen, blijft tot zijn pensioen bij Buitenlandse Zaken. Hij wordt later bevorderd en krijgt een lintje.
Ada Ockers en klokkenluider Jan Hesselink halen ook hun pensioen bij het ministerie. Ockers en Hesselink zijn overleden. Hesselinks oudste zoon Erik zegt dat zijn vader thuis „met geen woord” gesproken heeft over de affaire. „Ik hoor het nu voor het eerst.” Dat hij naar de BVD stapte, past bij het karakter van zijn vader. Erik Hesselink: „Hij was recht door zee. Zei waar het op stond, of het nou tegen een matroos was of tegen een admiraal.”
De BVD bergt eind 1971 het dossier op van Rien Werner, de informant met de tips over de escapades van Luns. Daarbij worden „de namen der vooraanstaande figuren” verwijderd, staat in een handgeschreven notitie. De map gaat ook niet naar het reguliere archief, maar belandt in de brandkast van BVD-chef Kuipers.
Drie jaar later verbreekt de BVD de band met Werner. De informatie die hij doorgeeft, is „van generlei of zeer betrekkelijke waarde”, staat in zijn dossier. Werner krijgt „een flesje sherry (fl. 3,98) onder dankzegging voor de bewezen diensten”.
Werners vriend, helderziende Pieter Wielemaker, vertrekt daarna uit de Piet Heinstraat en begint elders in Den Haag een praktijk. In het verlaten pand komt een winkel in schilderijen, kunst en religieuze artikelen. Naam van die winkel: De Doofpot.